uit de kast waarin het jarenlang stof lag te verzamelen.
Links! Rechts! De afgelopen tijd is in de media zo vaak opgelucht geconstateerd dat die ideologische tweedeling in de Nederlandse samenleving terug is van weggeweest, dat je er bijna in zou gaan geloven. Die notie is de wereld in gebracht door de aanhangers van Fortuyn, die zich teweer stelden tegen de linkse kerk, een diabolische gemeente, die in werkelijkheid allang haar geloof kwijt was. Men polemiseerde veelal tegen zijn eigen linkse verleden, waarin men zich geestelijk had laten koeioneren door absurde drogredenen en verdwaasde rechtlijnigheid. Gerard Cox die twintig jaar later alsnog tekeergaat tegen Ien van den Heuvel; daarmee heb je die situatie aardig samengevat.
En voormalig links? Dat trapt nu met open ogen in de val die klaarligt. Zoals eenvoudige middeleeuwers vroeger na talloze malen van hekserij beschuldigd te zijn, zich ten slotte maar als heksen gingen gedragen, zo conformeren vooral de linkse oppositiepartijen GroenLinks en de sp zich ineens weer aan het clichébeeld dat hun tegenstanders van hen schetsen. Het is nogal pijnlijk te zien hoe ze hun hart ophalen aan de nieuwe helderheid: links tegen rechts, de armen tegen de rijken, de zwakken tegen de sterken, idealen tegen het geld. Iedereen is er opgewonden van. Maak het Malieveld maar vast gereed.
Je zou bijna vergeten dat het om een terugval gaat.
Toen Wim Kok enige jaren geleden verkondigde dat de PvdA haar ideologische veren van zich had afgeschud, werd dat nog als een opluchting ervaren. Eindelijk leek het besef doorgedrongen dat het socialisme zijn werk gedaan had, dat het geen instrumenten bood om de nijpende problemen omtrent globalisering en immigratie het hoofd te bieden. Maar na het afschudden van die veren bleek de partij niet in staat tot het formuleren van nieuwe ideeën, zodat ze verviel tot politieke nietszeggendheid. Het was die nietszeggendheid,