| |
| |
| |
Open brief aan Jhr. Dr. E. Teixeira de Mattos.
Geachte jeugdvriend - vriend van dè èn mijner persoonlijke jeugd - nu ik toch aan het epistel-lanceeren ben en nog geen week geleden zoo uitermate genoegelijk 'n woordje met Kuyper (helaas: wiè maakte er Kuiper van?) sprak, vermeen ik de leeken-discretie te mogen vermoffelen. Ongepast en onvertogen van houding was ten allen tijde het individu, dat zich mengde in aangelegenheden van wetenschap en studieuze onderzoeking. Maar de blaaskakerij blééf van alle geslachten - het onze is er niet op vooruitgegaan. We blaaskaken ijverig in zake kunst, politiek, zeden, overtuiging, we blaaskaken zoo dànig dat wij elkanders wezenstrekken waarschijnlijk niet zouden herkennen, als we één simpel moment onze kaken inert lieten - we zitten vastgebakken aan den schijn onzer zielen, gelijk een varkens-blaas, om de woordkoppeling aan te houden, aan een zieligen schijn, schijn van volgroeidheid, robustheid, massieven inhoud, dewelke geen stoot kan verdragen... Waarom zou ik dan niet blazerig kaken op een terrein, dat de medische kringen nijdig bespinnen? Ik doe wat des tijds is en alleenig driest lijkt door de vlucht der rotatiepers. Ik doe wat ik niet doen móést, daar een nadenkend
| |
| |
man tochtige hoeken mijdt en een wijsgeerig auteur geen medisch-theoretische stelling beknabbelt - tenzij bìnnenshuis bij de thee.
Gij hebt, amice, een welverzorgd boekske geproduceerd Over bescherming en Verpleging van Jonggeborenen, dat ik onder vreugdevolle omstandigheden las. Mijn infame blaaskakerij brengt mij evenwel in aarzelende oppositie. ‘Wij moeten’ -, redeneert gij ongeveer: ‘de sterfte onder zuigelingen bestrijden door zuigelingenklinieken op te richten en daaraan minnen te verbinden, wier moedermelk het behoud voor zwakke en zieke zuigelingen zijn zal of zijn kan.’ Er gaat niets bòven natuurlijke melk, zegt gij. Blaaskaak Falkland is dit met u eens. Máár. Zonder maar zou ik kunnen eindigen en 'k heb wel 'n dozijn maren, onaangename maren, zelfs hàtelijke maren èn een maar waaraan ook mijn vriend Kuyper te pas komt. Je ben nu eenmaal minister om als Kop van Jut te dienen.
| |
Maar I.
Wàt is een min? Een min is een moeder, die met haar zog poogt te verdienen. Ik heb er goddank geen gehad. Het lijkt mij leelijk, wreed, afschuwelijk moedermelk te kóópen. Zoo wonderlijk-schoon een kind aan de moederborst is, aan de borst van de eigen moeder, zoo afstootend schijnt mij het àndere: 't kind dat door zijn meerderen welstand melk slurpt, melk van 'n verdrongen kind. Ik geloof, amice, dat deze visie niet van sentimentaliteit is vrij te pleiten en dat uwe utiliteits-redenen zich hiertegen spottend schrap zetten. Niet waar: eene kèrngezonde vrouw heeft dikwerf melk voor twéé - er worden tweelingen geboren - de wetenschap leert dat duizend gram goede moedermelk 7½
| |
| |
kilogram kind doet gedijen - dat Schlossmann in Dresden eene min zag, die 3100 gram zog per dag gaf, enz...
