| |
| |
| |
Ooievaar lepelaar....
Ze noemden zich ‘Keizerlijk-Russisch zang-en-dans-ensemble’, kwamen - zei 't programma - uit Odessa, moesten 'n geweldig succes in alle landen van Europa gehad hebben, maar de lui van achter de schermen, die 't weten konden, en de beëedigde vertolker van 't Russisch consulaat, die ze was wezen hooren, glimlachten. In de kleedkamers spraken ze plat-Amsterdamsch en op 't snelle tempo der Russische melodie, zongen ze met 'n verbluffende rapheid: ‘wàààsser-wàààsser-wàààsser ka.... Ka waar-is-de-vuile-wasch? Ka waar-is-devuile-wasch? Wasch! Wasch! Wàààsch!’.... Dan besloegen de mannen de tamboerijnen, de vrouwen wiegelden met de heupen, bewogen de gekaplaarsde kuiten en 'n tweede brok van 't Russische nationaalgezang eindigde opnieuw met 't de zaal ingeslingerd refrein: ‘Wàààsser-wàààsser-wàààsser ka!.... Ka waar-is-de-vuile-wasch? Ka waar-is-de-vuile-wasch! Wasch! Wasch! Wàààsch!’
.... Wat dee 't 'r toe? 't Publiek lette nauwlijks op de woorden, wachtte geduldig 't dansen. Dàt verstonden ze. Dat vlotte met 'n lenigheid, 'n wildheid, 'n ongewoonheid, die geen waarlijke Rus had kunnen verbeteren. In Duitschland, Frankrijk, waar
| |
| |
ze pas waren opgetreden, hadden ze ongeneerd plat-Amsterdamsch gezongen - in Holland werd 't gevaarlijk.
Met moeder, die nog onder de opera-De-Groot, in den Parkschouwburg, als balleteuse den halven kost voor 't huishouden verdiende - vader, in die dagen speelde tweede viool - was 't ‘Keizerlijk-Russisch zang- en dans-ensemble’ begonnen. Want na vader's zenuw-aandoening in de rechterhand, 'n aandoening die in dadelijk verband met de ziekte der opera zelve, 't niet-betalen van orkest en ballet, stond - dóód had-ie zich geërgerd - had ze zich met nog 'n getrouwde balleteuse aan 'n Duitsch ballettroepje verbonden, waarvan twee damesleden op minder kuische wijze 't contract verbraken. Van de Duitschers had moeder 't wàààsser-ka-russisch, de Russische gillen, den Russischen nationaal-dans geleerd. Na 'n paar maanden geheel in den Russischen stijl opgeleid, verlekkerd door de café-chantant-gage, die zelfs in de toekomst géén Hollandsche Opera voor 'n ballet bij mekaar zou kunnen zingen, kwam ze op den pienderen inval 'r dochters Joséfien en Angélique, toen meisjes van twaalf en veertien, die tòch al zoo'n zin in 't dansen hadden, in Russischen geest te oefenen en de bevende hand van 'r man 't knokel-meppen op de tamboerijn aan te leeren. Joséfien was 'n moorddadig leelijkje, 'n boom van 'n blonde meid met den kokker-neus van 'r vader, de lompe schouders van 'r vader, de polderjongens-voeten van 'r vader. In Russische kleeding geleek ze 'n vermomde man. Wat voor pruiken ze opzette, zwart of rood, welke hoeveelheden schmink ze misbruikte - 'r was met Joséfien geen eer in te leggen. 'n Krankzinnig directeur in 'n kleine, Duitsche provincie-plaats had zelfs
| |
| |
eens 't contract met 't ‘Keizerlijk-Russisch zang- en dans-ensemble’ willen résillieeren, omdat-ie aan Joséfien's sekse twijfelde. 't Bevallig, dol-opgewekt dansen van Angélique, 'n schoonheid van 'n meisje in 'r jonge jaren, bracht 'm evenwel tot rede. Angélique, die haast geen dochter van den tweedeviolist scheen, had 'n natuurlijke gratie, 'n innemendheid, 'n beeldig snoetje, 'n weelderigheid van zwart haar, 'n uitdagendheid, die, als de menschen geen hand op mekaar hadden gelegd voor de andere leden van 't ensemble, 'n positieve geestdrift verwekten, wanneer zij, bij de aanmoedigings-gillen van pa, ma, Joséfien, 'n schitterenden solo danste. Angélique was moeder's zon en hoop.
