| |
| |
| |
II. Schetsen.
| |
| |
Toekomst-angsten.
In Berlijn zijn oneindig-veel menschen, die iets meer gedocumenteerds over hun toekomst wenschen te hooren - en in Berlijn bestaan inderdaad dozijnen en dozijnen lieden, die à zooveel per analyse, met den dag van Morgen en Overmorgen voeling plegen te houden.
Het waarzeggen, kaartleggen, handlezen, met het ei werken enz. is 'n tak van industrie geworden...
In de advertientie-kolommen van sommige bladen, kun je 'n dertigtal advertenties onder mekaar vinden, de een al ernstiger, dringender, vermanender dan de andere...: ‘Kartendeuten, wirklich berühmt, Frau so und so....’ - of: ‘Karten-, Bleideuterin, 9-9 (Besuch 1 Mk), seit 1880 weltberühmt, sagt genau voraus Chirologin so und so. Telephon.... Hauptbesuch Empfehlung. Auch Sonntags. Horoskope werden gestellt...’ - of: ‘Grosser Erfolg! Berühmte Wahrsagerin. Frau so und so...’ - of ‘Kartendeuten, 9-8, Massage, Magnetisieren, Sympathie für Krankheiten, Besprechen, komme auf Wunsch in Haus, Frau so und so..’
Ze wonen in ‘Gartenhäuser’, in ‘Quergebäude’, pover- | |
| |
tjes en armoedigjes als ze pas beginnen - eindigen dikwijls in betere woningen, met telephoon en electrisch licht.
De toekomst is dankbaar.
Door alle eeuwen heen, zette ze haar voorspellers in een nimbus van wijsheid en betere wereldsche omgeving.
Want niet alleen het volk, niet uitsluitend de ‘dienstmeisjes en verliefden’, vergeten 't verleden, 't heden, om van de groote, geheimzinnige, als een clown zoo zot bewegende toekomst te willen weten....
Kaartlegsters in ons leven, hadden we dikwijls genoeg aan 't werk gezien - de beroemde ‘Chirologin’, die vooral dames ontving en zich voor ‘wissentschaftliches Handlesen’ vijf Mark liet betalen, interesseerde ons. Ze bewoonde, had men ons verteld, een keurige parterre-woning, verheugde zich in de gunst van het beste Berlijnsche publiek, en ook het prospectus van haar ‘Institut’ liet aan logica en menschlievendheid weinig te wenschen over... ‘Wieviel Unglück’, heette het daar in: ‘würde im Leben vermieden, wenn jeder Mensch vor wichtigen Entschlüssen und Entscheidungen sich bei Chirologen Rat holte und bescheid sagen liesse, sei es in Bezug auf Berufsfähigkeiten, Charaktereigenschaften, Schwächen, Leidenschaften und Krankheiten als auch bei beabsichtigtem Domizilwechsel, Reisen, Spekulationen, Prozessen, bei der Berufswahl und bei Eingehung einer Ehe, kurz bei jedem Vorhaben’....
Een zoo merkwaardig Orakel, zulk 'n Pythia, was iets van onze gading. Salomon, de voortreffelijk-wijze koning
| |
| |
had al gezegd: ‘De duur van dit leven is in zijn rechterhand te zien, en de lijnen zijner linkerhand verkondigen rijkdom en roem’.... En bij den profeet Jesaïa lees je: ‘Uwe hand verkondigt dat gij lang zult leven’... En in Job XXXVII - in de Heilige schrift - heet het: ‘God heeft in de hand van alle menschen de teekenen geschreven, opdat ieder daaruit zijn lot zou kunnen leeren’...
Aan die oude spreuken dachten we, toen we in de wachtkamer werden gelaten - parterre, links - waar naast-an 'n hond blafte en waar 't onlekker rook naar gestoofde uien en andere niet dadelijk thuis te brengen kamer-luchtjes. We hadden dien dag 'n chauffeurspet opgezet, den trouwring weggemoffeld, de handen ingesmeerd - met de bedoeling van een kleine komedie. Je toekomst als auteur vragen - in je hand laten lezen of je in 't seizoen kans op de opvoering van 'n nieuw stuk had - leek niet alleen 'n weinig huiverig maar ook onpraktisch. Tot heden zei nog geen theaterdirecteur ja, als de handlijnen succes beloofden...
