Schetsen. Deel 10 (onder ps. Samuel Falkland)
(1913)–Herman Heijermans– Auteursrecht onbekend
[pagina 30]
| ||||||||
Dramatis personae
Het kabinet van den Burgemeester. In den achtergrond twee ramen, uitzicht gevend op een plein. Eerste plan links een schrijfbureau, met boeken, sigaren en beeld der Nederlandsche Maagd - derde plan links een deur. Eerste plan rechts een deur, tweede plan rechts een telefoon, derde plan rechts
| ||||||||
[pagina 31]
| ||||||||
een kast. In het midden van het tooneel een groote tafel.
| ||||||||
Eerste tooneel.Mevrouw Kunst. Jansen.
Jansen
(draagt een stapel boeken uit de rechtsche deur, legt die op tafel, kijkt ze in).
Mevr. Kunst.
Is de burgemeester niet hier?
Jansen
(verschrikt).
Nee, mevrouw. Mevr. Kunst.
Waar is meneer dan?
Jansen.
Op de sikkretarie, mevrouw. Hééle drukte geweest - zes paar getrouwd - rapporten van de politie.... Mevr. Kunst.
Ja, ja. 'k Zie wel hóe druk 't is. Weet de burgemeester dat jij hier boekjes staat te lezen?
Jansen.
O jee, u most de stapel is zien - daar zou u van schrikken! 'k Mot 'r nog méér halen. Mevr. Kunst
(een paar boeken opnemend).
't Is wat moois! (lezend)
De roode brug of de nacht van den dertienden November... Fijne beschuiten... Kleine menschen... Dertig zilverlingen... Ces Messieurs... De Juffrouw van Maxim... De roovers... Nou, nou! Is 'r ergens inbraak geweest?
Jansen.
Nee mevrouw. Allemaal officieele stukken voor de Raad... Mevr. Kunst.
Jawel Jansen! 't Is goed hoor! 'k Zal met den burgemeester 'n hartig woordje spreken. Berg 't maar gauw op!
(gaat naar de deur, keert terug)
Geef dit pakje an meneer - hou je mond maar - 'k verlang niks te weten - meneer moet dàdelijk kiezen - de kleermaker komt over 'n uur. (gaat naar de deur, keert terug).
En zeg an meneer | ||||||||
[pagina 32]
| ||||||||
dat 'k den hond nièt meer in huis wil hebben! De goeie looper staat vol pooten. 'r Zal hier in 't stadhuis wel 'n plaatsje zijn! (gaat naar de deur, keert terug).
En of meneer asjeblief z'n avond vrij houdt. We zijn op thee gevraagd bij...... Nee, zeg maar niks - dat breng je tòch verkeerd over. 'k Kom zelf over 'n half uur. (gaat naar de deur, keert terug).
Maar van dat pakje met stalen onthou je! Vooral niet vergeten: meneer moet dàdelijk, dàdelijk uitzoeken, en niet in de donkere kleuren. Heb je me goed verstaan?’
Jansen.
.... En nièt in de donkere kleuren.... Mevr. Kunst.
.... En dat de kleermaker op antwoord wacht.
Jansen.
..... En dat de kleermaker op antwoord wacht..... Mevr. Kunst.
Goed. Goed. (af).
| ||||||||
Tweede tooneel.
Jansen. Gemeente-Secretaris Tol.
Tol
(door linksche deur).
Zijn dat àl de manuscripten? (bergt folianten in de kast).
Jansen.
Nee, meneer de sikkretaris.
Tol.
Schiet dan wat op. 't Is al één uur - om twee begint de raadszitting. (Jansen af door rechtsche deur.)
| ||||||||
Derde tooneel.
Tol, Commissaris-van-politie Staal.
Staal
(door linksche deur met een boek in de hand).
Burgemeester....
Tol.
Ik ben 't, commissaris.
Staal.
Da's jàmmer. Maar misschien.... | ||||||||
[pagina 33]
| ||||||||
Tol.
Scheelt 'r wat an? Ben je niet goed in orde? Je ziet 'r uit, alsof je niet op je bed ben geweest.
Staal.
Dat ben 'k ook niet - al driè nachten niet - 'k sta gewoon in m'n schoenen te duizelen! (valt slap op een stoel).
'k Mot effen zitten.
Tol.
Glaasje water?
Staal.
Asjeblief! (drinkt gulzig).
En nòg een asjeblief! (De secretaris schenkt in, Staal drinkt bevend).
'k Dacht zóo, da'k van me stokkie ging.
Tol.
Wat is 'r dan gebeurd?
Staal.
'n Beetje hàrder. Denk an me ééne oor.
Tol
(luid).
Wat of 'r gebeurd is!
Staal.
