| |
| |
| |
Een strijder....
I.
Verontschuldigende inleiding.
Het moet maar dadelijk gezegd worden, dat in afwijking van de meeste Falklandjes, die op de basis van 't een of ander verwijderd gebeuren, doorgaans uit den Duim worden gezogen, het navolgende de eenvoudige kroniek, zonder versiersel of bijmenging, van 'n wáárlijk-geschied, zeer mal avontuur is. Mocht de doorsnee-lezer in het tweede gedeelte van 't relaas eenige ergernis gevoelen - den onschuldigen schrijver make hij hiervan geen verwijt, daar deze z'n waarneming uitsluitend tastbaren vorm gaf, om nog eens aan te toonen hoe topzwaar zekere zijde des tijds is, en hoe er zich meer Don Quichotten zonder wispelturigen rossinant door de wereld-der-zenuwen bewegen, dan de normale mensch zich kan fantaseeren.
Derhalve geen verzinsel.....
| |
II.
Op 'n vrijwel drukkenden zomeravond - binnenshuis lauw, daarbuiten 'n weinig winderig - ontstond
| |
| |
er in 't Café van de badplaats, waar we 's avonds 'n glas bier plegen te drinken, kwestie over 't al of niet openhouden van een der vensters. Wij, pas van de zeezij gekomen, blij dat we 'n plaatsje aan 't raam hadden gesnapt, waren zoo vrij geweest 't venster omhoog te schuiven. Er hing in dat gedeelte van 't lokaal 'n weemakende damp van etenswaren, drank en sigaren, dien de andere bezoekers, internationalen van allerlei slag, aangenaam schenen te vinden. Twee Fransche dames en 'n Fransche heer, die daar elken avond champagne frappé schrokten, reeds aan de derde flesch toe waren, knikten geéchauffeerd dat 't open venster hun wel beviel. Ook 'n Hollandsch clubje had 'r niet op tegen. Maar 'n heusch en aangehouden verzet, 'n nijdig getik van 'n mes tegen 'n bord en 'n driftig geroep om den kellner, brak bij 'n midden-tafel met 'n ouwen Duitscher en 'n jonge vrouw, die voor verfrissching in die warmte heete cognac-grokjes zaten te slurpen, los.
‘Schlieszen Sie bitte sofort das Fenster, sofort, sofort!’, nijdigde 't heertje: ‘es zieht fürchterlich!’
De kellner, in 't gedrang met z'n fooitjes, bracht ons aarzelend de boodschap, die we natuurlijk al verstaan hadden, over. Doch obstinaat, nauwelijks 'n tochtje bij 't venster voelend, daarenboven geruggesteund door de champagne-drinkers en 't Hollandsch clubje, weigerden we onhoffelijk en beslist. Als 't grokjes-slurpend echtpaar frissche zomeravond-lucht bezwaarlijk achtte, moest 't 'n benauwder hoekje in 'n andere zaal zoeken - wij bliefden niet te smoren.
‘Sentez vous un courant-d'air?’, informeerden wij wellevend bij de Fransche buren.
‘Ah, mais non!’, ontkende de Franschman, z'n door de zee te ontvetten schouders luchtigjes schokkend: ‘au contraire, cela fait du bien.’
Rood van opwinding, geprikkeld door den tegen- | |
| |
stand van den Hollander, die den keuken-wasem niet slikken wou, oreerde 't Duitsche heertje tegen den kellner, wiens persoonlijke meening - de man liep van 's morgens acht, met 'n doorzweet boordje, in die laffe heete atmosfeer - niet gevraagd werd. We zouden ons over z'n hartstochtelijke gebaren niet moeilijk hebben gemaakt, waren niet vier Duitsche heeren, door 't krakeel in hun whistpartij gestoord, mee in de wrijving verzeild.
De een, glans-glimmend van knikker, wreef de hand over 't Edammer kaasje, riep uitbundig:
‘Das ist ja unerhört! Ich friere auf meinem Stuhl! Mach das Fenster zu, Ober!’