En tòch bezorgt mij deze correcte wetenschap de aandoening eener slaapzware hallucinatie. Bengelt er geen bokkepoot van onder het statistiekenkleed? Grunnekt er niet ergens 'n logge lach, 'n lach met sater-echoën? Zijt gij er zeker van dat de baardige Duvel, de Duvel-zèlf met 'n staart als 'n modderige straatbezem en oogen als paars-sputterende sintels, geen tróúwe bezoeker is van ziekenhuizen, anatomische lessen en nimmer de messen hanteerde bij 'n onnoozele sectio cadaveris? Amice, ik heb 'm herhaaldelijk gezien, 'm, hèm, den barren sinjeur, den roodlokkigen zielendief, den infernalen schobbejak, wiens grijnzende bek van oor tot oor splijt, als 'n schunnigheid 'm kietelt; 'k heb 'm gezien honderd, duizendmaal en op eerwaarden handslag betuig ik u dat-ie verfijnder smeerpijp is dan de brave opera-mephisto, die voor mij en voor u en voor anderen misschien smaaklijker type gewerd dan 'n Faustus en 'n Greta-met-de-vlecht (want nu we tòch over zuigelingen praten: bevalt ù die vlecht tot het Einde bij 'n vrouw die gezoogd en gedood heeft?) Ja, ik heb 'm zóó gezien, zoo pertinent en van dichtbij, dat 'k z'n facie zou kunnen teekenen met wit en zwart krijt: 't is gelogen dat-ie kikvorschen lokt. 'k Heb 'm gezien als 'k van medische studenten vernam, die proefnemend kiezen trokken en langs de ziekenhuisbedden togen en in de snijkamers den voorraad bewerkten. En nu ook in úw boekje aanschouwde ik 't gegrijns van z'n tandloozen bek... Niet gij, amice, zijt responsabel voor opdringend, vlegelachtig gezelschap. Uw gemoed is zuiver bewogen, uw stem draagt sympathische klanken, uw blik (schoon dan
| |
| |
gekant tegen farine lacté in blik) speurt prijzenswaarde zaken...
| |
Maar II.
de Duvel, voornoemd, strooit z'n infaamheden in den reinsten akker. De zaaier zaait tarwe - de rossige Smakker onkruid. Bij het bewuste-schoon raakt het onbewust-snoode verzeild dat we allen gouteeren, gewend als we zijn aan traditioneele besluipingen van Onrecht en Recht-dat-kucht. En zoo bewoog de Smakker uw pen, toen ge schreeft: Overigens zal men bij jaarlijks 4-5000 onechte geboorten in Nederland niet licht gebrek aan minnen hebben. Hemel, amice, welk een voor uw góéd doel rillige statistiek! Moeten we verheugd zijn over uw voorraad minnemelk of 'n gloeiende pook grijpen om uw Gezel te verjagen? Rommelen niet de vragen over elkaar, als naar 'n cent grabbelende jongens, wanneer we een wijle als blaaskaken en blazende leeken 't citaat bepeinzen? Wat is een min, vráág je dadelijk. Een min, hakkel je, vreemd-starend, is 'n ongehuwde moeder, of 'n dood-arme moeder. Maar III dan toch 'n moeder, wat we in goed Hollandsch moeder noemen. En nu staan we doorgaands - alle christelijke en verheven zielen uitgezonderd! - wel gereed die ongehuwde moeders in een hoek te dringen - vróéger, in de helaas doode Romans, zeide men te verstooten, doch gelukkig praten wij minder excessief en doen we gevoeliger - en de 4 à 5000 onechte kinderen bescheiden het leven te verzuren door 't stadhuislijk schriftuur, maar we houden met liefdadige (liefde die dàdig is) gelaten onze zieke en zwakke zuigelingen bij de hand ('t beeld is onjuist) en accepteeren de Moedermelk. We accepteeren de Melk, royaal
| |
| |
de psychische en physiologische gevolgen negeerend van zondige en verarmde moederlichamen - we accepteeren de Melk die eene èchte moeder alleen in hoogste, supérieure liefdedaad aan een ander kind kàn geven, leggend dat andre kind náást het hare (vernaamt gij óóit van eene moeder in góéde maatschaplijke condities, die haar teerste spijzen in contanten omzette?) - we accepteeren de Melk, redeneerend-profiteerend van 'n verlaten vrouw, van 'n ongelukkige vrouw, van 'n lichtzinnige vrouw - we accepteeren de Melk, die voor 'n vader en 'n moeder een Wonder en Pracht is, mysterieus (niet voor ù) als ze gedijt, vloeit, groeit, daadlijk na 't verlangen van 't kind - we accepteeren de Melk en bieden in eene overigens voortreffelijke kliniek vrije kost, vrij wonen en bijvoorbeeld (pag. 25 der brochure) twaalf gulden per maand, of wel veertig cent per dag, of wel vijf cent per borst, wat iets goedkooper is dan Emstermate, die ik met zes en halve cent betaal.