Gebeurd! Gebeurd? Dat houdt niet één commissaris-van-politie uit! Weet ù wat Polybus is? Nee? Dacht 'k wel! En Cadmus? En Delphis? En Kreon? En, en... Da's goed om iemand na Méérenberg te helpen! Honderd van zulke vragen kan 'k je stellen, meneer! Tweehonderd! Driehonderd! Duizend! (De bode draagt een nieuwen stapel boeken aan, gaat weer heen).
As 'k één oogenblik had kennen denken, meneer de secretaris, toe 'k me anstelling kreeg, dat 'r zooveel van die dingen, die beroerde dingen op de wereld geschreven zijn, dan was 'k liever gewoon politieagent geworden! (driftig).
Da's geen doen! Da's erger as iemand de duimschroeven anzetten! (driftiger).
Dat kletst van, van, van Ismeen en Pluto en Jupieter! 'n Dronken kerel die je van straat opneemt en in de bak zet, praat gezonder taal! (de bode legt een derden stapel op tafel, gaat heen).
Da's nog làng niet alles! 'k Heb gewoon 'n gevoel of 'k lood in me hersens heb!...
Tol.
Je kan toch niet verlangen, commissaris, dat meneer de burgemeester, die tot over de ooren in 't werk zit - zoo pas weer zès paar getrouwd, zès! - dat-ie zèlf al die prullen leest? Daar zouen de gemeentebelangen te veel onder lijden! Niewaar? | ||||||||
[pagina 34]
| ||||||||
Staal.
Dat wéet 'k wel. 'k Zeg ook niet nee, as de burgemeester opdracht geeft, maar alle duivels....
Tol
(gestreng).
Je weet, commissaris, dat 't ministerie....
Staal.
.... Neem me niet kwalijk, meneer!... 't Valt uit me mond... 'k Heb in Indië, toe 'k nog sergeant van de marechaussee was, voor héél wat heete vuren gestaan - 'k ben 't éérst boven op 'n benting geweest, waartegen niemand op durfde - 'k heb niet voor niks de orde op m'n borst - en 'n kapot oor - van 'n kogel die 'r misschien nòg in zit - maar bij zóó'n benting van hersen-pijnbanken - (tot den bode, die 'n nieuwen stapel binnen brengt).
- Smijt maar bij! 'r Zijn 'r nog meer! - bij zoo'n barricade van levend vergift, van zielebederf en schènding van de openbare orde, voel je je zoo brani, as 'n opgeslokte baars in de maag van 'n snoek!
Tol.
Je ben 'r nou toch door, wat brom je dan nog na!
Staal.
Hàrder! 'k Geloof al z'n leven dat de kogel door zooveel geleerdheid inééns - an 't rollen is geraakt.
Tol
(luider).
Je ben 'r nou toch door!
Staal.
Maar hoe! Ten koste van m'n gezondheid, m'n nachtrust! U had vannacht me vrouw moeten hooren, toe 'k bij 'n eind kaars dat ding, dat ding - hoe hiet 't ook weer?.... Edipus! Koning Edipus! - van hoe hiet-ie - van - van.... Sofookluts - hoe verzinnen ze de dievennamen! - toe 'k vannacht bij 'n eind kaars die detective-vuiligheid van bloedschande, meneer, ja bloedschande meneer, en van uitgestoken oogen, meneer, heb motten slikken! Me zoon van zes maanden lei te schreeuwen en te blerren - me dochter van twéé huilde de buren bij mekaar - En dan me vrouw, me vrouw! Die riep om de vijf minuten of 'k na | ||||||||
[pagina 35]
| ||||||||
bed kwam en de kaars uitdee! En 'k was pas op de helft! 'k Zat me zelf en me vrouw en me schreeuwende kinderen te verwenschen...
Tol
.... Commissaris onder dit ministerie houen we niet van....
Staal
... Neem me niet kwalijk, neem me niet kwalijk! 'k Ben pas om vier uur onder de wol gekropen. Om vier uur. Terwijl 'k om zeven weer dienst had! En die drie onnoozele uren heb 'k niks anders voor me oogen gehad, as de schandalen, de zonden, de gruwelen die vorige ministeries as paddestoelen hebben laten groeien. Nog 'n glas water, asjeblief...
Tol
(inschenkend).
We hebben 'n zwáre taak, commissaris.
Staal.
Me heele maag is van streek.
Tol.
Voor 't welzijn der menschheid.
Staal.
'k Heb nog geen tijd gehad me te laten scheren!
Tol.
Beter een baardige kin dan 'n bedorven gemoed, commissaris.
Staal.
As ik burgemeester was, sapperde...
Tol
.... Commissaris, dat is de derde keer...
Staal
.... Met uw permissie, sapperde... is geen vloek.
Tol.
Commissaris, 't neemt 'r den schijn van aan. Onder dit ministerie moeten alle ambtenaren voorgaan, zelfs de verbasteringen van vloeken mijden! Of wou u beweren, dat 't woord dat u daar voor de dèrde maal ontviel, 't woord dat met 'n S begint - 'n schóóne beteekenis kan hebben? Nee, niet dieper op doorgaan! Asjeblief niet! En laat me even alleen. 'k Heb nog te werken. We zullen u dadelijk roepen.
