| |
| |
| |
Van droog genot....
Edelachtbaren, Edelachtbare Heeren, WelEdelachtbare Heer, het is noch lekker, noch prikkelend, noch héèlemaal verfrisschend. Er hapert een kleinigheid aan. Klarinetgeluiden doen 't 'm niet absoluut. En geduld stompt af, zoo als iedre menschlijke qualiteit die misbruikt wordt. Van morgen heb 'k, verbolgen kuierend, als Adam, mijzelven in den spiegel zien vloeken, en m'n blooten hiel an 'n kromgetrokken randje van 't vloerzeil, al stampend-grommend tegen Marie, de nieuwe dienstmaagd - Teun is vort - die 'r géén schuld aan had, daar ze de voorstoep, zónder water, veegde, bezeerd. Vanmorgen, Wel-Edelachtbare, Edelachtbaren, heb 'k 'n kwartier noodig voor m'n handen, 'n kwartier voor m'n gezicht, 'n ruim kwartier voor m'n tanden en eindelijk, opgehitst, gejaagd aan 't ontbijt verschijnend, kreeg 'k de eerste (gerechtvaardigde) douche van m'n vrouw, die stijf van verwijt naast de stijf en groen geworden gebakken eieren zat. WelEdelachtbaren, Edelachtbaren: te lang gesmoorde eieren zijn wanstaltig, leerlappig, dag-verstorend.... Gister was de thee zwart als inkt. Eergister lei 't restant schol an de pan gekleefd. Vooreergister was 't wat ànders. 't Gezellig ontbijt, na een kalme reiniging des lichaams, dreigt
| |
| |
z'n plattelandsche gemoedelijkheid te verliezen. Geen wateren der zee, die we bij dag en nacht hooren, wisschen huiselijke smetten. De badkoetsen staan nog op stal. 't Is warm en niet warm. En o, 't bereikte ideaal, 't verlangen van jaren, glimmend aan den wand en weder ontglippend! De smart van het hebben, 't weder verliezen. Het smachtend kijken naar de gaatjes, 't eenzame traantje, zwellend en nokkend-van-val, als bij hevigst leed. Edelachtbaren, màg 't zoo - moet 't zoo? Is er geen roering in uw gemoed, als ge me weet - ontdaan van tricot sokken, flanel, smachtend als een landbouwer bij norsche droogte? Gaat gij, Edelachtbaren, Zaterdagavond in de kuip, neemt ge uitsluitend 'n voetbad, of zijn u de wateren des hemels voldoende tot aan uw omgeslagen hemdsmouwen? Thans kom 'k nogmaals uiteenzetten, pleiten, smeeken. Wee, de auteur, die gezwiept wordt te hoonen...
Dit was nu een onzer opperste verlangens. Bij benauwend zomerweer en avond-broeierige luchten spraken we er koozend over, kiezend de koelste, luwendste, onhartstochtelijkste woorden. De klànk van het ding alleen gaf de sensatie van smaaklijk welbehagen. We zeien het zacht en teeder, koesterend, vrindelijk. Het was geen woord om luid te beweren, geen woord van geraas en ontstichting. Je lippen gingen er peinzend bij open - je tong proefde 't gerucht - je huid ademde als in sponzige voeling.
Jàren geleden reeds poogde 'k.
De smid van 't dorpje, waar we toen woonden, maakte 'n ijzeren bak naar mijn ontwerp - we pompten water uit den put, zetten twee emmers gereed èn den tuingieter en zoo kunstmatig, niet op 'r volkomenst, noch op 'r vloeiendst hadden we
| |
| |
'n douche. De tuingieter hing aan 'n touwtje (aan 'n balk) in de keuken. Aan de tuit hing een tweede touwtje. Trok je daar aan dan regende 't heerlijk-verkoelend op je hoofd, schouders enz.
A Balk. B Touwtje. C Tuingieter. D Trektouwtje E Falkland, welvoegelijkheidshalve gesymboliseerd. F Bak van den smid.
Hoe vernuftig, zonder ijdelheid, de toestel evenwel was, hij had eenige luttele bezwaren. De gieter raakte na eenige tellen ledig, bespoot niet alleen Falkland maar de keukenaanrecht, de pannen, de petroleumlamp, de kachel. Waarlijk het kòn niet
| |
| |
anders. Een bespoten man staat niet onbeweeglijk en een gieter aan een touwtje balanceert. Vrouw en maagd gingen te keer tegen den morsboel - de bak van den smid moest worden leeggedweild en den tweeden morgen kwamen B. en C. (zie toelichting) met een smak op 't hoofd van E. (dito). Kortom het hàd bezwaren. 'n Keuken is niet de
meest aangewezen plaats voor 'n douche, zònder waterleiding. En de aardigheid eener menschelijke uitvinding heeft voorzeker de toewijdende genegenheid eener vrouw noodig. Vrouwen verzetten zich dikwerf - helaas - tegen 't best intellect. Na een week trok 'k de kram uit den balk en de ijzeren bak F., die naarstig lekte, kreeg gedaan.