De chauffeurspet in de chauffeurshand, bleven we eerst bij de deur staan, door twee lezende dames van achter haar zoo-zoo gelezen boeken begluurd - en keken met detective-oogen rond. Aan de wanden van slap bloemetjes-behang hingen bijbelsche prenten, met opschriften als ‘Die Heilige Nacht’, familieportretten van de Chirologin en den kroonprins met diens gemalin. Op den rand boven de rustbank stonden de noodige pullen en prullen - 'n afgietsel van de Venus van Milo ('n mensch zonder
| |
| |
armen en handen - in dit instituut!) - en natuurlijk Napoléon. Sinds Madame Lenormand Napoléon I, zoo geweldig de toekomst volgens de handlijnen voorspelde, dweept iedere hand-lezeres met den dooden Franschen keizer, die die verheerlijking in zijn ‘Mémoires de St. Hélène’ niet heeft kunnen voorzien... Dan was er een leestafel met het ‘Berliner Leben’ en met het tijdschrift ‘Der Traber’ Programm-Zeitung für die Trabrennen’. Voor degeen die zich daar minder voor interesseerden, of die in afwachting der toekomst-voorspelling geen lust in wedrennen hadden, lag het dikke boek ‘Fürst Bismarck's Gesammelte Reden’ klaar. En voor meer letterkunstig-aangelegde dames, had je 'n boekenstandaard met Peter Rosegger, Fritz Reuter, Julius Wolff enz. - daarenboven de bijbel en Dr. Müllers ‘Geistliche Erquickstunden’, met 't hartelijk Inschrift voor de hand-lezeres: ‘Sei fröhlich in Hoffnung, Geduldig im Trübsal, Halte am Gebet...’ Op de leestafel, aan de goede zorgen van het publiek toevertrouwd, lag ook nog een portret-album met de portretten van dienstmeisjes, onderofficieren en van een poes.
Met de twee schuchtere dames over ons - twee met knappe gezichtjes - hartszaken natuurlijk! - bleven we 'n dik half uur wachten en ons den tijd met Dr. Müllers ‘Geistliche Erquickstunden’ korten. Af en toe ging de buitenbel nog eens over, zonder dat nieuwe bezoeksters binnen kwamen - waarschijnlijk dames die niet gezien wilden zijn.
Toen werden we bij de dame, die voor devies heeft: ‘Uw hand heeft oogen’ toegelaten. Vóór zij nog onze
| |
| |
handlijnen door 'r loupe bestaard had, wisten we reeds het een en ander van haar leven en genegenheden. Op een stoel zat een opgezette hond - een dien ze veel en langdurig bemind moest hebben, om 'm na z'n heensterven nog bij zich te willen zien. Dan hingen, naast Napoléon, die natuurlijk ook hier weer was, 'n drietal sigarenkastjes aan den wand, 'n overdaad van sigaren, die op 'n groote, levende liefde duidde - versnapering voor 'n man, die op de waarzegster en op uien verzot scheen - want ook hier was de zoete, aangename uien-reuk - 'n zoo egale reuk, of uien de lievelingsspijs van elken dag was.
‘Ik kom u eens raadplegen,’ zei 'k: ‘over huwelijks-aangelegenheden - ik ben chauffeur’.
‘Dat zie 'k,’ glimlachte zij, de chauffeurspet taxeerend.
‘Ik sta,’ zei 'k, op den hoffelijk aangeboden stoel neerzittend: ‘voor 'n heel moeilijk geval, waarin ik zelf geen beslisssing durf nemen... Ik ben chauffeur bij 'n gravin - en die gravin is smoorlijk op me verliefd... Zoo verliefd, dat ze me trouwen wil...’
‘Bestaat er tusschen u en die gravin al 'n liaison?’, informeerde ze als vrouw, die meer in 'r leven gehoord had.
