Moet je horen!(1952)–Piet Heil– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] De zangers Er waren eens drie heren die zongen saam een lied, dat waren ze aan 't leren, maar lukken deed het niet. De een zong hoog, de ander laag, de derde kraste als een zaag en wie het hoorde zei ontsteld: Wat is dat vreselijk geweld? Toen zeiden de drie heren: we zijn wat uit de maat. We moeten iets proberen waardoor het beter gaat. De eerste nam een slokje thee, daar gorgelde hij even mee. De mensen zeiden allemaal: Daar zingt zowaar een nachtegaal! [pagina 10] [p. 10] De tweede van de heren zei vastbesloten: Kom, ik zal mij ook eens weren. Hij nam een sprong en klom toen boven op de kast en vroeg: Nu zing ik toch wel hoog genoeg? En ieder zei: Wat klinkt dat schoon Wie zingt daar op zo hoge toon? De derde van de heren riep eensklaps: opgepast! Ik ga mijn keel eens smeren zodat mijn stem niet krast. Hij dronk gezwind, toen ieder zweeg, een fles met wonderolie leeg. En ieder vroeg: Wie zingt dat lied, zo vol gevoel, zo vol verdriet? Toen zeiden de drie heren: Nu doen we 't weer in koor. We zullen flink studeren en doe je best nu, hoor! Maar ach, ze waren toch zo moe. Hun ogen vielen bijna toe. En later hoorde men op straat de heren snurken: in de maat. Vorige Volgende