| |
| |
| |
Sterremuurfamilie.
Alsineeën, Alsineae.
Deze familie wordt soms met de vorige vereenigd tot die der Caryophyllaceeën. Ook zij heeft tweearmige (gevorkte) bijschermen. Zie fig.
Kruidachtige eenjarige of overblijvende planten, meestal met kruiswijs geplaatste bladeren. (Een uitzondering wordt gevormd door Hardbloem, Breukkruid en Riempjes, die met Grondster wel tot een afzonderlijke familie, die der Paronychieeën vereenigd worden.) De kelk is vier- of vijfbladig; de kroon eveneens, doch soms afwezig. Meestal twee kransen van 4 of 5 meeldraden. Soms ontbreekt één krans en bij Muur e.a. zijn vaak slechts 2 of 3 meeldraden normaal ontwikkeld. De stamper is bovenstandig en heeft twee tot vijf stijlen. De vrucht is een doosvrucht met centralen zaaddrager en openspringend met 4-10 tanden. In den regel zijn de bloemstelen tijdens het rijpen der vrucht teruggeslagen. Na rijping gaan zij weer rechtop staan. De bloemen zijn doorgaans proterandrisch (zie blz. 415), doch bij verreweg de meeste is ook zelfbestuiving mogelijk.
| |
Geslachtentabel.
1
a. |
Bladeren elk afzonderlijk, verspreid. |
2 |
b. |
De meeste bladeren staan 2 aan 2, kruiswijs, of (schijnbaar) in kransen. |
3 |
| |
2
| |
| |
| |
3
a. |
De kroonblaadjes zijn diep ingesneden. |
4 |
|
b. |
Bloemkroonblaadjes niet diep ingesneden of afwezig. |
6 |
|
| |
| |
5
a. |
Bloemkroonblaadjes zeer diep ingesneden, zoodat er schijnbaar tien zijn. Zie fig. Blz. 434, Watermuur |
|
|
b. |
De insnijdingen der bloemkroonblaadjes gaan niet verder dan halfweg. Zie fig. Blz. 434, Hoornbloem |
|
| |
6 (3)
a. |
De bloemkroon ontbreekt of de bloemkroonblaadjes zijn haarfijn. |
7 |
|
b. |
Bloemkroon aanwezig en niet zoo fijn. |
10 |
| |
7
a. |
Kelkblaadjes geheel wit, bloemen in kluwens in de oksels der bladeren. Blz. 428, Grondster |
|
|
b. |
Kelkblaadjes, althans aan de buitenzijde, groen. |
8 |
| |
| |
| |
10 (6)
| |
| |
b. |
Bloemkroonblaadjes gaaf. |
11 |
| |
11
a. |
Bloemen viertallig. |
12 |
|
b. |
Bloemen vijftallig. |
13 |
| |
| |
13
a. |
Bladeren vlak. Figuren hiernaast. |
14 |
|
b. |
Bladeren smal, haast draadvormig. Fig. onderaan. |
15 |
| |
| |
15
a. |
Aan den voet der stengelbladeren bevinden zich kleine, vliezige steunblaadjes. |
16 |
|
b. |
Geen vliezige steunblaadjes. |
17 |
| |
| |
17
| |
| |
| |
Geslacht: Riempjes, Corrigiola.
Kruipend plantje met dunne, vertakte stengels en smalle, meest blauwgroene blaadjes. Bloemen in groepjes bijeen in de oksels der bladeren en aan 't eind der takken, wit, klein. Zandgrond. Juli-October.
☉ Riempjes, C. littoralis
| |
Geslacht: Breukkruid, Herniaria.
a. |
Kruipend plantje met groepen van kleine, geelgroene bloempjes in de oksels der bladeren. Kroonblaadjes draadfijn. Bladeren en kelk onbehaard. Zandgrond. Juli-October. ☉ Breukkruid, H. glabra |
|
b. |
Als a, maar de kelk behaard en de bladeren aan den rand met haren: gewimperd.
z.z. ☉ Gewimperd Breukkruid H. ciliata |
|
c. |
Als a, maar de bladeren behaard en gewimperd, ook de kelk stijf behaard.
z.z. ☉ Behaard Breukkruid H. hirsuta |
|
| |
Geslacht: Grondster, Illecebrum.