‘Nee,’ zei 'k bescheiden, den Marlitt-roman niet te zeer uitspinnend: ‘tot vandaag was 't platonisch... Ik ben weliswaar vrijgezel, maar ik durf voor mezelf niet goed den knoop doorhakken...’
‘Laten wij dan maar eens kijken,’ zei ze als 'n dokter, die 'n patiënt over zich krijgt: ‘en leg uw twee handen hier op de tafel.’
| |
| |
Dat dee ik. Zij keek en ik keek. We zaten gezellig over mekaar. En Napoléon was onze getuige - Napoléon met z'n glad gezicht en z'n steek - vóór St. Helena.
Ze was 'n dik vrouwtje, dik van boven, dik van beneden. 'r Mollige speknek boog op 'r vette schouders. De pooten van 't tafeltje hield ze als 'n nijptang tusschen 'r hammen van knieën, 'r lijvige heupen breedden zwaar over den stoelrand uit. Uit 'r goor-witten mouw stak 'n poezelige arm, waarop de vele, gele zomersproeten 't beeld van 't zonnestelsel nabootsten - en 'r als 'n worstje zoo welgedane pink, met 'n nagel, die knoedels gekneed leek te hebben, streek als in teedere massage over de onsmakelijk gesopte lijnen van mijn hand. De los zittende kammen van 'r zwart haar, wiegelden bij elke beweging. Ze had ook nog 'n moedervlek bij 'r lip, 'n geplombeerde kies - 'k kan 't niet helpen, dat 'k àlles zie! - en op 'r middelsten vinger, ook met 'n knoedelnagel, zwartte de veeg van 'n penhouder, waarmee ze pas geschreven moest hebben.
Zij keek en ik keek. En Napoléon keek. En de opgezette hond met z'n glazen oogen keek.
Het was even 'n angstige toekomst-stemmingsstilte.
Toen, sprekend met nòg 'n geplombeerde kies - het waren 'r twee - en met slaperige, zwarte oogjes, die uiterlijk nauwelijks in verbinding met het groote Onzienlijke schenen te staan, en aldoor maar streelend met den divienen, raadselachtigen worst-pink, begon ze...
‘U is iemand met 'n heel sterken wil, maar u staat gauw onder invloed...’
| |
| |
‘Dat doe 'k,’ knikte 'k: ‘dat zal de invloed van de gravin zijn...’
‘Ja, maar - ja, maar,’ hernam ze met 't gezicht van 'n burgerjuffrouw in 'n kruidenierswinkel, die oplet of ze behoorlijk gewicht krijgt: ‘ik weet toch niet of ik dat met de gravin moet aanraden... Die gravin is niet van uw stand...’
‘Nee,’ zei 'k: ‘dat is ze zeker niet...’
‘En dan komt u in groote konflikten, konflikten, die niet in uw lijn liggen... De lijn van Saturnus, dat is de gelukslijn, wordt nergens onderbroken - en die moet u niet onderbreken door die gravin te trouwen... Er staat in uw hand dat u zelfstandig is... U heeft 'n echte, rechte chauffeurshand - 't beetje vuil hindert niet - tot vandaag was u “immer in der frischen Luft tätig” - u heeft veel gezond verstand - en de lijn van de fantasie is sterk ontwikkeld...’
‘Ja, maar,’ zuchtte ik, ‘wat doe ik als chauffeur met fantasie...?’
‘Dat moet u nou niet zeggen,’ protesteerde ze verwijtend.
‘De man van de gravin,’ fantaseerde ik onmiddellijk, ‘heeft wel drie liaisons, waar ik hem om beurten moet heenrijden... En dat weet de gravin... Ze kan dus elke minuut echtscheiding aanvragen...’
‘Jongen, jongen,’ peinsde ze en de nagel van 'r pink bleef op mijn Venusberg rusten: ‘ik ken zoo'n boel van die gevallen in de hoogere kringen - en ik weet wel, dat chauffeurs dikwijls boffen - maar 't verschil in stand,
| |
| |
jongen... 't Duurt nooit langer dan zes maanden...’
