Bij reclame bezwijk je omdat je steeds opnieuw wordt geconfronteerd met dat ene product, en niet met zo veel andere; voor propaganda capituleer je, omdat het dat ene, steeds opnieuw vertelde verhaal is dat alle andere domineert. Het is gemakkelijk de beelden van het omverhalen van het beeld van Saddam van cynische kanttekeningen te voorzien; die paar honderd uitgelaten mensen die er met hun slippers op los timmerden, waren dat werkelijk de Iraakse burgers die zich na decennia van schrikbewind eindelijk bevrijd voelden, of waren het opportunisten die zich na de regimewisseling onmiddellijk tot de nieuwe machthebbers bekeerden? Zijn het in Bagdad niet juist de mensen die doordrenkt zijn van Saddams bewind die nu hun mokers te voorschijn halen? Hun gejuich voor de camera's komt beide partijen goed uit.
Cynisch, ik zei het al.
De betekenis van het omverhalen van Saddams beeld is zuiver symbolisch. Het zijn symbolen die de helderheid verschaffen waarin je wilt geloven. Daarom kwam die Amerikaanse vlag van korporaal Chin de Amerikaanse machthebbers even niet goed uit, terwijl de ouders van de korporaal thuis in Brooklyn maar niet begrijpen wat er ineens zo verkeerd aan was.
Bij het beeld van een totalitair regime past een schuldeloze bevolking. Bij het idee van bevrijding past de euforie van de schone lei, de belofte van een happy ending. Wie goed naar de beelden kijkt, ziet in het rituele borstkloppen van jonge sjiitische moslims de aankondiging van een komende bijltjesdag voor hun soennitische onderdrukkers. Maar het gaat even niet om goed kijken, het gaat om geloof. Beelden liegen de werkelijkheid, dat weten we heus wel, maar uiteindelijk kiezen we de beelden waarin we kunnen geloven. Dat de werkelijkheid zich buiten ons gezichtsveld bevindt, is een onverdraaglijke gedachte.
De tegenstanders van de oorlog zien hun gelijk bevestigd