De Hulst, Ilex Aquifolium.
Zeer veel aangeplant en ook nog wel wild in echte bosschen. Kelk 4- tot 5-tandig, bloemkroon 4- tot 5-deelig met vlak uitgespreide slippen (stervormig). Meeldraden en stempels in gelijk aantal als de kroonslippen. In sommige bloemen zijn de meeldraden, in andere de stampers onvruchtbaar, ze zijn dus eigenlijk eenslachtig, en, daar alle bloemen op éénzelfden struik gelijk zijn, is de Hulst dus tweehuizig. Vliegen bewerken de kruisbestuiving. De roode, soms gele vrucht wordt door lijsters gegeten, meestal pas in 't laatst van den winter.
De bladeren hebben een stekeligen rand (bescherming tegen dierenvraat). Het moet nog aan echt wilde planten onderzocht worden, of werkelijk, zooals beweerd wordt, boven 't bereik van vee of herten de bladeren geen stekels meer vertoonen. In tuinen en parken vindt men vaak variëteiten zonder of met zeer weinig stekels; ook bestaat er een verscheidenheid, waarbij ook de bladvlakte met stekels bezet is: de Egelhulst, Ilex Aquifolium ferox.