Moet je horen!(1952)–Piet Heil– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] De uitverkoop Daar heb je mevrouw Konijn. Ze wil een staart van zijde. En waar kan ze dan beter zijn dan op de Grote Weide? Want daar is juist een uitverkoop van allerhande staarten. De dieren lopen er te hoop en kijken op de kaarten. ‘Een mooie pluim,’ zo lees je daar, ‘kost vijftig beukenootjes.’ De kopers roepen door elkaar en dringen met hun pootjes. Mevrouw Konijn loopt vlug in 't rond. Ze kijkt wat ze kan kijken. [pagina 50] [p. 50] Ze denkt: Zo'n mooie vossenbont die zou me toch wel lijken. De egelkoopman zegt beleefd: ‘Wilt u uw man verrassen!? Wanneer u mij de maat maar geeft dan zullen we eens passen.’ Hij zoekt een mooie eekhoornstaart en zegt: ‘Die staat u prachtig. Hij is wel honderd nootjes waard maar u krijgt hem voor tachtig.’ En 's avonds loopt mevrouw Konijn parmantig naar haar huisje. Daar staan de buren, groot en klein en lachen in hun vuistje. O, kijk nu toch, wat komt daar an, is dat niet om te gillen! Haar staart is wel een meter lang, ze kan hem haast niet tillen! Mevrouw Konijn loopt haastig voort met grote boze stappen en doet alsof ze heel niets hoort van al die nare grappen. Maar toen ze in de spiegel keek is ze toch wel geschrokken. Ze heeft maar gauw en erg van streek die staart weer uitgetrokken. En als je haar nu tegenkomt - op straat of in haar huisje - dan draagt ze weer haar eigen rond en wit konijnenpluisje. Vorige Volgende