Staal.
Zooals u wil. Nog twéé zulke nachten en ze kunnen me vrouw pensioeneeren! Da's nièt | ||||||||
[pagina 36]
| ||||||||
te veel gezeid! Nee om de... om de... om de lieve vrede niet. (af door rechtsche deur).
| ||||||||
Vierde tooneel.Burgemeester Kunst, Secretaris Tol.
Kunst.
Goeienmiddag! Zijn de andre heeren 'r nog niet?
Tol.
Nee, burgemeester.
Kunst
(zijn gekleede jas verwisselend met'n kantoorjasje).
Je neemt me niet kwalijk, secretaris, dat 'k onze conferentie 'n beetje huiselijk opvat - 'k heb de minder goeie gewoonte, als 'k schrijf, m'n pen aan de mouw van m'n jas af te vegen. En daar heeft m'n vrouw bezwaren tegen.
Tol
(lachend).
Ja, ja!
Kunst
(lachend).
Ja, ja! Verleden week nog heb 'k in verstrooidheid 'n licht-grijze colbert met 'n heel spinneweb beteekend! Daar stuift 't geduldigst vrouwtje bij op! De mijne is geduldig, 'n toonbeeld van geduld. Zoo. 'n Sigaar? Daar staan lucifers. (neerzittend).
Wat zegt u van zoo'n berg tooneelschrifturen? We worden belegerd. 'r Gaat geen dag voorbij of ze willen hier onder den náám kunst de gemeente bezoedelen (op z'n horloge kijkend).
Eén uur, waar zitten de heeren? | ||||||||
Vijfde tooneel.
De vorigen. Bode Jansen.
Jansen.
Burgemeester, heb u 't pakje gevonden?
Kunst.
Welk pakje?
Jansen.
Dat mevrouw heeft gebracht - 't ligt op uw bureau - Stalen van den kleermaker, burgemeester - of u dádelijk wou uitzoeken. | ||||||||
[pagina 37]
| ||||||||
Kunst
(ongeduldig).
Heeft dat zóó'n haast! Ga maar, ga maar!
Jansen.
En nièt in de donkere kleuren, most 'k nog zeggen.
Kunst.
Ga maar! Ga maar! | ||||||||
Zesde tooneel.De Burgemeester, de Secretaris.
Wethouder De Wet, Wethouder Stom.
Kunst
(het pakje openmakend).
Da's weer iets voor 'n vrouw! Stoffen voor 'n pak kiezen, als je niet uit 't werk weet te komen. Help 'ns 'n handje, secretaris (spreidt de stalen op de tafel).
Tol.
Zouen we niet liever eerst, burgemeester...
Kunst.
... Of we niet liever zouen? Je heb makkelijk praten, secretaris, pràchtig praten, gòddelijk praten! Jij ben niet getrouwd - zoodra je getrouwd ben, heb je niet liever te zouen, hahaha! Wat zeg je van dit stoffie? - Lief, hè? - Maar 't màg niet in de donkere kleuren! En als 'k licht neem, zoo'n grijs blokje als dit, veeg 'k in minder dan geen tijd inkt op de mouw, hahaha! 't Huwelijk, secretaris, is 'n uitvinding die...
De Wet
... Middag heeren!
Stom.
Middag, mijnheer de burgemeester. 't Lijkt hier wel 'n venduhuis.
De Wet.
Ja, ja, burgemeester heeft 't druk.
Kunst.
Ga zitten, ga zitten! De heeren zijn niet op tijd. En wethouder Pieneman?
Stom.
Pieneman is na de paardenmarkt, burgermeester. - 'n Sigaar? - Daar zeg 'k niet nee op.
De Wet.
Nou, da's weer zoo'n fijne pannetella as laatst. Zóó fijn hoef ik ze in me winkel niet in voorraad te houen, hèhèhè! Ze zouen ze maar in | ||||||||
[pagina 38]
| ||||||||
stukkies breken, en d'r van pruimen, hèhèhè! Waar of niet, secretaris?
Kunst.
Schuif de boeken maar 'n beetje opzij, Stom, als ze je hinderen. Kwart over éénen. Ja, we moeten beginnen. Anders pruttelt de Raad. Zouen we den commissaris van politie 'r dadelijk bij roepen, secretaris, of willen we wachten tot we zoo ver zijn? (doorzoekt de stalen).
Tol.
Nou, burgemeester, 'k zou 'm nog maar even laten wachten. De man steekt toch óveral z'n neus te veel in!
De Wet.
Goed gezeid, secretaris. Daar heb 'k ook nog 'n woordje over te spreken. Gisteren, burgemeester, heeft-ie godbeterme: ...
Tol
.... 'k Wou er den wethouder van onderwijs beleefd op attent maken, dat zoo'n stopwoord minder gewenscht is.