'n Ander, met 'n grijze snor, die als natte schuimfranje z'n mond bestoppelde, wees dreigend naar onze richting. Er groeide 'n niet te miskennen tumult, dat de bijzondere aandacht der tafels begon te trekken. Toen, terwijl de kellner, die gaarne op onze hand was gebleven, naar het buffet stapte, om den welgedanen patroon als scheidsrechter te laten optreden, trof ons de sympathieke houding van 'n reeds grijzend heer, koper-ros van snor en sik, die van z'n stoel opdriftigend, tot driemaal toe den anderen tafeltjes toeschreeuwde: ‘Plebisciet!’ Welzeker, zeiden wij tot mekaar: 'n plebisciet is de meest democratische weg, ook in de aangelegenheid van 'n open venster in 'n café en toen de patroon persoonlijk in onzen hoek kwam, stelden wij hem dadelijk voor tot 'n schervengerecht over te gaan.
‘Wenn das Fenster nicht sofort geschloszen wird!’ riep 't heertje van de warme grok: ‘komme ich nie wieder hier!’
‘Das Fenster zu!’, rumoerde de echo aan de whisttafel.
‘Plebisciet! Plebisciet! Plebisciet!’, herhaalde de sympathieke.
| |
| |
De waard, man met tact en ondervinding, deed 'n beroep op onze menschelijkheid.
‘Doet u mijn 'n genoegen, meneer Falkland,’ zei-ie, zich 't overdadig-bezweet voorhoofd met 'n vochtigen zakdoek bettend: ‘en laten we 't zoolang dicht doen, tot ze d'r grokje op hebben. Elke klant is 'r een’...
Grommend gaven we toe. Nog terwijl de sympathieke voor de zooveelste maal ‘plebisciet’ riep, knerste 't zware venster onder de handen van den kellner.
'n Oogenblik later - gemakshalve en om geen bokken te schieten, geven we komende gesprekken in zuiver Hollandsch - knoopte de democratischgezinde 'n gesprek aan. Duitschers, bij 'n glas bier, zijn in dat opzicht toeschietelijker dan Hollanders, die tot zelfs in ochtend-négligé hun zelfgenoegzaamheid behouden.
‘Sie haben mein Herz erobert,’ verzekerde de vreemdeling met prettig enthousiasme: ‘ik, die mijn heele leven voor hygiène, voor de gezondheid van het volk gestreden heb, vond ùw strijd-voor-het open-raam buitengewoon-kranig. Mag ik u dit offreeren?’
Innemend-glimlachend lei hij eenige papieren naast de bierkringen van 't koffiehuis-tafeltje, trok zich weer aan 't zijne terug. In een na-wrokkende ontstemming over de essences van Wiener Schnitzel, uien-biefstuk, Restaurations-Schnitt, Brat-Kartoffelen, sigaren en ontelbare drankvariaties - waar, bùiten, 'n teeder maansikkeltje 't hemelplein besloop en 'n malsch westewindje de uithangborden dee wiegelen - keken we de documenten in. De plebisciet-heer heette, blijkens de zakstempels, Caesar Löwe. Ook op 'n geïllustreerden catalogus stond diezelfde naam met vette letters Caesar Löwe, 'n schoone
| |
| |
naam, kracht aan moed en fierheid parend. Caesar Löwe was ongetwijfeld 'n uitvinder. De prenten van den catalogus vertoonden hem met in ieder neusgat 'n wormvormig aanhangsel, 'n eind darm of zoo iets - als verklaring zei de tekst: ... ‘Caesar Löwe's stof-weerder, onmisbaar apparaat voor automobilisten, fietsers, brandweerlieden, arbeiders in chemische fabrieken, ziekenverplegers, straatvegers, zwak-borstigen, bewoners van stoffige wegen enz.’ Hield je je mond gesloten, ademde je door beveiligde neusgaten, die enkel chemisch-gereinigde lucht konden inzuigen - er was veel voor te zeggen. 't Eenig in het oog loopend bezwaar was 't weinig charmeerende van 'n gelaat, dat 'r met zoo twee rare, uit den neus bengelende slurven niet appetijtelijker op werd. Kreeg de heer Caesar Löwe, bekamper van stof in de neusgaten, z'n zin, dan moest - het stond gedrukt - geen bal zonder stofweerders in ieder's neus, worden toegelaten. Op 'n stoffigen dag behoorden alle wandelaars er mee gewapend te zijn - de fietsers doorloopend - de automobilisten, toch al eenigszins door hun maskers misvormd, onvoorwaardelijk - reizigers in treinen, trams, rijtuigen, mochten er niet aan denken den stof-weerder (Deutsches Reichspatent Nummer zooveel, gesetzlich geschützt, etc.) thuis te laten - de kamers schuieren zonder lillende aanhangsels, 't was 't noodlot bespotten en hoonen!