Werd Joséfien zonder ruzie geduld - ze dee 'r best, verdiende 't brood mee - Angélique tortelde in vertroeteling. Elken avond, bij 't sober souper in 't een of ander Artisten-heim, schoof moeder wat goulasch of vader 'n brok pekel-komkommer op 'r bord. Ze bekoesterden 'r met innige genegenheidsoogen, spelden 'r omslagdoek zorgvuldig dicht, als ze na 't optreden in de avondkou moest, droegen 'r valiesje, lieten 'r in den spoor-coupé achteruit rijden, om 'r buiten tocht te houden. Joséfien, de man-vrouw, zei nooit 'n spijtig woord over dat voortrekken, omdat 't altijd zoo geweest was en omdat ze genoeg gezond verstand bezat, om den oer-schakel der dingen niet te willen forceeren. Ja, ze nam 't zelfs voor 'r mooie zus op, toen de storm rondom Angélique's verliefdheid opstak, de storm waarbij vader's hand zoo gruwelijk beefde, dat ze bang waren voor 'n beroerte, en moeder's verwoedheid tot het paroxysme van 't aan Joséfien toeschuiven van goulasch en reepen Hamburger rib steeg. Menschen voor hun dertigste jaar zijn ontoerekenbaar - in huwelijks-aangelegenheden. De snoe- | |
| |
zige Angélique, nog sterker dan de spaarpot bewaakt - de kasplant, die nooit alleen uit mocht, die zich kleedde in moeder's kleekamer, terwijl Joséfien 't met vader af kon - de prachtige meid, die om de veertien dagen de verlokkendste, verrassendste, verdachtste en inderdaad-verbluffendste aanzoeken gekregen had, die met 'n rijken koopman, zelfs met iemand van adel had kunnen trouwen - als vader en moeder gewild hadden (zij, in dàt stadium, was bijzaak) - raakte ineens, zònder waarschuwing, zònder dat iemand 'r an gedacht had, zonder ouderlijke toestemming, op 'n voltigeur, waarmee ze in tournée waren - smoorlijk verliefd. Ofschoon 'r niet tegen te redeneeren viel, redeneerde het ‘Keizerlijk-Russisch
zang-en-dansensemble’ zich koppijn, nacht aan nacht, na 't verstoord souper van goulasch en pekel-komkommer, tot diep in den morgen. Mogelijk zouden moeder's verbolgenheid, vader's meelij-opdringende hand 't van de zieligste menschelijke ziekte gewonnen hebben, had de voltigeur 't Amsterdamsch Russinnetje niet zóó onder de macht van z'n oprechte genegenheid, meerdere beschaving en charmeerend gezicht gekregen, dat-ie 'r op 'n avond den gemeenen streek suggereerde - zulks midden in 'n schitterend engagement - niet op te treden vóór ze toestemming had. Dat was op de Groninger kermis. In de kleekamers van 't ‘Keizerlijk-Russisch zang-en-dans-ensemble’ was 't onstuimig toegegaan - maar Angélique danste goddelijk, zalig door 'r overwinning. Moeder, kwiek als vóór jaren, toen ze 'r dochters voor 't Ensemble opfokte, had eindelijk ja gezegd, onder voorwaarde dat de voltigeur, dien ze overigens niet kon uitstaan omdat-ie zoo ‘pettig’ dee, z'n voltige-kunstjes met borden, flesschen, ballen, stokken, hooge hoeden, brandende lampen enz. zou
| |
| |
laten schieten, om nà 't wááásser-ka-refrein mede z'n kuiten te exploiteeren. Omdat-ie verliefd was en omdat voltigeurs uit de mode raakten, hapte-ie toe. 't Kwartet werd quintet - drie vrouwen, twee mannen. En daar voltigeur-schoonzoon 't wááásser-wááásser-ka met 'n aangenaam tenor-geluid meezong, z'n horlepiep 'n besliste verrijking der plastiesche bewegingen was - pa liet enkel de tamboerijn trillen - groeide 't succes der Russen met den dag. Tot er iets ongemeen-menschelijks, iets in de rede der hééle natuur liggends, doch waarlijkfataals, gebeurde. De verliefd-getrouwde Angélique kwam in omstandigheden, die men ‘gezegend’ pleegt te noemen. 