Moet je horen!(1952)–Piet Heil– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Omgekeerde wereld Je weet: professor Spijker die is verbazend knap. Hij maakte eens een kijker, een kijker voor de grap. Die hield ik voor mijn ogen en keek er vreemd van op. Daar zag ik, ongelogen, de wereld op zijn kop! Eerst zag ik er een wagen. De voerman, sjok, sjok, sjok, die liep er voor te klagen, het paard zat op de bok en zei: Om u te dienen, ik ben de schillenman. De voerman liep te grienen. Wat zeg je daar wel van? [pagina 48] [p. 48] En daar, o wee, je gaat er van rillen, 't is toch bar! Een nieuwe haring staat er te venten bij een kar. De koopman is verdwenen. Begrijp je hoe dát kon? Je ziet nog net zijn benen al in de harington. Wie komt daar aangelopen? Dat wordt toch al te dwaas. Een hondje op twee poten, aan 't touwtje zit zijn baas. Het hondje rookt een pijpje. De baas kluift aan een been. Dat klopt niet, dat begrijp je. Waar moet dat alles heen? Je ziet, professor Spijker is wel verbazend knap. Maar 'k zei het al, die kijker was enkel voor de grap. En dat is ook maar beter, want zou het écht zo zijn dan heette ik geen Peter maar Houtje Harlekijn. Vorige Volgende