Er was meer. Parterre-acrobaten, op 't tooneel van 't een of ander Variété, hun kunsten vertoonend, meestal op zeer stoffige kleeden, dienden met de wormvormige attributen te werken - 't was gelijkelijk aanbevelenswaardig voor balleteuses, wier schoone bewegingen in stofwolken geschieden....
Den merkwaardigen catalogus met onzen bijzonderen dank aan den heer Caesar Löwe teruggevend,
| |
| |
veroorloofden wij ons de opmerking, dat de gelaatsschoonheid door die overigens vernuftige bellen niet in aesthetischen zin verhoogd werd.
‘Dat is een betrekkelijke bijzaak,’ wijsgeerde hij over z'n glas bier heen: ‘de gezondheid van den mensch wordt overal zóo door stof verwoest dat mijn apparaat door ieder die denkt toegepast móét worden.’
‘En dan,’ glimlachten wij: ‘zelfs op stoffige dagen, in stoffige kamers, vooral in stoffige bal-zalen, zijn er verliefde jongelieden, die mekaar's lippen zoeken, en uw voortreffelijke uitvinding 'n beletsel zullen vinden.’
‘Ik ben een groot vijand van kussen - de mond is een moordhol van bacteriën,’ sprak hij ernstig.
Daar op dit moment, door 't vertrek der grokjesslurpers, mede door 't leegkomen van de whisttafel, de kellner zoo vriendelijk was 't raam te openen, werd 't gesprek tot ons leedwezen afgebroken.
Zelden treft men in 'n badplaats behoorlijk-onderlegde lieden, die óók over de gezondheid van hun medemensch mijmeren.
Het eenige, dat ons bij de eerste kennismaking meer direct in den heer Caesar Löwe verbaasde, 't eenige dat ook anderen inderdaad ongepast deed glimlachen, was zijn eigendunkelijke wijze om bier te drinken. Hij zoog dit op met 'n rietje, gelijk de verkoelende limonade of 'n Amerikaanschen drank.
| |
III.
Den volgenden morgen, zóo uit 't bed, kwam onze dienstmaagd eenigszins geheimzinnig vertellen, dat 't dien dag luilak was, en dat een onzer kennissen, zich waarschijnlijk vroolijk makend over ons laat opstaan, aan de voordeur 'n grap had uit- | |
| |
gehaald. Aan den deurknop hing 'n ruiker wilde duinbloemen, aan de schel een tweede, op de stoep lei 'n derde. Je wordt niet graag voor de mal gehouden, allerminst bij alles afneuzende overburen - we sneden de ruikers 'n weinig nijdig af wierpen ze onheusch in 't ruiterpad van den weg, dat door het gemeentebestuur dezer plaats ten gerieve van honden die uitgelaten worden, gehandhaafd blijft. De luilak-grap zou vergeten zijn, hadden we den heer Caesar Löwe niet een paar uur later ontmoet.