De Wet
(nijdigjes).
Wat is minder gewenscht?
Tol.
De uitdrukking die u daar gebruikte.
De Wet.
Burgemeester, heb ik of heeft de secretaris 't woord?
Kunst
(stalen zoekend).
De wethouder van onderwijs heeft 't woord, secretaris.
De Wet.
O zoo! Gister heeft-ie mijn dienstmeid bekeurd, omdat ze om half elf - om half elf in den avond, burgemeester - terwijl 'r geen kip op straat was, 'n kleed stond uit te kloppen. Dat heeft geen pas! As 'k wethouder ben, ben 'k geen kwajongen.
Kunst.
Waarom doe je 't ook zóó láát?
De Wet.
Omdat 'k tot kwart over tienen volk in de winkel gehad heb - omdat me stoep me eigen terrein is, omdat... (nijdigjes)
Ik as óúdste wethouder hoef door de commissaris-van-politie niet op me vingers getikt te worden!
Kunst.
We zullen 't onderzoeken (legt een staal afzonderlijk).
| ||||||||
[pagina 39]
| ||||||||
De Wet.
Ja maar, burgemeester....
Stom.
Ik vraag, burgemeester, of 'n bekeuring van de dienstmeid van De Wet op de stoep van De Wet, of op de stoep van de gemeente, dat laat 'k in 't midden, of dat thuis hoort in de vergadering van burgemeester en wethouders?
Tol.
Nee, dat hoort 'r nièt thuis.
De Wet.
Alles hoort 'r thuis.
Stom.
Dat zit! Dat zit!
Kunst
(klopt).
Mijne heeren! Mijne heeren! Mag 'k de heeren verzoeken d'r mond te houen? Zoo, nou verstaan we mekaar (klopt).
Mijne heeren, ik heb 't noodig geacht om nog even vóór de Raadsvergadering met elkaar te spreken. Zooals u bekend is, heb 'k me veroorloofd en zulks met uw àller instemming, om 't verderfelijk tooneelstuk Allerzielen van 'n zekeren ongunstig-bekend staanden Heijermans...
De Wet
... Nou wou 'k alleen maar opmerken, burgemeester... dat mijn 't woord ontnomen wordt over 'n bekeuring die niet te pàs komt, om ù te laten spreken over ongunstig bekend staande personen, die...
Kunst
(klopt)
.... As de wethouder van onderwijs me niet in de rede gevallen was, zou-ie gehoord hebben dat genoemde ongunstig bekende persoon nà 't verbod van 't stuk, waarvan enkel de náám in 't hééle land ergernis gegeven heeft, bezig is ons college in opspraak te brengen. In 'n aantal paganistische bladen, mijneheeren, heeft men mijn recht betwist om artikel 188 van de Gemeentewet in toepassing te brengen. Daar is 't niet bij gebleven. Niet alleen dat ons straks in den Raad 'n interpellatie wacht, maar in de laatste veertien dagen heeft de Schouwburgcommissie, ongetwijfeld om uw college en zijn voorzitter te tergen, een heele | ||||||||
[pagina 40]
| ||||||||
reeks tooneelstukken van andere éven ongunstig of nòg ongunstiger te boek staande individuën willen doen opvoeren. De commissaris van politie, mijne heeren, aan wien ik opdracht gegeven heb, om deze stukken voor mij te lezen en om informaties in te winnen over de vervaardigers, zal ons zoo dadelijk rapport uitbrengen. Als hoofd van de politie ben ik over het verbieden van tooneelstukken aan niemand, ook aan ù geen verantwoording schuldig, maar omdat de Raad tot heden 'n verderfelijke subsidie aan den schouwburg toestond, en die subsidie bij de interpellatie natuurlijk ter sprake zal worden gebracht, zal 't mij aangenaam zijn, mijne heeren, met u tot eenstemmigheid te komen, want mijneheeren.... (zich in de rede vallend)
.... Stom, doe me 't genoegen en pluk niet zoo an de stalen van den kleermaker! Waar heb je 't grijze blokje gelaten?
Stom.
'k Heb geen blokje gezien, burgemeester.
Kunst.
't Lag 'r toch bòven op! Mooi zoo! Nou kan 'k wéér uitzoeken.
De Wet.
Burgemeester, u zei daar zoo net, dat u as hoofd van de politie an niemand over artikel....
Tol
... Artikel 188....
De Wet
.... Artikel 188 - dat wist 'k zèlf wel! - verantwoording schuldig is. Daar wou 'k wel wat méér van weten.
Kunst
(ongeduldig).
't Is zoek! Dan strakjes maar! Heb je 'n gemeentewet bij de hand, secretaris?
Tol.
Asjeblief, burgemeester!
Kunst.
Zoek u artikel 188 'ns op!
Tol.
188! 188! 188! - Ja, als u niet luistert, is 't niet noodig dat 'k voorlees.
