stellen. De vredesdemonstrant hoeft niet meer te antwoorden op de vraag hoe Saddam ontwapend kon worden zonder militaire dreiging, de voorstanders van de invasie kunnen de autocratische trekjes van de vs moeiteloos negeren door van een tweederangs dictator steeds opnieuw een nieuwe Hitler te maken, die een wereldbrand dreigt te veroorzaken - zo niet nu, dan toch in de toekomst.
Wie gelijk krijgt, bepaalt de geschiedenis. De abstracties waarmee voor- en tegenstanders elkaar in de aanloop naar de invasie hebben bestookt, worden nu geijkt in het onzekere zand van de Iraakse woestijn. Aangezien de invasie door de voorstanders is voorgesteld als een morele oorlog, een strijd tussen goed en kwaad, wordt de afloop bepaald door het aantal onschuldige slachtoffers dat de Amerikanen op hun geweten hebben, de schade die zij zelf aanrichten. Niemand twijfelt aan de val van Saddam Hoessein, maar als de rekening te hoog oploopt, is het alsnog een verloren oorlog. Was de militaire operatie van de Britten en Amerikanen de verbluffende walk-over geweest die men verwacht had, dan hadden de voorstanders het pleit gewonnen: Saddam weg, minimale schade, en een ontregelde wereldorde die met wat handig diplomatiek verkeer wel weer te fatsoeneren zou zijn. Eerlijk is eerlijk: ook veel tegenstanders hebben stiekem op die afloop gehoopt, toen de invasie eenmaal een feit was.
De werkelijkheid is anders. Hoe die eruitziet, is moeilijk uit te maken. Nog niet eerder zagen we op de televisie zo veel deskundigen zo lang en met zo veel omhaal in het duister tasten. Iedere uitspraak van beide kampen is verdacht, ieder actueel beeld niet meer dan een momentopname waarvan geen chocola valt te maken. Maar dat bij de Britten en de Amerikanen stille paniek is uitgebroken, lijkt me duidelijk. De verklaringen worden per uur ongeloofwaardiger, de toon defensiever, de retoriek absurder. De redevoeringen van president Bush lijken inmiddels verdacht veel op die van de