‘De kellner vertelde me gisteravond,’ zei hij hartelijk de beide handen uitstrekkend: ‘dat ik de eer had met den heer Falkland te spreken. Ik nam mij daarom vanmorgen vroeg de vrijheid, u wat bloemen te brengen.’
‘Dank u zeer. Het was een bijzonder aangename verrassing,’ antwoordden we.
‘En nu ik weet,’ vervolgde hij: ‘dat u 'n groot blad tot uw beschikking heeft, dat u zich zeer interesseert voor de gezondheid van 't volk, zou ik u eens gaarne mijn Sanatorium willen laten zien. Mag ik u mijn adres geven?’
‘Staat u aan 't hoofd van 'n Sanatorium,’ vroegen we belangstellend.
‘Ja, ja,’ knikte hij: ‘en wat sterker is - ik heb de manier ontdekt, hoe ieder, rijk of arm, 't zich zonder onkosten mogelijk kan maken, om z'n leven aanmerkelijk te verlengen door in z'n eigen huis lucht- en zonnebaden ad libitum te nemen.’
‘Zoodra we 'n uurtje vrij hebben, komen we uw inrichting bekijken, beloofden we, van den vreemdeling, wiens bloemen-hulde we zoo zuur hadden uitgelegd, afscheid nemend. En omdat het adres, keurig van handschrift, onze nieuwsgierigheid gaande hield - er stond woordelijk dit:
| |
| |
CAESAR LÖWE.
Erstes Scheveningsches
LUFT UND SONNENBAD-SANATORIUM AKTIEN-GESELLSCHAFT.
Dirk-Hoogenraadstraat No.....
SCHEVENINGEN. (Holland).
omdat de uitvinding van den man, om elkeen heerlijkheid van lucht en zon te verschaffen, kostelijke spijs voor onze weetgierigheid was, braken we den eersten Zondag eenige uren uit, om den Directeur van het ‘Luft und Sonnenbad-Sanatorium, Aktien-Gesellschaft’ in zijne wetenschappelijke inrichting te bezoeken.
Niet afgeschrikt door 't uiterlijk van 't huis - leeft niet het innerlijke boven alles? - schelden we één-hoog, boven 'n kleuterigen schoenmakerswinkel aan. Er werd niet dadelijk opengedaan. We schelden 'n tweeden keer, vreezend ons vergist te hebben. Toen bewoog de deur - Caesar Löwe's grijs hoofd loerde in den kier, en ons herkennend, liet hij ons in 't Sanatorium.
‘Mag ik u den weg wijzen?’ vroeg hij, 't nauwe trapje bestappend.
Hem volgend, bemerkten we tot onze lichte verbluffing, dat hij wel 'n gekleede jas droeg, maar dat z'n beenen bloot en als die van 'n aap zoo behaard waren.
| |
IV.
‘De man bevalt me niet - hij doet zoo vreemd,’ had een nerveuze dame nog den vorigen avond
| |
| |
gewaarschuwd: ‘pas hebben ze iemand ergens binnen gelokt, en 'm eer-ie 'r op verdacht was, met 'n hamer op z'n hoofd geslagen. Nee, 'k zou 'r niet alléén heengaan.’ Deze bedachtzame woorden, uit 'n vrouwelijk instinct, dat het slurpen van bier door 'n rietje, 't heele beweeglijke van de figuur onredelijk vond, voortgevloeid, schoten ons te binnen, terwijl we, achter de bloote beenen van den gastheer, de smalle treden der revolutiebouw-woning bekraakten. En 't gevoel van behagelijkheid werd 'r niet ruimer op, toen Caesar Löwe, na ons met het geel zijner beenen den weg door 'n donker portaaltje belicht te hebben - meer konden we niet onderscheiden - de deur van 'n sjofele kamer opende, en onder de opwekkende meedeeling, datie zich voor den bezoeker van z'n Sanatorium niet te geneeren had, de gekleede jas aan 'n spijker van den wand hing.
Wij stonden paf.
De kampioen voor de gezondheid der menscheid, de man wiens adreskaartje
CAESAR LÖWE.