Kruipend plantje met ronde, roode stengeltjes, glimmende, eironde blaadjes en witte bloempjes, dicht opeen in de bladoksels. Bloemkroon ontbreekt, de kelkblaadjes zijn dik, wit en puntig. Zandgrond. Juni-October.
♃ Grondster, I. verticillatum
| |
Geslacht: Hardbloem, Scleranthus.
a. |
De kelkslippen hebben maar smalle witte randjes, daardoor lijkt de bloem groen. Laag plantje, sterk vertakt en met smalle blaadjes. Zandgrond. Juni-October.
☉ en Eenjarige Hardbloem S. annuüs |
|
| |
| |
b. |
De kelkslippen hebben zeer breede witte randen, daardoor lijken de bloempjes wit. Zandgrond. Mei-October. ♃ Overblijvende Hardbloem, S. perennis |
|
| |
Geslacht: Vetmuur, Sagina.
1
a. |
Kelk en bloemkroon vijfbladig, meeldraden vijf. De vruchtdoos heeft 5 tandjes. |
2 |
|
b. |
Bloemen viertallig. |
3 |
| |
2
a. |
Klein plantje met dicht bebladerde stengels en lang gesteelde bloempjes. De bladeren niet van elkander in vorm en grootte verschillend. Kroonblaadjes weinig of niet grooter dan de kelkblaadjes. Zandgrond. Juli-Augustus. z. ♃ Priemvetmuur, S. subulata |
|
|
b. |
De bladeren aan 't bovenste deel van den stengel zijn veel korter dan de onderste. Kroonblaadjes grooter dan de kelkblaadjes. Zandgrond. Juli-September.
♃ Knoopige Vetmuur S. nodosa |
|
Komt voor in 3 vormen: gewoon (genuïna), met klierharen (glandulosa) en met de bladeren vleezig en zeer dicht opeen (moniliformis). De laatste vorm is zeldzaam.
| |
3
a. |
Stengels liggend, aan den voet met bijworteltjes, kelkblaadjes stomp, bladeren kaal. Bloemkroon wit, ontbreekt soms. Zandgrond, op muren, tusschen straatsteenen. Mei-October.
♃ Liggende Vetmuur, S. procumbens |
|
Wisselt sterk af in vorm en grootte der bladeren, al naar verschil in belichting, vochtigheid en zoutgehalte van de standplaats.
| |
| |
b. |
Stengels rechtop, kelkblaadjes stomp, bladeren kaal. Zilte zandgrond. Juni-September.
z. ☉ Stijve Vetmuur, S. stricta |
|
c. |
Stengels rechtop, buitenste kelkblaadjes spits, bladeren meestal gewimperd. Zandgrond en bouwland. Mei-September. ☉ Groenbloemvetmuur, S. apetala |
|
| |
Geslacht: Spurrie, Spergula.
a. |
Bladeren aan de onderzijde met een lengtegroef. Zaden met smallen vleugelrand. Op zandgrond, ook gekweekt. Juni-September. ☉ Spurrie, S. arvensis |
|
b. |
Bladeren zonder lengtegroef, zaden breed gevleugeld. Zandgrond. April-Mei.
z. ☉ Heidespurrie S. Morisonii |
|
| |
Geslacht: Schijnspurrie, Spergularia.
1
a. |
Stengels en bladeren dun, liggend. Bloemkroon klein, kelkblaadjes vliezig, alleen in 't midden groen. Graanvelden. Juni-Juli. ☉ Koren-schijnspurrie, S. segetalis |
|
b. |
Stengels en bladeren dik, de toppen rechtop. |
2 |
| |
2
a. |
Zaden ongevleugeld, bladeren aan weerszijden vlak, bloemkroon rozerood. Akkers, wegen, dijken en zandgrond. Mei-Sept.
