Moet je horen!
(1952)–Piet Heil– Auteursrecht onbekend
[pagina 13]
| |
[pagina 14]
| |
Zo las de oude tovenaar:
‘Men neme eerst een kikvorshaar,
een hanekam en maak een brij
van berkenbast en voeg daarbij
een vingerhoedje water.
Roer dit nu in een gaatjespan
en knip dan nog de puntjes van
de snorren van een kater.’
Daar stond de oude tovenaar.
Hij had zijn toverdrankje klaar
en vroeg nu welke kracht het heeft
als men 't een mens te drinken geeft
en wat er dan gebeurt.
Toen bleef hij staan met open mond,
Het blad, waar dit beschreven stond
was uit het boek gescheurd.
Toen dacht de oude tovenaar:
dan drink ik zelf dit drankje maar.
Hij nam een flinke grote slok
en werd opeens een... koekoekklok.
Wat heeft hij nu een spijt!
Want daar hangt hij zijn leven lang,
als koekoekklok hoog in de gang,
door onvoorzichtigheid.
|
|