Geïllustreerde flora van Nederland

Handleiding voor het bepalen van de naam der in Nederland in het wild groeiende en verbouwde gewassen en van een groot aantal sierplanten

[p. 658]

Brandwindefamilie.
Loasaceeën, Loasaceae.

Deze Zuid-Amerikaansche familie heeft veelal brandharen, volkomen gelijk aan die der Brandnetels: ze eindigen in een knopje (zie fig.), dat bij aanraking afbreekt, waarna de scherpe punt in de huid dringt en daarin het bijtende vocht, dat in het haar bevat was, uitstort, wat een brandende pijn veroorzaakt.

Geslacht: Blumenbachia.

De 5 kroonbladeren zijn bootvormig en bergen in 't begin van den bloei 5 groepen van meeldraden, die zich later oprichten en over den stamper heen buigen. Bovendien zijn er nog 5 ‘bijkroonbladeren’, eigenlijk ontstaan elk door de samengroeiïng van 3 onvruchtbare meeldraden, waarbinnen nog 2 zulke meeldraden staan. Dit alles vormt een honingtoestel, ongeveer als bij Parnaskruid (blz. 646). Zie fig. De vrucht is gedraaid. Zie fig.

Van dit geslacht is te Amsterdam in 1908 een soort, als opslag in een tuin, gevonden. Wellicht kan ze zich verspreiden. Bloemkroon wit, honingtoestellen met helderrood honingmerk (in de fig. zwart). Bladeren enkelvoudig, maar diep ingesneden. Zie fig.

Zuid-Amerikaansche Brandnetel, B. insignis