| |
| |
| |
Hertshooifamilie.
Hypericaceeën, Hypericaceae.
Gemakkelijk herkenbare familie, door de tegenoverstaande bladeren, die haast alle, bij doorvallend licht, doorschijnende stippeltjes (olieklieren) vertoonen en door de talrijke meeldraden, die aan hum voet tot 3 (zelden meer) bundels vereenigd zijn. Daartusschen staat de stamper met even zooveel stijlen.
| |
Geslacht: Hertshooi, Hypericum.
De bloemen van de meeste Hertshooisoorten scheiden geen honing af, maar worden toch, om het stuifmeel, door velerlei insekten bezocht; bloemklasse Po. Niet alleen de heldergele kroonbladeren, maar ook de evenzoo gekleurde meeldraden dragen er toe bij om de bloemen in 't oog te doen loopen. De vluchtige olie in de bladeren beschermt de planten tegen het vee en andere plantenenetende dieren. Ook aan de kelk- en kroonbladeren komen olieklieren voor, soms zwart van kleur. Zie fig. De inheemsche soorten zijn kruidachtige planten; tot dit geslacht behooren echter ook eenige sierheesters. Zie Aanh., blz. 542.
| |
1
a. |
Heester, in parken gekweekt. Meestal 5 stijlen. Zie Aanh., blz. 542. |
|
b. |
Stengel niet houtig, dus kruidachtige plant. Stijlen 3. |
2 |
| |
| |
| |
2.
a. |
Wollig behaard plantje, aan of zelfs in het water groeiende. De bloempjes zijn alleen 's middags bij zonneschijn geopend en hebben 3 bundels van tot over de helft saamgegroeide meeldraden. Moerassige veen- en heidestreken.
z. ♃ Moerashertshooi H. helodes |
|
b. |
Plant onbehaard of met zachte haartjes, maar niet viltig. Meeldraden alleen aan den voet saamgegroeid. |
3 |
| |
3
a. |
Dunne, liggende stengeltjes. Meeldraden niet zoo talrijk als bij de andere soorten. Bloempjes in de bladoksels. Vochtige zandgronden.
z. ♃ of ☉ Liggend Hertshooi, H. humifusum |
|
b. |
Stijve, rechtopstaande planten. |
4 |
| |
4
a. |
De kelkblaadjes (met de kroonbladeren) hebben een zoom van gesteelde klierknopjes. Zie fig. beneden. |
5 |
b. |
Kelkblaadjes met gaven rand, zonder knopjes. |
7 |
| |
5
a. |
De stengel en de nerven op de achterzijde dor bladeren zijn meer of minder donzig behaard. Bladeren dikwijls 2 cM. en meer lang, met een zeer kort steeltje. De bloemen staan in groot aantal bijeen in langwerpige pluimen en zijn bleekgeel. In bosschen, onder struikgewas. z.z.z. ♃ Ruig Hertshooi, H. hirsutum |
|
b. |
Stengel en bladeren onbehaard en ongesteeld. |
6 |
| |
6
a. |
Bloemen dicht opeen aan de toppen der stengels. Zie fig. De lagere bladeren zijn ruim 2 cM. lang en meer dan 1 cM. breed en hebben van achteren langs den rand een rij zwarte klierpuntjes. In droge bosschen, onder struikgewas.
z.z.z. ♃ Berghertshooi, H. montanum |
|
| |
| |
b. |
Bloemen ver uiteen staande, op lange stelen. Zie fig. Bladeren zelden veel langer dan 1 cM., gewoonlijk zonder zwarte puntjes langs den rand, van achteren grijsgroen. Groeiplaatsen als de vorige.
z. ♃ Fraai Hertshooi, H. pulchrum |
|
| |
7 (4)
a. |
Stengel vierkant. Bladeren veelal langer dan 2 cM. |
8 |
b. |
Stengel rond, alleen met twee overlangs loopende lijsten. Zie fig. stengeldoorsnede. Bladeren gewoonlijk korter dan 2 cM. Algemeen op droge gronden.
♃ Sint Janskruid, H. perforatum |
|
| |
8
a. |
De stengel heeft 4 breede, overlangs loopende lijsten (vleugels; zie fig. stengeldoorsnede). Bladeren met talrijke doorschijnende puntjes (oliekliertjes). Kelkbladeren zeer spits, zie fig. Slootkanten en moerassige plaatsen, niet zeer algemeen.
♃ Gevleugeld Hertshooi, H. tetrapterum |
|
b. |
Stengel ongevleugeld, zie fig. stengeldoorsnede. Bladeren met weinig, maar groote olieklieren. Kelkbladeren stomp. Groeiplaatsen als de vorige.
z. ♃ Kantig Hertshooi, H. quadrangulum |
|
| |
Aanhangsel.
In parken en tuinen kan men verschillende heesterachtige Hertshooisoorten aan troffen, o.a.:
a. |
Vijf stijlen, die veel langer zijn dan het vruchtbeginsel. Bladeren eenigszins leerachtig, 's winters groen blijvend, 3-8 cM. lang en half zoo breed. Bloemen 6-8 cM. groot, afzonderlijk aan de toppen der takken. Uit Griekenland en het Oosten. Halfheester. Fig. volgende blz. Grootbloemig Hertshooi, H. calycinum |
|
| |
| |
b. |
Vijf stijlen, niet langer dan het vruchtbeginsel. Bladeren eenigszins leerachtig, 2-5 cM. lang en half zoo breed. Bloemen tot 4 cM. groot, meestal in groepen van 3 aan de toppen der takken. Kroon aanvankelijk klokvormig, later uitgespreid. Uit Oost-Azië. ♄ Uitgespreid Hertshooi, H. patulum |
|
| |
| |
|
|