De Wet.
Hindert 't ù as 'k me sigaar opsteek?
Tol.
'k Dacht....
De Wet
..... U hoeft voor mìj niet te denken, secretaris. Daar zorg 'k zelf voor. | ||||||||
[pagina 41]
| ||||||||
Tol
(lezend).
‘De politie over de schouwburgen, herbergen, tapperijen en alle voor 't publiek openstaande gebouwen en zamenkomsten, openbare vermakelijkheden en (schuchter)
.... openlijke huizen van ontucht behoort aan den burgemeester. Hij waakt tegen 't doen van met de openbare orde of zedelijkheid strijdige vertooningen.’
De Wet.
Da's nièt duidelijk, da's làng niet duidelijk.
Tol
(korzelig).
Wàt is niet duidelijk?
De Wet.
'k Heb 't tegen den burgemeester en nièt tegen u. Ben ù voorzitter of is 't de burgemeester? Ik zeg, burgemeester, dat, dat je op mot passen om je vingers niet te branden, want 'r staat, as 'k 't góéd heb verstaan - góéd verstaan èn de secretaris da's twéé! - de politie over de schouwburgèn, over de schouwburgèn is an de burgemeester. We hebben hier maar één schouwburg!
Tol.
Mooi zoo!
De Wet.
Wat is 'r mooi zoo?
Tol.
Ik zeg enkel mooi zoo. Dat mooi-zoo schijnt den wethouder-van-onderwijs te hinderen. De vorige vergadering heeft u ons óók zoo'n half uur opgehouen met niemendalletjes, met rozijnen die geen krenten en krenten die geen rozijnen waren.
De Wet.
Voorzitter, ik teeken protest an tegen 'n persoonlijk feit. De secretaris maakt altijd toespellingen op me záák, burgemeester, 'n zaak waarop de heele gemeente trotsch is! Ik vraag: staat 'r schouwburgèn of schouwbùrg?
Kunst.
Wethouder de Wet, ik heb alleen te waken tegen 't doen van met de openbare orde of zedelijkheid strijdige vertooningen. De rest is bijzaak.
Stom.
Natuurlijk! Herbergen, tapperijen, huizen van ontucht, schouwburgen da's één pot nat.
De Wet.
Ik zeg nòg is dat 'r schouwburgèn staat.... | ||||||||
[pagina 42]
| ||||||||
Kunst
.... Ja, já, dat hebben we gehóórd. Denk 'r an De Wet dat 't òver half twee is. Alvorens 'k den commissaris van politie doe binnenkomen, mijneheeren, wou 'k u nog meedeelen, dat ik gisteren 'n brief heb geschreven aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche zaken, om 't advies van Zijne Excellentie te vragen over de opvatting die Zijne Excellentie van artikel 188 heeft. Ik heb Zijne Excellentie verzocht mij zoo mogelijk voor tweeën uit den Haag op te schellen.
Stom.
Da's 'n pràchtige inval, burgemeester.
Kunst.
Ja, al zeg 'k 't zelf, 't was 'n gelukkige ingeving. Als de heeren de massa manuscripten, die naar 'k hoor in alle plaatsen van 't land tot verderf van de natie worden toegelaten èn gespeeld, als de heeren die massa enkel aan de bùitenzij bekijken, zullen ze begrijpen, hoe groot onze verantwoordelijkheid is en dat wij tegenover den Gemeenteraad als een rots staan, als 'n door de baren omspoelde rots, wanneer we den moreelen steun hebben van het hoogste gezag. Nee, mijne heeren, néén: ‘zij zullen het niet hebben, ons oude Nederland! Het bleef bij alle ellende Gods en der Vaadren pand....’
Tol
.... (geestdriftig),
.... ‘Zij zullen het niet hebben, de goden van den tijd! Niet om hun erf te wezen, heeft God het ons bevrijd!’ (zacht handgeklap der anderen).
Kunst.
... We worden dus straks uit Den Haag opgescheld mijne heeren....
Stom.
Bravo! Bravo!
De Wet.
En dan mot u de Minister meteen vragen, of ik geen gelijk heb met schouwburgèn èn....
Kunst
(schellend).
... As 'k je 'r gelukkig mee kan maken!...
De Wet.
'r Is hier geen sprake van gelukkig | ||||||||
[pagina 43]
| ||||||||
maken, burgemeester, maar van 't uitleggen van de wet. Ze zouen kennen procedeeren tot voor den Hoogen Raad.
Kunst.
Dat zouen ze niet, wethouder! In art. 188 sta 'k zoo onschendbaar als de Koningin zelf. 'r Is geen hóóger beroep op mijn uitspraak!
De Wet.
Ja, as 'r geen hooger beroep is.... | ||||||||
Zevende tooneel.
De Vorigen, Bode Jansen.
Kunst.
Wil je den commissaris verzoeken, bode!
Jansen.
Asjeblief burgemeester. (Bij de deur).