'n Fransch dichter heeft eens gezegd: ‘.... Quand l'enfant parait, la joie arrive et nous éclaire - chacun rit à son tour’... Bij het ‘Keizerlijk Russisch zang-en-dans-ensemble’ lachte niemand, zelfs de jonge moeder niet, en in stede de heugelijke gebeurtenis te zegenen, keken de aanstaande grootouders niet alleen zuur, maar keven in verbitterendste stemming over de nieuwste onhandigheid van den voltigeur. In zooverre viel 't geval mee, dat de zuigeling - 'n tierige jongen, dien ze naar den grootvader Dirk, naar den vader Pierre noemden - in 'n maand van gedwongen stil-liggen ter wereld kwam. Maar de mooie Angélique, die ruim drie maanden niet optreden kòn, en in den eersten tijd niet op dreef was, had de broodwinning van 't Ensemble 'n leelijken knauw gegeven. Daarenboven was Dirk Pierre voor de menschen, die zich tot nu toe vrij hadden bewogen, 'n hinderlijk blok aan 't been. Was 'r voorstelling, dan moest 't kind dat in rechte lijn de leelijkheid van grootvader had overgeerfd, op de huurkamer hier of daar worden achtergelaten. Later, toen-ie loopen kon, werd-ie lastiger, wachtte-ie in de regie, sleepte
| |
| |
alles van z'n plaats, deed ongezeggelijk, knoeide met schmink en poederdoozen, liep tusschen de coulissen, verveeld en lastig als 'n kind van dien leeftijd, dat met geweld op wordt gehouden, zijn kan. Vier jaar oud, was-ie 'n bedorven, kwaje duvel, die z'n zin doorzette, z'n grootmoeder en moeder treiterde, z'n goedige tante sloeg - 'n verwend tooneelkind, nauwelijks bang voor 't geransel, dat de vader 'm te veel toediende.
Het was in die dagen, op 'n Hollandsche kermis, dat 'k met 't ‘Keizerlijk Russisch zang-en-dans-ensemble’ kennis maakte. De grootvader, 'n man met aan de slapen al grijzend haar, ging in de laatste maanden achteruit. Niet alleen dat z'n rechterhand sterker beefde, maar de eene voet sleepte 'n weinig en dikwijls mummelde-ie pijnlijk, als-ie 'n woord zocht - 't jammerlijk type van 'n geestelijk-aftakelend mensch. De grootmoeder, zwaarlijvige vrouw niettegenstaande 'r ingespannen lichaamsbeweging, ontredderd van humeur door den stadigen last met 'n man, die 'r elken nacht voor niets wakker maakte om 'n glas water, 'n denkbeeldig geluid in de kamer, 'n altijd-weerkeerenden angst - de grootmoeder dee norsch en geprikkeld, sprak lusteloos, las vinnig 'r krant, snauwde Dirk Pierre voor 't geringste af, nam van Angélique geen notitie. Joséfien, schraal, beenig, lomp, met welig-opkomend haar op de bovenlip, meid die van af 'r jeugd voor vader en moeder gedanst had, zonder 'n goed woord, zonder 'n tikje vreugde, zelfs zonder zakgeld omdat moeder tòch alles betaalde, was Dirk Pierre's gouvernante, paste 'm op, wandelde met 'm, liet zich door 'm slaan, trappen, knijpen, en als-ie èrg lief was bij de haren trekken en - zoenen. Pierre, de gewezen voltigeur, geel, hoekig geworden in 't
| |
| |
nieuw métier van radeloos-dansen, dansen-aan-één-stuk, dansen met wilde ademhaling in de stofbuilen van 't tooneel, keek enkel naar z'n zoon om, om 'm 'n pak voor z'n broek te geven en naar z'n vrouw, als ze 'm met 'r verwijtingen verveelde. Z'n verliefdheid was 'r in de lange jaren uit-ge-danst. Soms, als ze, met tranen in 'r donkere oogen, de malligheid beging z'n hand te pakken - soms als ze met mekaar alléén waren - kon-ie nog wel 'ns wat van de ouwe hartelijkheid toonen. Soms - zeldzaam. Angélique, achter 't voetlicht 'n vol-rijpe schoonheid, die met 'r eigen prachtig haar optrad, 'r oogen niet behoefde aan te zetten, noch 'r hals en armen te schminken, was bij dag 'n verlepte vrouw, oud voor 'r jaren, met ingekankerde zorg onder de oogen en om den kleinen mond. Ieder, die 'r in de straten zag loopen, zei: daar heb je de mooie Russin - wat moet dat mensch vróéger 'n beeld zijn geweest. 's Avonds, bij 'r solo-dans, die nog altijd de great attraction van 't Ensemble was, bewoog ze in de opgetogen begluring van alle binocles. Na de voorstelling soupeerden ze als vroeger met elkaar, dee 't kind drenzerig en driest, tot Joséfien, die zich ook daaraan gewend had, vooruit met 'm naar huis ging, om 'm in bed te leggen. Zat je met ze aan, dan voelde je achter 't zwijgend eten van grootvader, 't mokkend happen van grootmoeder, 't stugge broodsnijden van den ex-voltigeur, 't ingehouden praten van Angélique, den wrok van menschen die met mekaar overhoop leien en er met moeite den vréémden meneer buiten hielden.
