Geïllustreerde flora van Nederland
(1909)–Eli Heimans, Hein Willems Heinsius, Jac. P. Thijsse– Auteursrecht onbekendHandleiding voor het bepalen van de naam der in Nederland in het wild groeiende en verbouwde gewassen en van een groot aantal sierplanten
Kornoeljefamilie.
| ||||||||||||||||
Geslachtentabel.
| ||||||||||||||||
Geslacht: Kornoelje, Cornus.Bloemenklasse: A. Zie de opmerkingen aan het einde. | ||||||||||||||||
1
| ||||||||||||||||
2
Bij alle drie de laatstgenoemde soorten wordt in den winter de schors der takken helder rood, waarom ze hoofdzakelijk in parken worden gekweekt. De bloempjes (ook die van C. mas) zijn niet altijd tweeslachtig, ook wel eens mannelijk of vrouwelijk. Een schijf rondom het vruchtbeginsel zondert honing af. Bezoekers: vliegen en kevers. De vruchten van de Gele Kornoelje worden gegeten en ingemaakt; ook de vogels zijn er dol op. | ||||||||||||||||
Geslacht: Aucuba, Aucuba.Altijd groen heestertje, meestal met groen en geel gevlekte, dikke bladeren. Aan den top der takken kleine pluimen van bruine bloemen, op de eene plant stamperbloemen, op de andere meeldraadbloemen (tweehuizig). Roode steenvrucht. De bloemen worden door vliegjes bestoven. Uit Japan. Mei-Juni. Aucuba, Au. japonica |
|