☉, en ♃ Roode Schijnspurrie, S. rubra |
|
b. |
Zaden gevleugeld of ongevleugeld, bladeren aan één kant of aan beide kanten [...]. |
3 |
| |
3
a. |
Zaden breed gevleugeld; de rijpe vrucht steekt ver buiten den kelk uit, Bloemkroon rozerood of wit. Op zilten grond, Juli-October.
♃ Gerande Schijnspurrie, S. marginata |
|
| |
| |
b. |
Zaden weinig of niet gevleugeld, doosvrucht weinig langer dan de kelk. |
4 |
| |
4
a. |
Bladeren aan de bovenzijde vlak, aan de onderzijde bol. Zilte gronden. Mei-September.
☉ en Zee-schijnspurrie, S. media |
|
b. |
Bladeren aan weerszijden bol. Zilte gronden. Mei-September. ☉ en Zilte Schijnspurrie S. salina |
|
| |
Geslacht: Zeepostelein, Ammadenia.
Uit een kruipenden stengel komen vele rechtopstaande takken, dicht met ongesteelde, vleezige bladeren bezet. Bloemen wit of groenachtig. Strandplant, Juni-Augustus.
♃ Zeepostelein, A. peploides
| |
Geslacht: Heggekruid, Alsine.
Rechtopstaande, fijne stengel met draadvormige bladeren. Kelkbladeren spits, langer dan de kroonbladeren, doch korter dan de drie- of vierkleppige doosvrucht. Akkers. Juni-Juli.
z. ☉ Heggekruid, A. tenuifolia
Niet altijd zijn alle tien de meeldraden aanwezig.
| |
Geslacht: Boschzandkruid, Moehringia.
Stengel recht of opstijgend. Bladeren gesteeld, breed, met 3 of 5 lengtenerven. Bloemkroon wit, korter dan de kelkblaadjes. Bosschen en vochtige zandgrond. Mei-Juli.
☉ Boschzandkruid, M. trinervia
Bij deze soort worden de stempels eerder rijp dan de meeldraden (proterogynie). Eén meeldradenkrans ontbreekt dikwijls.
| |
| |
| |
Geslacht: Zandkruid, Arenaria.
Rechtopstaande, rijk vertakte stengel met ongesteelde, spitse, eironde blaadjes. Kelk en de bovenste stengeldeelen meestal met klierhaartjes. Zandgrond. Mei-Augustus.
☉ en Zandkruid, A. serpyllifolia
| |
Geslacht: Heelbeen, Holosteüm.
Stengels en bladeren blauwgroen. Bloempjes wit (zelden rozerood), in schermen aan den top der stengels. Bloemstelen tijdens het rijpen der vruchten teruggeslagen. Zandgrond, wegen en dijken. Maart-Mei.
z. ☉ en Heelbeen, H. umbellatum
Soms zijn slechts twee meeldraden aanwezig.
| |
Geslacht: Sterremuur, Stellaria.
1
a. |
Stengel vierkant. |
2 |
b. |
Stengel rond of aan één zijde kantig. |
5 |
| |
2
a. |
Bladeren lang en smal, spits, grasachtig. |
3 |
b. |
Bladeren lancetvormig (zie fig,), kroonblaadjes veel kleiner dan de kelkblaadjes. Slootkanten en moerassen. Mei-September. ♃ Moerasmuur, S. uliginosa |
|
| |
3
a. |
Kroonbladeren niet verder ingesneden dan tot op de helft. Bladeren ruw en stijf, zoodat de omgevallen plant er op steunen kan. Bosschen en hagen. April-Juni. ♃ Grootbloemmuur S. Holostea |
|
b. |
Kroonbladeren tot aan hun voet ingesneden. |
4 |
| |
| |
| |
4
a. |
Stengel en bladeren blauwgroen; bloeiwijze armbloemig, bloemen vrij groot, de kroonblaadjes langer dan de kelk; schutblaadjes kaal. Vochtige plaatsen. Mei-September. ♃ Zeegroene Muur, S. glauca |
|
Zeldzaam is de variëteit virescens, bij welke de bloemen, slechts enkele in getal, zeer groot zijn.