Sinds '96 bleef een douche een zoet, verkwikkend denkbeeld. Nergens hadden we gelegenheid en tegen de kosten van badaanleg zie je op. In 't buitenland heeft 'n auteur eerder 'n villa, dan in Holland tien meter compositie - 'k zeg tien meter, ongerekend het werkloon en de spuit. Zoodat we zeer verheugd waren eene verheugenis die niet
| |
| |
in proza valt uit te zeggen, toen onze huisheer tegen onderteekening van 'n lang-ademig contract, ons diverse gunsten verleende, witten, verven, doorsteken van 't verstopt riool èn aanvoer van waterleiding naar eene kamer éénhoog, die mitsdien Badkamer kwam te heeten. Het geschiedde in 1902-1903 en in eene àndere kleine plaats. Het langgedroomde, in zoete zwijmeluren begeerde, naderde. Het behoefde niet langer in de keuken - er kwam een stop, waaraan je de douche slechts had te schroeven. Doch daar het winter was draaiden we niet. De toestel moest nog gekocht worden. Eindelijk na den wanhopigen grooten schoonmaak. gelijk met gangen zonder stofje en verf-luchtjes in 't huis werd de douche, de echte, gekochte, niet zélf gefabriceerde douche aan de stop gedraaid. Het was 'n keurig koperen toestel, compleet voor 'n gulden of tien. Rechts zat de kraan. Anderhalve meter van 't bad glimlachte de tuit. Hoe je 'r voor stond, links of rechts, bij de deur of bij 't raam, de Badkamer, zag er decoratief volmaakt uit en de Douche sprankelde kopervlammen in 't voorjaarszonnetje - ‘een fontein van licht’, zei m'n vrouw, die 'r pas met poetspommade gewreven had.
| |
Tweede Toelichting.
(Anno 1903)
A De eindelijk verkregen, netjes aangelegde douche mèt waterleiding. B De kraan voor enkel handen wasschen en om het bad te vullen. C De kraan voor de prachtige, huid en lever versterkende douche. D Falkland, alweder welvoegelijkheidshalve gesymboliseerd, doch sinds 1896 een weinig gezetter. E Het bad. F Afvoer.
| |
| |
Meer comfortabel kon het niet. In het bad had je je hand slechts uit te strekken naar kraan C en alsdan zittend op een keukenstoof, stoof - dat twéémaal stoof klinkt onschoon, maar schijnt in den zinsbouw noodzaaklijk - stoof de regen, de versterkende natuurregen (waarom zijn we den Regen ontvlucht? Lag hij niet in de orde der natuur?) op je neder.
Zondagmorgen werd 't feest, zette ik - de pluralis majestatis moge achterwege blijven in badaangelegenheden - voor 't eerst op de stoof gezeten, de hand aan kraan C. En met malsche stralen, sputterend en persend kwam het water af. Om te zoenen. Om te aanbidden. 'k At tweemaal zooveel, schreef tweemaal zooveel. Als dat zoo door ging, haalde 'k de douche-onkosten 'r gauw met de pen uit. Alle bezoekers moesten onze badkamer, onze douche zien werken. Ze vonden 't 'n pracht van 'n inrichting voor diè plaats.
‘Alleen niet te veel op je hoofd laten spuiten’, zei de dokter: ‘da's nièt goed - je goed nawrijven en in beweging blijven’.
Het was een Zondag in ons leven.
Het was een Zondag met een teeken. Want elk bereikt ding is, om het weer schóón en scheurkalenderachtig uit te drukken, een mijlpaal van je levenspad.
Den volgenden dag, Maandag natuurlijk, zette ik mij wederom op de stoof in het bad, draaide als een machinist op 'n locomotief aan kraan C, boog 't hoofd, ingevolge 't medisch advies, perste de lippen om de kou te ondergaan. Even vielen 'n paar druppels op m'n rug, toen begon de douche, de langbegeerde, de door ieder bewonderde douche te blazen als een klarinet.
De meid werd òpgeschreeuwd. Wie de hoofdleiding had afgesloten? Niemand.
| |
| |
Dat kan niet - schreeuwde ik door de deur.
Toen ging m'n vrouw kijken. In de keuken liep-ie wèl. Dan was de douche verstopt òf 'r was niet genoeg druk. Ze had gelijk. Uit kraan B liep 'n dun, aarzelend straaltje, soms in druppels verglijdend, soms mede verdwijnend.
En terwijl de douche haar klarinet-geluiden gaf, begrepen we dat er geen drùk was.
