Moet je horen!(1952)–Piet Heil– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Het wonderdier Het wonderdier, het wonderdier vroeg op een dag vol schrik: Ik voel me zo verwonderd hier, wat voor een dier ben ik? Het wonderdier, het wonderdier ging naar de meester toe. De meester zei: je bent geen stier, dus ben je vast een koe. Het wonderdier, het wonderdier werd toen verbazend bang. Het holde naar de kruidenier. Die zei: u bent een slang. Het wonderdier, het wonderdier riep: help, dat is niet waar. Toen zei de dikke nachtportier: U bent een ooievaar. [pagina 52] [p. 52] Het wonderdier, het wonderdier dat liep naar Knollendam, alwaar het om een uur of vier bij de professor kwam. Het wonderdier, het wonderdier zei: geef me toch eens raad. De wijze man zei: met plezier. 'k Denk dat je niet bestaat. Het wonderdier zei afgemat: wanneer ik niet besta dan lijkt het mij het beste dat ik dan meteen maar ga. Toen zei het arme wonderdier de tafel op van tien. En eensklaps was het weg en hier is het nooit teruggezien. Vorige Volgende