b. |
Stengel en bladeren grasgroen; bloeiwijze rijkbloemig, bloemen klein, de kroonblaadjes ongeveer even lang als de kelk; schutblaadjes gewimperd. Op vochtige plaatsen, akkers, en langs wegen. Mei-Juli.
♃ Grasmuur, S. graminea |
|
| |
5 (1)
a. |
Kroonblaadjes langer dan de kelk, meeldraden alle tien aanwezig. Bosschen en heggen. Mei-Juni.
z.z. ♃ Boschmuur, S. nemorum |
|
|
a. |
Kroonblaadjes korter dan de kelk, soms even lang; de tien meeldraden zijn haast nooit alle aanwezig, meestal zijn er niet meer dan drie. Akkers, tuinen en ruigten, bloeit het geheele jaar. ☉ Muur, S. media |
|
Een der meest algemeene onkruiden; de zaden ontkiemen kort na 't uitstrooien, zoodat in één jaar verscheidene geslachten elkander kunnen opvolgen. Langs de stengels bevindt zich een rij haren voor waterafvoer, misschien ook voor wateropname.
| |
Geslacht: Moenchia, Moenchia.
Klein blauwgroen, onbehaard plantje, stengel rechtop, met één of twee bloemen bovenaan, kelkbladeren spits, veel langer dan de kroonblaadjes. Zandgrond. April-Mei.
z.z. ☉ Moenchia, M. erecta
| |
| |
| |
Geslacht: Watermuur, Malachium.
Flinke plant met lange, liggende of klimmende stengels en breede, groene bladeren; de onderste gesteeld. Bloemen groot, de kroonblaadjes grooter dan de kelkblaadjes, tot hun voet ingesneden. Vochtige plaatsen. Juni-October.
♃ Watermuur, M. aquaticum
Komt ook voor met alleen vrouwelijke bloemen en heeft dan heel kleine, onontwikkelde meeldraden en kleine kroonblaadjes, nauwelijks zoo groot als de kelkblaadjes.
| |
Geslacht: Hoornbloem, Cerastium.
1
a. |
Kroonblaadjes ongeveer even lang als de kelkblaadjes of korter. |
2 |
b. |
Kroonblaadjes veel langer dan de kelkblaadjes. Stengel en bladeren kort behaard. Kelk der uitgebloeide bloemen omlaaggebogen. Zandgrond. April-Juli.
♃ Akkerhoornbloem, C. arvense |
|
Komt ook voor met kleine vrouwelijke bloempjes.
| |
2
a. |
Klein, geelgroen plantje. Bloemen in den regel met 5 meeldraden. Kelkblaadjes en schutbladeren met breede, vliezige randen, de heele plant kleverig behaard. Zandgrond. Maart-Juni.
☉ en Zandhoornbloem, C. semidecandrum |
|
b. |
Plant 1-4 dM. hoog, zacht behaard. Meestal tien meeldraden, kelkblaadjes en schutblaadjes vliezig, bloempjes los. Dijken, wegen, akkers. April-October. Fig. blz. 425. ☉ en ♃ Hoornbloem C. triviale |
|
c. |
Als de vorige, maar de takken der bloeiwijze zeer kort, zoodat de bloempjes dicht opeen staan, kelkblaadjes en schutblaadjes niet vliezig. Wegen en dijken. Zandgrond. Mei-September.
☉ en Kluwenhoornlbloem, C. glomeratum |
|
|
|