‘Jammer,’ zei 'k: ‘de gravin wou u ook komen bezoeken...’
Ze antwoordde niet dadelijk, keek me aan met iets in 'r oogen, of ze in 'r binnenste binnenst... ‘wat ziet zoo'n gravin in zoo'n leelijken, ongeschoren chauffeur?’ dacht - en of 't 'r een weinig speet zich zoo sterk over de toekomst te hebben uitgelaten, nu de gravin - met minstens tien Mark - nog komen moest.
Op dat moment zag ik nog 'n derde geplombeerde tand. Ik heb niet de gewoonte dames zoo hardnekkig in den mond te kijken, doch wij zaten zeer intiem, bijna knie aan knie - en ik had niets anders te observeeren.
‘... Dat behooren nou tot de moeilijkste gevallen,’ wikte ze:... ‘'r staat duidelijk in uw hand, dat u altijd ongetrouwd zal blijven... Maar trouwen is zoo rekbaar... “Eine tiefe Neigung ist oft besser als eine Ehe”... En ik zou ook de hand van de gravin moeten onderzoeken, om heelemaal onpartijdig te kunnen spreken... Manne-handen zijn zoo raar... De vrouw als ze eenmaal getrouwd is, krijgt 'n heel àndere hand... De man niet...’
'r Pink ging van mijn Venusberg over mijn ‘Geldstandslinie’ naar mijn ‘Merkurlinie’ - toen, blijkbaar met de ooren bij de buitenschel, die al twee nieuwe bezoeken had aangekondigd, en nog eens zachtjes overging, of 'r 'n bakvisch, of iemand die voor de vierde maal wilde huwen, het noodlot wou raadplegen, begon ze te spurten:
‘... Sie sind gesund und frisch und wie zum Chauffeur geboren... Sie bleiben am besten in Ihrem Beruf, und
| |
| |
bringen sich nicht durch die Gräfin in Kreise, in die Sie nicht passen... Es ist ganz etwas anderes, ob die Gräfin Sie liebt, oder Sie die Gräfin... Sie werden siebzig bis hundert Jahre alt... Mit ein und fünfzig Jahren bekommen Sie eine fünf Wochen währende Krankheit, aber danach werden Sie wieder vollständig gesund... Sie haben kräftige Lebenslinien... Früher hatten Sie mehr Phantasie als jetzt... Ihr Sinn hat sich schon etwas auf das Praktische gerichtet... Das hat wohl naturgemäss Ihr schwerer Beruf mit sich gebracht...’
‘Zal ik met de auto's wel eens 'n ongeluk krijgen?’, informeerde ik bezorgd.
‘Nee,’ zei ze alle handlijnen met de loep bestudeerend: ‘u krijgt geen ongeluk, maar ook geen vrouw... Sie bleiben dauernd ledig...’
‘...Wat zal de gravin daarvan zeggen!’, sprak ik melancholisch.
‘...Die hoeft u 't niet over te brengen,’ ried ze verstandig: ‘die kan ik zelf voorbereiden, als ze hier komt...’
Even viel ik uit mijn chauffeur's rol, was op 't punt haar te interviewen.
‘Houdt u zooveel van Napoléon?’, vroeg ik naar den wand kijkend.
Ook de oogen der Chirologin bewogen zich naar den grooten keizer.
Toen zei ze als in droom: ‘Ich fühle mich immer, als ob ich in Zusammenhang mit ihm lebe...’
Doch onmiddellijk daarna, als door 'n wreede realiteit besprongen, stond ze op, knipte 'r loep dicht, besloot 'r
| |
| |
gedroom en 'r voorspelling met de woorden: ‘U is me vijf Mark schuldig...’
Ik betaalde, werd door haar uitgeleid, liep door den corridor met zijn aan het oude Delphi herinnerende lucht van gestoofde uien - O, goddelijke Pythia! - zag in de geopende wachtkamer dameshoeden met dure veeren - en 'n oogenblik later, klepte de deur van het Opisthodom achter de chauffeurshielen dicht.
|
|