‘Schrok die je bent,’ riep er een ander.
‘Nee, ik zou haar vragen om een paar schoenen met gespen, als ik groot ben. Dat moet wel echt zijn om zoo naar de stad te kunnen gaan.’
‘Hè nee,’ zei een ventje met groote bruine oogen, dat luisterde, luisterde, als ik vertelde, ‘een boek met platen zou ik vragen, waarin je kijken kunt elken morgen en avond, voor je naar bed gaat en als je opstaat.’
‘En jij,’ vroeg ik aan het meisje met het ouwelijke gezichtje.
‘Ze keek mij aan en zei: ‘zoo vreeselijk veel!’
‘Nu?’
‘Dat we genoeg hout hadden om 's winters te branden, en genoeg brood om te eten, en een lekker zacht bedje voor mijn zieke zusje. Zooveel, zóóveel zou ik vragen.’
‘Och jij,’ viel een ander haar in de rede, ‘jij zou wel alles willen hebben! En dat doen feeën niet. Als ik er een zag, dan zou ik vragen om een kruiwagen voor mijn vader.’
‘Ik om een nieuwe broek, zoo 'n stevige,’ zei een