Denk u an de stalen, burgemeester? | ||||||||
Achtste tooneel.
De Burgemeester, De Secretaris, Wethouder De Wet, Wethouder Stom, De Commissaris-van-politie.
Kunst.
Willen de heeren me 't genoegen doen mee te zoeken of ze 't grijze blokje niet zien? 'k Had één van de hoeken omgevouwen. Ligt 't niet tusschen de boeken, Stom?
Tol.
Dit is ook wel 'n lief ruitje, burgemeester.
Kunst.
Daar houdt m'n vrouw niet van.
De Wet.
Nou, ik nam dit. Da's degelijk en sterk. Niet te dik, niet te dun.
Staal.
Tot uw orders, burgemeester (draagt een pak boeken).
Kunst.
Ga zitten Staal, en wacht 'n oogenblikje.
De Wet.
Dat neemt zoo gauw geen smet an. En je ken 't laten keeren. Daar let ik altijd op. Eerst an de voorkant dragen. Dan an de achterkant - | ||||||||
[pagina 44]
| ||||||||
as 't gekeerd is. En voor de derde maal stoomen of verven. Daar heb ik 'n agentuur van, burgemeester.
Kunst.
Gaat dat?
Stom.
Of 't gaat? Wat ik hier draag, is geverfd. Zoo goed as nieuw, hè?
Staal.
En wat kost dat, De Wet? 'k Heb 'n jurkie van me dochter...
De Wet.
Jij hoeft na de bekeuring niet meer in mijn winkel te kommen.
Staal
(nijdig).
Wel wat - wel wat drommel...
Kunst
(klopt)
.., Tot de orde, mijne heeren. - 't Is geen kwaje keus, De Wet - Tot de orde! - Dat leg 'k apart. - Tot de orde! - Commissaris, 'k heb de heeren al ingelicht. Is 't rapport klaar? Ja? Waarmee beginnen we?
Staal.
Met 't spoedeischende, burgemeester. De schouwburgcommissie heeft in de laatste week aanbieding gekregen van 't Haarlemsch Tooneel, om op te voeren De Koopman van Venetië van zekeren Schaakspeer, vertaald door zekeren Burgersdijk - en as we dat nièt willen dan Faust van zekeren - hoe hiet-ie? - van zekeren Go-eete en van zekeren Ten Kate. Dan wou 't gezelschap van - hoe hieten de kommedianten? - van Van Eysden uit Rotterdam...
Tol.
Mijneer de burgemeester, ik stel voor, éérst de aanvragen uit Haarlem af te handelen.
Stom.
Ik ondersteun 't amendement, burgemeester.
Kunst.
Dan breng je eerst rapport uit, commissaris, over, over....
Staal
.... Over De Koopman van Venetië. Burgemeester en wethouders van deze gemeente, ik heb dat zaakje gistere-nacht bij de kaars gelezen - 'k mag tusschen haakies wel zeggen, dat 'k in de laatste veertien dagen meer as twéé pak stearine in buitengewonen dienst heb verbruikt.... | ||||||||
[pagina 45]
| ||||||||
De Wet
... Dat ken 'k getuigen - hij heeft ze bij mijn gehaald.
Staal.
De opvoering van dat zaakje, mijnheer de burgemeester, mot 'k beslist afrajen.
Kunst.
Waarom, commissaris?
Staal.
Omdat, burgemeester, Cohen en Davids en Augurkjeskruier en zooveel meer ingezetenen, die as fatsoenlijke burgers leven, en niemand 'n stroo in den weg leggen, voor d'r hoofd worden gestooten, in opspraak worden gebracht door 't verhaal zal 'k maar zeggen van 'n koopman die as-die z'n centen van 'n schuldenaar niet krijgen ken, 'n pond vleesch uit die man z'n buik wil snijen.
Stom.
Wie is die gèk die dat in mekaar heit gezet?
Staal.
Zekere Schaakspeer, 'n Engelschman.
De Wet.
Verwondert me niks van 'n Engelschman. - Na de moord op de Boeren is 'n Engelschman tot àlles in staat! 'n Pond vleesch uit iemand z'n buìk snijjen....
Stom
... En dat omdat-ie z'n cènten niet krijgen ken! Dan zou ìk voor geleverd brood 'n pond vleesch motten snijjen uit de buiken van.... (wil op z'n vingers gaan tellen).
De Wet
.... En ik, hèhèhè! Dan liep minstens 'n kwart van de gemeente met 'n gat in d'r buik! Hèhèhè! Wat 'n inval!
Staal.