WelEdelachtbare en Edelachtbaren dezer gemeente-aan-zee, thans wederom sprekend tot U, gelijk welvoegelijk is, en nadere uiteenzettingen coupeerend, na m'n handen zoo goed en zoo kwaad als 't ging in de badkamer gewasschen te hebben en na geduldig wachten op een glas water voor de tanden - het zal U Edelachtbaren toch wel geen excesse gelijken dat men ook daárvoor water gebruikt - na mij verder gekleed te hebben zònder doucheverkwikking, ben 'k aan 't opmeten gegaan. De gelijkvloersche verdieping is drie meter hoog, de koper-vlammende douche, op de éénhoogsche badkamer staat anderhalve meter van den grond. Dat is welgeteld een hoogte van vier en halve meter van de begane aardoppervlakte. Vergissingen mijnerzijds kunnen niet plaats hebben, daar 'k met 'n touw gemeten heb en dat touw zoowel door timmerman als metselaar dezer gemeente-aan-zee op vier en halve meter getaxeerd is. De hoogte van kraan B was drìe en halve meter van de begane aardoppervlakte. Daarna, Edelachtbaren, nog met het bewijs in handen, heb ik mij gewend zoowel tot de officiëele autoriteiten (de politie) als tot de nièt officiëele, maar voortreffelijk in deze zaken onderlegde (den barbier van 't dorp) en beide bronnen verzekerden stellig dat met den Maandag zooveel water in de plaats voor 't wasschen gebruikt werd, dat er driemeter-hoog geen druk kòn zijn. ‘Maandag is 't
| |
| |
waschdag meneer’, zei de barbier: ‘en andere dagen in den ochtend zal u ook wel niet véél tappen, want dan mag de gemeente vrij water halen an de kraan van 't brandweerhuissie en Vrijdag is 't schoonmaakdag en Zaterdag met de drukte òveral krijg u vier en halve meter hoog geen drúppel.... Maar in elk geval, as u boven water neemt, moet u zorgen dat ze beneden in de keuken niks nemen’ ....
Edelachtbaren, sinds een máánd zit ik nu ònder de douche zonder 'n schéútje. Alleen des Zondags, als de gemeente in de kerk is, krijg 'k 'n heuschen regen. Vindt U het dan onverklaarbaar, dat ik terwijl ik vanmorgen, Vrijdag, schoonmaakdag, weder een luchtbad nam, gevloekt heb en alle werkdagen verwenschte? De Zondag is hier met Uw welnemen gratielijk vervelend, maar heeft wàter in mijn leiding. Zou het niet kunnen met inspanning van eenige kracht, dat er in de week druk is voor vier en een halve meter? Vergelijkt u de twee afbeeldingen eens. In 1896 had ik water zònder waterleiding. In 1903 heb ik leiding zonder water. 's Morgens - in de badkamer, stamp 'k m'n hielen stuk (zie aanhef) om de meid te waarschuwen dat 'k te bad ga, dat 'k kraan C heb opengedraaid, dat zij van de keukenkraan moet blijven - 's morgens spiegelt de douche poëtisch als een ‘fontein van licht’ (zie al weer boven), knort en neuriet ze als een klarinet, maar nauwlijks bobbelt één druppel aan de gaatjes. Dat heeft, Edelachtbaren, nu al weken 'n half-gewasschen lichaam, verstoorde ontbijten, verminderde schrijf-productie gegeven. Moet 'k naar de keuken afdalen? Kon 't voorzien worden, dat vièr en halve meter hoog geen drukking is? Men zegt, Edelachtbaren, dat als er brand in de gemeente is, de druk verhoogd kan worden. Dat moet ook
| |
| |
wel. Anders branden alle villa's hier af tot drie meter boven den beganen grond.
Maar doet Gij iemand op die wijze niet verlangen dat er eens 'n brandje op douche-uur gedijt?
Hemel, het is niet alle dagen Zondag en niet alle dagen toeft de gemeente op 't douche-uur in de kerk. Edelachtbaren, 'k heb vanmorgen 'n hàlf uur op de stoof gezeten met van Eeden's Van de koele meren des doods tot ontspanning. Van Eeden is droog gebleven. Ik ben droog gebleven. Toch stond kraan C héélemaal uitgedraaid. Ik las van de geschiedenis van een vrouw ‘hoe zij zocht de koele meren des Doods, waar verlossing is en hoe zij die vond’. Ik op m'n stoof vind geen verlossing, maar aan 't ontbijt groengebakken eieren. Als 'k omhoog tuur, zie 'k de gaatjes, de opene gaatjes en 'n lillende zelfs niet tuimelende drup .... Toe komt U eens bij mij douchen, Edelachtbaren. 'k Stel de stoof ter dispositie van Burgemeester en Wethouders. 'k Zal wiè op de stoof nat wordt vijf-en-twintig gulden voor de armen geven. Het is te controleeren, desnoods met natrium, dat toch waarlijk óok water bemint....
WelEdelachtbare, Edelachtbaren - is de waterleiding te dezer plaatse-aan-zee ènkel voor voetbaden? Is het ongepast dat een auteur zóó hoog tracht te grijpen? Moet 'k 'n volgend maal overslaan in den hoontoon?
30 Mei 1903. |
|