Amice, ik spot niet en wensch in de allerlaatste plaats spitsvondigheden aan den man te brengen. Sérieus gesproken: uw pogen heeft eminente zijden - ik waag mij niet aan medische observaties.
| |
Maar IV
er is iets zeer ongezonds - nièt voor uwe zuigelingen - in het stichten van een gebouw, van een kliniek op fundamenten van verzakkenden aard. Want en hier presenteer ik een kalm, bezadigd betoog, een betoog zonder hevige woorden of weeë lyriek: als ik te kiezen heb tusschen minne-melk van 4 à 5000 ongehuwde moeders en een weinig geluk in het moederschap dier 4 à 5000 jaarlijks, dan kies ik onvoorwaardelijk partij voor het ‘weinig geluk’,
| |
| |
dan ben ik in staat de lezers van dit gastvrij blad te vervelen met een Reeks feuilletons èn die stadig te titelen: Over Bescherming en verpleging van vier à vijfduizend moeders èn 'n saai, banaal geroep te doen hooren, 'n geroep dat velen met mijn jaar en dag produceerden: Wanneer krijgt 't edelmoedig Nederland, 't Nederland dat thans mede aan de opperste spits van Beschaving staat, wánnéer krijgt dit heerlijk frisch land een wijs Onderzoek naar het Vaderschap? Wanneer zullen alle moeders in deze edele omgeving beschermd zijn? Wanneer eindigt het theologisch oreeren en begint één zoo simpele Daad? Moeten die 4 à 5000 kinderen jaarlijks dupe blijven, moeten we genoeglijk tevreden zijn met moedermelk op de opene markt à vijf of zes of zeven centen per honderd gram minstens? Moeten, mògen we een schaamteloos verwaarloosd belang, een dier ‘something rotten's’ als een basis betreden voor het grootst contingent minnemelk? Of moeten we, om in wetenschappelijke lijn consequent te zijn, ter bevordering van zieke-zuigelingen-intressen hoopvol uitzien naar eene stijgende minnen-statistiek en méerdren toevoer van Melk met de gróótste geneeskracht? Of moeten we om blaaskaak Falkland en mogelijk-sentimenteelen mèt hem te contenteeren, propaganda maken voor moedermelk in vòlle medeliefde en mede-lijden, ònbetaald, niet gesalarieerd, geschonken? Gij zult, amice, de pathetische uitwassen der laatste tirades, die zóo voor de vuist van een tribune konden verschetterd worden, met een medisch glimlachje slikken. Ge zult wenkbrauwfronsend o.m. (ik zeg ò. m. - schromelijk wisselruiterij plegend met uw mij onbekende gedachten-collectie dienaangaande) repliceeren dat de
vraag naar móédermelk met het uur grooter wordt door zekeren chic (die
| |
| |
een chique verdient), die het zogen ‘negligeert’, door de quasi-verzwakking van het geslacht, vooral door kinderverwaarloozing in arme buurten, allervóóralst door de maatschappelijke betrekkingen die de vrouw begint te ‘veroveren’. Een vrouw die het brood verdient of helpt verdienen, heeft geen tijd voor de moederlijke bezigheden, die een vrouw waarlijk in beslag nemen. Het laatst verondersteld argument weegt het gewoonst. Ik verzet er mij niet tegen. Verzet bij zaken als muren zoo sterk, geeft matig genoegen. De vrouwen van 't volk en de gezonde feministen, gezond door haar sociale functies - u weet misschien uit Falkland 315, dat ik het karikaturaal feminisme dezes tijds een door mànnen te zeer gedulde verdwaasdheid acht - kùnnen niet anders. Zij verwaarloozen heur zuigelingen, onverbiddelijk gedwongen. Zij zouden aan ànderer melk behoefte hebben, als zij 't niet dankbaar van de koe accepteerden. En ziehier, amice, een nieuw of oud gezichtspunt dat mij een serie
| |
Maren
in de pen geeft en mij wederom aanhitst op Zijne Excellentie Minister Kuyper, thans in zijn qualiteit van Binnenlandsche Zaken, althans ik acht de Koe en haar Melk eene bij uitstek binnenlandsche zaak. 't Kan haast niet binnenlandscher. Gij gaat met den bedelnap rond, moedermelk smeekend voor uwe zwakke zuigelingen, ik doe een amoereuzen knieval voor de gezamenlijke gespeenden van dit Land. Uw pleidooi omvat een daaglijksche koestering van twee-en-veertig kinderen, het mijne wordt welsprekend voor tienduizendèn. Indien gij het zuigende Nederland in de eerste maanden menschenmelk wilt voeren, ik lui de alarmklok voor koemelk, echte koemelk, heusche
| |
| |
koemelk. Na ùw verpleging komen ze in mijn belangen-sfeer. Van den tepel naar den gesmade Speen. Er lijkt geen tusschenweg. Gij wordt toornig, als ge over kunstmatige voeding spreekt, ik kwaadaardig en woest als ik mijn statistiek openbaar. Er gebeuren gruwelen, moorden, vergiftigingen in Holland. Er wordt niet geknoeid, er wordt publiekelijk op groote schaal slachting gehouden. Amice Teixeira, Excellentie Kuyper, 'k heb geaarzeld, gedacht, geworsteld - 'k heb 't in heftige woorden willen griffen, in brandende zinnen, in gloeiende beelden, 'k heb willen razen en tieren en sensatiedingen bepeisd, 'k heb gewurmd om den juisten vorm te vinden, de klàgendste cijfers, ten leste, disperaat ben 'k aan 't teekenen geslagen, ten spot van alle schilders, die grocjes drinken en niet weten van de koe...... Hier helpt alleen 'n schreeuwende graphische voorstelling:
| |
| |
Ik schiet in lugubere afzichtelijkheid te kort. Ik teeken te malsch, te zoet, te lief, bedoel een Steinlensche realiteit en lever àl-vleezig vertoon.