Erstes Scheveningsches
LUFT UND SONNENBAD-SANATORIUM AKTIEN-GESELLSCHAFT.
Dirk-Hoogenraadstraat No.....
SCHEVENINGEN. (Holland).
ons tot dit wetenschappelijk bezoek had uitgenoodigd, glimlachte ons toe met 'n enkele zwembroek aan, 'n zwembroek die aan de heupen door koordjes was opgenomen. Deze veelgebruikte pantalon, 'n paar jaegersokken en 'n lorgnet vormden z'n heele
| |
| |
uitrusting, die door de weelde van veel roode haren, roode haren over borst, schouders, armen, rug, dijen vervolledigd werd. 't Zonderling aap-mensch, mager, peezig als 'n orang-oetang, alleen door 't grijze hoofdhaar met iets mènschelijks, had bij 't aandringen om 't Sanatorium te komen zien, ook de dames ‘höflichst eingeladen’....
Aan onze niet ongewettigde verwondering maakte hij 'n eind, door bevallig in 'n leeren leunstoel te hurken, en er ons een aan te wijzen.
‘Dit is nu mijn inrichting - kijkt u maar rond,’ zei hij zoo beslist ernstig, zoo zeker, dat 't gevoel alsof we er ingeloopen waren, voor bedwongen spot week. Nu er niet meer te twijfelen viel, dat we met 'n gezondheids-Don Quichotte, 'n hevig-bezielde te doen hadden, hielden we ons serieus, ontknoopten stemmig de handschoenen, waarmee we, gelijk vrienden kunnen weten, door dik en dun plegen te gaan.
‘Sans gêne,’ sprak hij hoffelijk; ‘als u 't zich óok makkelijk wil maken’....
‘Pardon,’ ontweken we op gelijken toon: ‘het is buiten wel 'n warmte om te bezwijken, maar 'n zwembroek behoort niet tot onze zakvoorwerpen. Bij de handschoenen zullen we 't laten.’
‘Dat is juist de algemeene vergissing,’ lei Caesar Löwe uit: ‘'t eerste wat ieder voor 'n lucht- en zonnebad bij zich thuis noodig heeft, is juist 't welvoegelijk kleed dat ik draag. De rest is uit den booze’....
‘Als we u even in de rede mogen vallen,’ vroegen we: ‘wáár is, om te beginnen, uw luchtbad?’
Thans met eenige verbazing van zijn kant, omdat-ie ons opmerkings-vermogen, als auteur, hooger geschat had, wees hij naar de balkondeuren van 't kamertje, wijd open, doch langs 't spagnolet met 'n sprei
| |
| |
afgeschut, en naar 'n armoedige achterkamer, waar 'n gewoon venster aanstond.
‘Op deze eenvoudige manier,’ verklaarde hij: ‘heb 'k àltijd trekking van frissche lucht in 't Sanatorium. De wijze om de sprei op te hangen is mijn uitvinding. In factum behoorde er natuurlijk geen sprei te zijn, maar de straat is nauw, en 'r zijn op 't oogenblik zooveel overburen, die zich verbeelden met al hun ònwelriekende kleeren aan, gezonder dan ik te leven, dat ik om den schoenmaker beneden, die mij het Sanatorium verhuurd heeft - 't is helaas nog niet 't eigendom van de Aktien-Gesellschaft-in-wording - geen overlast aan te doen, op die wijze den inkijk van-hun-poriënverstoppenden bij een man met frissche, open poriën, belet. Ja, zulk 'n dwang moet 'n overtuigde zich laten welgevallen. 'r Zal nog lang gevochten moeten worden, vóor de menschen weer natuurmenschen zijn, zich niet voor hun natuurstaat schamen.’