Op 'n Zaterdagavond - drukste woeling der kermis - hadden ze als gewoonlijk eerst 't ensemblenummer met 't refrein: ‘Wàààsser-wàààsser-wàààsser-ka!.... Ka waar is de vuile wasch? Wasch! Wasch! Wàààsch!’.... gezongen. Toen dansten
| |
| |
moeder en Joséfien, door tamboerijn en castagnetten van den ouden man en Pierre begeleid - sprong 'n Duitsche jongen van 'n jaar of twaalf, dien ze extra geëngageerd hadden, als 'n aal zoo vlug over de planken - kreeg Pierre applaus bij z'n gedraaikolk op één been, z'n razend-snellen horlepiep, z'n kuiteflikkers, insmakken en opveeren - maar 't echte, vurige, de-zaal-zwiépende solo-dansen der mooie Russin, die stiekem tusschen de coulissen verdwenen was, bleef achterwege.
‘Was Angélique niet lekker?’, vroegen we verbaasd toen we in 't Artisten-café 'n glas bier dronken. We waren laat gekomen. Joséfien was al met Dirk Pierre naar huis - ook de ex-voltigeur, die hoofdpijn had. Noch grootvader, noch grootmoeder antwoordden. Angélique knikte ja, hield de omrande oogen niet van 'r bord af, waarop de schijfjes rolpens in 't gestolt vet koud waren geworden. De oude man, zwaarbevend van hand, speelde met 't peper-en-zout-stelletje, had ook z'n rolpens laten verstijven in de bleek-harde saus - moeder, de eenige die gegeten had, zat van 't restant van 'r brood onbehaaglijk-zwarte brood-kogeltjes te kneden. Ze toonden zoo onbeminnelijk, dat 'k ze in 't een of ander gesprek gestoord had, ze keken me zoo door hun zwijgen weg, dat 'k op 't punt was me bij den sedert gestorven komiek, die me had voorgesteld, te retireeren, toen Angélique opstond, en met de vluchtige verontschuldiging dat ze liever naar huis ging, nou 'r man ongesteld was, ons alleen liet. Nog 'n poosje probeerde ik 't gesprek op te houden. Maar de oude man, wiens oogenwit bloederig beloopen was - hij zat cognacgrokjes te drinken, wat-ie bij zijn doodelijke ziekte niet mocht - zei op alles ja en nee - en de moeder, wrevelig, met 'r gedachten bij iets anders, had meer attentie voor
| |
| |
de brood-deegjes waarin ze nijdig 'r huidbloempjes afdrukte, dan voor 't praten over dingen-van-den-dag van den zich opdringenden vreemden meneer. Toen, terwijl zij uit verveling de schijfjes rolpens en de koud-geworden gebakken aardappelen, die 'r dochter had laten staan, begon te kieskauwen, en hij, tegen 't oogendreigen van z'n vrouw in, 'n vierde heet grokje bestelde, wenschte ik ze 'n aangename nachtrust.
Den volgenden avond even achter, terwijl 't ‘Keizerlijk-Russisch zang-en-dans-ensemble’ op was, zag 'k Angélique, die in Russisch nationaal-costuum en onder de schmink, 'n ongewone pracht-vrouw geleek, tusschen de coulissen heen - glimlachen - zoolang 't publiek 'r kon zien. Dan, verwoed de vuisten ballend, plompte ze op 'n taboeret, bonsde een paar maal 't hoofd tegen 'n coulissestut, dat 't 'n rosse striem snee, snikte 't bedwongen-krampachtig uit. Ze deed zoo diep-desperaat, dat 'n paar andere artisten, wat tooneelknechts en de brandweerman bezorgd rond 'r heen kwamen. Van alle kanten werd 'r zacht gevraagd wat 'r was. ‘Niks’, zei ze ruw: ‘'k wou dat 'k krepeerde!’ - en zich uit de belangstelling los duwend, sloot ze zich in de kleedkamer bij Dirk Pierre op.
De directeur gaf de verklaring. Ze mocht niet meer voor den dokter. Niet voor 'r zelf, niet voor 't twééde kindje dat ze wachtte. 'n Bezoeking. De grootste pech voor de familie....
Juni '06. |
|