En de slechte praat, meneer de burgemeester, de verkeerde praat, de nonsensikaliteit!... Hier heb 'k 'n stukkie angeschrapt. Daar vraagt die koopman (lezend)
‘Heeft 'n jood geen oogen? Heeft 'n jood geen handen, geen armen, geen beenen - alsof we dat niet wèten! - geen gevoel, geen begeerte, geen hartstochten? Wordt hij niet gevoed door 't zelfde voedsel, verwond door dezelfde wapens, bezocht door dezelfde ziekten - | ||||||||
[pagina 46]
| ||||||||
asof we dat niet wèten! - genezen door dezelfde middelen, warm en koud door denzelfden winter en zomer, as een christen?.... As een jood door een christen beleedigd wordt, wat moet, naar christenvoorbeeld, zijn lijdzaamheid wezen? Wel, wraakzucht! Het booze, dat gij lieden mij leert, dat wil ik doen...’
Tol.
Meneer de burgemeester, ik geloof dat 't ons as èrnstige mannen niet past om die wartaal, dat opzetten van jood tegen christen, dat opzetten van christen tegen jood onder 'n ministerie dat de liefde predikt, langer aan te hooren.
Stom.
't Is 'n schande! 't Is 'n schande!
Kunst.
Neem je blauw potlood is, commissaris. Zouen we dat èndje èn dat snijden van 'n pond vleesch uit die buik niet kunnen schrappen, mijneheeren?
Staal.
Als u begint te schrappen, burgemeester, blijft 'r van 't heele zaakje niks over. 't Hangt as droog zand an mekaar. Op me woord van werachtig, middenin ben ik in slaap gevallen....
Kunst.
Dan maar artikel 188, mijneheeren?
Tol.
Natuurlijk!
De Wet.
En hoe!
Stom.
As ik hoofd van de politie was, stelde 'k 'n vervolging in. Hoe dùrven ze den godsdienst zoo te beleedigen!...
Kunst.
Vèrder, commissaris!
Staal.
Jawel! Ja, da's zèker!
Kunst.
't Volgende!....
Staal.
Ja, 't is bàr....
Stom
.... Hij verstaat u niet, burgemeester.
Kunst
(hard).
Verder, commissaris!
Staal.
Effen zoeken. - Ah! - Faust van zekeren Gò-eete. Wáár heb 'k 't genoteerd? Sapperde.... Neem me niet kwalijk! - Present. - | ||||||||
[pagina 47]
| ||||||||
Da's de historie, burgemeester, van 'n meissie, dat met de hulp van den duivel in eigen persoon, verleid wordt, d'r moeder vergiftigt en d'r kind vermóórdt! - Is 't welletjes? - Ze zoenen mekaar in 'n priëel, dat je 'r náár van wordt - en as de broer, de broer van dat schepsel, dat nog te slecht is voor 'n doorgangshuis, achter 't schandaal komt, dan roept-ie - waar heb 'k me teekentje? - wat drommel waar staat 't? - dan roept-ie: Margaretha, je ben... (fluistert den burgemeester en om beurten den anderen iets in 't oor.)
De Wet.
Dat ken 'k nièt gelooven, burgemeester!
Staal
(geeft hem 't boek).
Asjeblief! (het boek circuleert).
Tol.
Ik moet zeggen, mijnheer de burgemeester, dat 'k verslagen zit en diep ontroerd ben over zooveel bederf in den tijd.
Kunst.
We zouen met 't blauwe potlood....
Staal
(opgewonden).
't Bláúwe potlood, burgemeester, 't blauwe potlood helpt geen zier! 't Wordt je groen en geel voor je oogen, terwijl je leest! Asjeblief, hier heb je 'n brok, dat in de hèmel speelt en waar onze Lieve Heer zèlf op de planken komt.
De Wet.
Dat kàn niet!
Stom.
Nee, commissaris, nòu overdrijf je.
Tol.
Brengt 't gespuis onzen Lieven Heer - in den hèmel - op de planken?
Staal.
Wil je hooren! Nou spreekt de Heer.... ‘De mensch moet steeds door werkzaamheid ontwikkelen; de rust verslapt, maar daarnaar hunkert hij: dies geef ik hem 'n metgezel terzij, die duivel als hij is, hem drijven moet en prikkelen.’ Meer zeg ik niet. Da's in 't ding Faust... (een algemeene stilte).
Willen de heeren nòg meer weten?
Tol.
Artikel 188!
De Wet.
Artikel 188! | ||||||||
[pagina 48]
| ||||||||
Stom.
Artikel 188!
Kunst.
Dan is ook dit godslasterend stuk verboden.
Stom.
Enkel verboden, burgemeester? Doet u 'r niks méér tegen? Vergeet u dat ook 't ànder deel van de bevolking rèchten heeft? Wanneer er een zekere Juni-gebeurtenis in het zicht is, dan sta ik voor niets in! Enkel verbieden, foei!
Staal.
Ik zou ze bekéúren - ik zou ze voor den rechter sléépen!
De Wet.
Bekeuren! Bekeuren! Hij staat met bekeuren op en gaat met bekeuren na bed! Wat win jij met 'n bekeuring? Jij heb gisteravond mijn dienstmeid bekeurt op me èigen stoep bekeurd! - Hèhèhè! - Jij bekeurt as 'n dolle stier!