‘Heeft u geen last van vliegen?’, vroegen we uit de groote lijn van z'n denken vallend, omdat terwijl z'n stem eenigszins smartelijk sprak, onze nog niet geheel geboeide aandacht door 't gestoei van eenige kanjers in den wingerd van z'n roode borstharen, werd afgeleid. Persoonlijk kennen wij niets hatelijkers dan 't aanwezig zijn dezer lastige, tot niets dienende diersoort, bij littérairen arbeid. Er moet in Holland een proza-dichter bestaan, die in een vergroote vliegenkast zijn werkuren beveiligt. En 'n ander heeft meer 't land aan de terging dier kwel-duvels dan aan de geheele pers. 't Gedartel der bromvliegen in 's ontdekkers rosse haren, kon ons derhalve niet ontgaan.
‘Men duldt zoo veel van gekleede menschen,’ antwoordde Caesar Löwe, met den glimlach van 'n man die geleden heeft: ‘dat men zich spoedig
| |
| |
aan 't onschuldig spel der diertjes gewent. Daarenboven is mijn luchtbad vandaag niet kompleet. 'r Is te weinig wind. Zoodra 't goed doortocht, ben ik in m'n element, - zijn 'r geen vliegen.’
‘Maar als u in Duitschland terug is, in uw huishouding, hoe kan u dan met 'n enkele zwembroek?’.... polsten we, bevreesd te onbescheiden vragen over z'n intérieur te doen.
‘Mijn vrouw heeft mijn leef-methode na eenigen tijd overgenomen, bevindt zich daar uitstekend bij,’ zeide hij dadelijk.
‘En uw dienstboden?’
‘Die kijken, als ze pàs bij ons zijn, 'n beetje raar, maar we hebben 'r een viertien jaar - die gaat zoo gekleed als wij.’
Bedenkend dat 'n kopje thee bij zulk 'n familie iets ongewoons moest zijn, waagden we nog te vragen, hoe 't met de leveranciers aan de deur ging? Ze deden hun inkoopen zelf. 't Had niet 't minste bezwaar. En als er geopend móést worden, schoot men 'n poreus kleedingstuk aan.
Zonder eenige aarzeling expliceerde hij. Wij, toegewijd luisterend, bespiedden de kamer. In 't getemperd, bleek licht, dat de gespannen sprei verschalkte, gaapte een ijzer ledikant, pas belegen, dat gelijktijdig voor sofa en gedachten-bezinking diende. Op den schoorsteen stonden drie ledige literflesschen melk, op de tafel een volle. Daarneven, schijnbaar onsmakelijk - wij leggen op dat schijnbaar nadruk - was een mild stilleven van natte sponsen, vettige haarborstels, kammen, brokken zeep, 'n bord met appels, noten, pere-schillen en 'n kaak waarin gestoorde tanden een fjord hadden gebeten. De achterkamer geheel ledig, met wat kleedingstukken als decoratie aan den wand, hielp 'n handje om van het Sanatorium boven den schoenmakerswinkel, 'n onguur
| |
| |
zitje te maken, waarin het rood-behaard wezen van den Strijder-voor-volksgezondheid, be-lorgnet en be-sokt, als een verweerd zandsteenen standbeeld-met-eennavelbreukje, te luchtbaden lei.
‘U is zeker vegetariër?’, zeiden we, om het slakkend gesprek drijvend te houden.
‘Ik leef hoofdzakelijk van melk,’ bevestigde hij, de ledige flesschen beduidend: ‘vóór den middag drink ik er elken dag drie heele, daarna in den loop van den dag nog een paar. Ik ben zonne-aan-bidder en als ik iets in de gedegenereerde maatschappij in te brengen had, verklaarde ik de koe heilig, als bij de oude Egyptenaren...’
‘Met uw verlof,’ vielen we hem weder in de rede: ‘u zegt, dat u zonne-aanbidder is, uw adres vermeldt zonne-baden - en uw kamer licht op het Noorden....’
‘Ik zal u mijn zonne-bad laten zien,’ zei hij, opstaand: ‘de inrichting is weliswaar wat primitief, maar het typische van mijn systeem is juist de mogelijkheid voor iedere behuizing.’