Dan toch met harde wóórden....
A | stelt graphisch de in Holland gedronken moedermelk voor. |
B, | het blozend resultaat. |
C, | het quantum oprechte koemelk |
D, | het middelmatig resultaat. |
E, | de hoeveelheid - de symbolische hoeveelheid, daar de Redactie mij kwalijk zou veroorloven een kolom hoog de lijnen der teekenfantasie te trekken - de hoeveelheid waterleidingwater (gùnstigst geval), rivierwater, slootwater, greppelwater, spoelingwater, krooswater, water waar beesten in rotten, water waar faecaliën in geloosd worden, water, uit de reine natuur door de meeste boeren en handelaren-in-melk vóór de aflevering bijgevoegd. |
F, | het geschminkt resultaat.
Amice en Excellentie, àls deze graphische voorstelling gechargeerd is, is zij het zwàkjes. Er zijn fatsoenlijke melkleveranciers in enkele groote steden, er zijn honderd dubbel hóógst-fatsoenlijke greppel-water-producenten. In negen tienden van dit Rijk, dat we met niet genoeg waardeerende adjectieven kunnen prijzen, gutst en plast wat nooit der Koe was. Als 'k aan melk denk, denk ik gelijktijdig aan de geniale onderzoekingen van professor Beyerink in Delft, die met enthousiast oog de geheimen van slootwater aanschouwt. We hebben onze groote magen wettelijk beschermd, rijkswettelijk tegen botersurrogaten, we eten niet meer alom vleesch van gestorven koebeesten, paarden, honden, we verwijderen sòms vergiftigde kalkwaren van de markt en onrijp fruit van de wagens, we doen véél meer grandiooze dingen - en we zetten de teere
|
| |
| |
| lippen onzer zuigelingen aan ongekontroleerd, onvervalscht slootwater gemengd met 'n scheutje zog der gansch onverantwoordelijke koe. |
Amice, zoudt ge eens willen berekenen, om in cijfers mijn graphische voorstelling te ondersteunen, hoeveel melkgevende koeien er thans gestald staan, hoeveel liters melk dit land daaglijks gebruikt, hoeveel ontelbre vaten 't ondoorgrondelijk verschil is? Het volk kookt de melk. Maar hoe? Met hoeveel zorg? Wij koopen gesteriliseerde melk. Maar hóé gegarandeerd?
Zouden we niet eens zoetjes, timiede aan - spoed zou het volkskarakter ontaarden - op eene Melkrijkswet aandringen? Acht ge zulk een stap niet ernstiger om de sterfte der kinderen van één zij te beteugelen? De sterfte, die ruim 25 pCt. der totale sterfte blijft vormen?....
Moeten wij, gij, Kuyper, ik en méérdere blaaskaken van mijn allooi, nu Holland aan de baren ontwoekerd is, 't niet eindelijk ontwoekeren aan slooten en greppels?
Want geloof me, vooralsnog, blijft de koe onze éérste liefde en een kliniek 'n stipje in het polder-gedoe.
Vriendschappelijk groetend,
S. Falkland.
6 Dec '02 |
|