Kalm ging hij ons voor het portaaltje in, en - nog eens, we fantaseeren geen woord! - opende hij de deur van zekere gelegenheid, waar 'n rol closetpapier in de lichte tochting begon te ritselen, en 'n plankje zeker voorwerp droeg. Mèt dat de deur dier gelegenheid klagelijk piepte, lachte de zon door het raampje een vierkantje van gelijke grootte op het zeil van het portaal.
In dat zonne-parallelogram, amper voldoende om de be-sokte lompe voeten des Strijders te bergen, plaatste-ie zich met welbehagen. Kijkend van de gapende Nummer-honderd naar den armzaligen zonne-bundel, die de rosse voete-haartjes tusschen de verzakte sokken met koperen sprankels bevonkte, meenden we dat de magere heer ons op 't portaaltje
| |
| |
te pakken had, en 'n spijtig woord klom naar de spits onzer tong, toen hij genoegelijk de toelichting gaf.
‘Over meer zon beschik ik niet tot mijn leedwezen. Ja in mijn woning in Duitschland moet ik het met nòg minder stellen. Zon is 'n duur artikel. Buitengewoon duur.’ Zorgelijk observeerde-ie de zonne-ruit, die z'n sokken omgaf, en terwijl z'n mager, naakt lichaam bleek-vleezig tot waar 't bruin nekvel cirkelde, allerpotsierlijkst 't schamel revolutiebouw-portaaltje, benard gangske van pleister-klungels en werkende paneelen, overvulde, terwijl de rol closetpapier keel-schrapertjes kuchte, van benee 't nijverig kloppen des schoenmakers aandreef, de harige kuiten den zonne-bundel doorspaakten, sprak de directeur van het eerste Scheveningsch Lucht- en Zonnebad-Sanatorium. A.G.’ met warmer-loopende overtuiging ‘'r Moest geen stad, geen dorp. geen gehucht zonder publiek zonne-bad bestaan! De zon is de hoogste zegen voor 't lichaam! Poets liever nooit je tanden, laat je nagels groeien, verwaarloos eerder àlles dan 'n zonne-bad! De grootste vriend van de menschheid, de eenige God, is de Zon, de Zon, de Zon!’.... Extatisch wees z'n ruige arm naar 't kalkig plafond van 't portaaltje, als brandde daar 't schoone hemel-lichaam in opperste straling. Wij, niet in de stemming van zonne-aanbidding, waarlijk eenigermate afgeleid door de idylle van 'n zonne-plasje, 'n heer in zwembroek, 'n niet zeer zindelijke plee, hapten moeilijk adem op dien-smoorheeten doorloop en ons 't voorhoofd drogend, listiglijk pogend, 'm naar de koelere kamer mee te tronen, vroegen we of-ie behalve de zonneontdekking nog meerdere uitvindingen voor 't geluk der menschheid in portefeuille had. Dat belangstellend meeleven in z'n doen en laten, prikkelde 'm zoozeer, dat-ie uit 't zonne-bad stapte, de deur der
| |
| |
gelegenheid sloot, en ons met 'n naglanzing van zon op 't gelaat, in de luchtbadkamer volgde. Daar, 'n literflesch melk openend, stak-ie 'n rietje in den hals en na wat slokjes geslurpt te hebben, zei-ie met aandrang: ‘Inderdaad, meneer, ik heb 'n tweede ontdekking gedaan, die voor de maatschappij van zóó hoog belang is, dat ik zonder overdrijving durf verzekeren, de oplossing van het sociale vraagstuk gevonden te hebben. U moet me echter beloven, mijn overdenkingen niet aan de groote klok te zullen hangen.’
‘Zoo'n belofte is 'n weinig vreemd,’ merkten wij op: ‘de oplossing van dat vraagstuk is toch immers van zùlk 'n actueel en algemeen gewicht, dat de openbaarmaking feitelijk geen uur mag wachten.’
‘Nee,’ zei hij gevleid: ‘'k moet wel degelijk reserves maken. Niemand leeft zonder ijdelheid - ook ik niet. Jaren, jaren heb 'k 'r over gedacht. Luister. Wat drinkt 't kind dadelijk na de geboorte?’
‘Melk,’ zeiden wij.
‘Wat drinkt 't kind als 't niet meer aan de moederborst is?’
‘Wederom melk,’ herzeiden wij.
‘Welke melk?’, vroeg hij z'n voeten bepeinzend.
‘Van de koe,’ antwoordden we geduldig.
‘Juist,’ sprak hij met klem: ‘ondankbaren als we zijn, vergeten we te spoedig welke verplichtingen we aan de koe hebben! De Koe en de Zon. De Koe en de Zon. Ware ik opvoeder van vele kinderen, ik zou ze nog vóór de tien geboden dagelijks laten herhalen: “de Koe en de Zon.” Die zijn voor de menschheid alles. 'n Volwassen man, 'n volwassen vrouw kunnen zich grootendeels met koemelk voeden - zooals ik. Vleesch is de pest. Wat ziet men nu? Negen en negentig procent van de koeien worden na 't tweede of derde jaar geslacht, omdat 't vleesch
| |
| |
anders te taai wordt. Voor eetbaar, doch schadelijk vleesch, vermoordt men honderdduizend koeien jaarlijks, honderdduizend koeien met miljarden liters melk! Dat is de schande en 'n moordzucht die zich wreekt. Er is melk genoeg, om iedereen te voeden, melk voor arm en rijk - zonder dat 'r goddank 'n melk-trust bestaat - en de verblinde gemeenschap maakt er geen gebruik van! Nu is bij mij in 't zonne-bad 't denkbeeld gerijpt, dat wanneer in alle landen gelijktijdig de agrariërs, de vegetariërs èn de sociaal-democraten, die toch óók voor de gezondheid van 't volk ijveren, de handen ineenslaan en in de respectieve wetgevende lichamen met groote meerderheid 'n wet doordrijven, OM HET SLACHTEN DER KOEIEN TE VERBIEDEN, desnoods met doodstraf te bedreigen, dat dan, en dàn alleen goedkoop voedsel voor iedereen ontstaat - met andere woorden de basis voor 'n nieuwe maatschappij gelegd is’......
‘Het zou waarlijk jammer zijn,’ opperden wij: ‘als u dat inzicht nog langer verborgen hield. Ja, het is in zekeren zin misdadig, meneer Löwe, z'n tijdgenooten zulke overwegingen te onthouden.’
‘De zaak is,’ zei hij zacht en met diepzinnigheid: ‘dat ik 'n heel dossier verrassende uitvindingen verzamelde, en dat ik schrandere lieden zoek, om met mij als directeur, 'n Naamlooze Vennootschap op te richten, om mijn ideeën te exploiteeren. Met ook ùw naam op 't prospectus, meen 'k......’
‘We gelooven,’ vielen we hem in de rede: ‘dat 'n hoogst-onsolieden commissaris Falkland sòmmige te voorzichtige lieden zou afschrikken hun kapitaal in uwe onderneming te steken. Néé, beslist niet!’......
‘Dat is jammer,’ zei hij.
| |
| |
Na diè beleefde weigering stotterde 't gesprek. Tot aan de deur liet-ie ons in z'n zwembroek uit. Daar, zich schuil houdend voor de overburen, beklemd tusschen den bepleisterden wand en de brievenbus, riep-ie ons nog door den kier na: ‘Vergeet nooit de spreuk: ‘de Zon en de Koe!’
‘Nooit!’ zeiden we, blij dat we 'r uit waren.
De schoenmaker in 't benedenhuis keek over z'n hor, grinnekte. Voortstappend, moet er waarachtig - na 't éérst vereerend aanzoek voor commissaris van 'n Naamlooze Vennootschap - in onze oogen iets van de generatie eener Koe geleefd hebben.....
Sept. '06 |
|