Staal.
Dat mòst 'k, wethouder, dat most 'k tot me spijt.
Kunst.
Nou, commissaris, je had wel 'n beetje door de vingers kunnen kijken, Wethouder De Wet is geen kwaadwillige....
Staal.
Ik kon niet studeeren, burgemeester, terwijl ze an 't kleedenkloppen waren. Toe heb 'k eerst - voor de belangen van de gemeente - ik zat bij me kaars - beleefd verzocht nièt te kloppen, en toe (de telefoonschel gaat over. Een plechtig zwijgen).
Kunst.
Intercommunaal! Intercommunaal! Mijne heeren, Binnenlandsche Zaken....
Stom.
't Ministerie...
Staal.
Zal ìk even vragen, burgemeester? (luistert aan den toestel)
Hallo? Ja? (verheugd)
Ah! - Burgemeester, 't Ministerie van Binnenlandsche zaken! (Allen staan eerbiedig op; de burgemeester trekt zenuwachtig zijn kantoorjasje uit, schiet snel in de gekleede jas, snelt op den toestel toe, luistert
| ||||||||
[pagina 49]
| ||||||||
met verrukt gezicht)
Hallo! Jawel, Excellentie! (buigt diep. De anderen buigen in reflex mede).
Ja, met den burgemeester, Excellentie (buiging).
Ja zeker Excellentie. O, is u pas uit Brussel terug? (luistert).
De Wet
(fluisterend).
Wat zeit-ie burgemeester?
Kunst
(trapt ongeduldig met een voet achteruit, om hem tot zwijgen te manen).
Dus mijn opvatting van artikel 188 is juist, Excellentie? Voortreffelijk, zegt u, Excellentie? O, u is wèl vleiend! (diepe buiging, welke door de anderen mede gebogen wordt.)
Heeft u nog 'n oogenblikje, Excellentie? Ja? - We hebben nog aangeboden gekregen 'n stuk, waarin 'n joodsch koopman aan 'n schuldenaar, Excellentie, 'n pond vleesch uit z'n buik wil snijjen! Wat zegt u? - Klassieke plunje? - (zich snel omkeerend)
Zijne Excellentie zegt klassieke plunje, mijne heeren! (weer luisterend.)
Uitstekend, Excellentie! En dan nòg 'n stuk, Excellentie, van 'n meisje, dat 'r mama vergiftigt, 'r kind vermoordt - in datzelfde stuk, Excellentie - 'k schaam me bijna 't u te rapporteeren - wordt de Heer, in den hèmel, sprekend ingevoerd. Verbieden? Laat u ons vrije hand? (buiging).
Ja Excellentie, wij zullen artikel 188 handhaven! Slechts over onze lijken heen zullen ze er aan tornen! Wat zegt u? Mogen we Buitenlandsche zaken - excuseer Binnenlandsche! - wat zegt u? - Buitenlandsch, Binnenlandsch 't zèlfde? - héél goed, hahaha! - mogen we u op uw eenzamen post zoo dikwerf opschellen als 't in 's lands belang noodzakelijk is? Daar zal 'k graag gebruik van maken, Excellentie. Uw dienaar, Excellentie, uw Dienaar! (wrijft zich vergenoegd de handen. Plechtig zwijgen. Langzaam gaat hij zitten).
Mijneheeren, de zitting duurt voort. Zijne Excellentie zendt Zijne beleefde groeten aan 't Dagelijksch Bestuur | ||||||||
[pagina 50]
| ||||||||
dezer gemeente. (Zij buigen allen).
Die twee lòrren zijn geketst, commissaris. Verder.
Stom.
Is 't wel noodig, burgemeester, om nòg meer te hooren? Zouen we 't niet aan den commissaris-van-politie overlaten?
Kunst.
Mijneheeren, ik heb 't vólste vertrouwen in onzen uitstekenden commissaris, die zooveel nachten voor het welzijn der gemeente geofferd heeft, maar bij de interpellatie, die ons in den Raad wacht, dient ons heele Dagelijksch Bestuur solidair te zijn en behoorlijk onderlegd. Commissaris...
Staal
... Ingekomen het verzoek van de schouwburgcommissie, om door 't komediantengezelschap Van Eysden uit Rotterdam te laten opvoeren het stuk Monnevanne van zekeren Maurits Matterlink.
Kunst.
'n Beetje vlugger, commissaris!
Staal.
Burgemeester, ik mot eerlijk bekennen, dat 'k 'r niet goed mee voor den dag durf te kommen. Da's 'n krimineel stuk, onkuisch, gemeen, allerliederlijkst! As sergeant van de marechaussee in Indië zou 'k 't me manschappen niet hebben voorgelegd, nee, om de donder niet... Neem me niet kwalijk! - Stel je de onzedelijkheid voor, burgemeester! 'n Juffrouw met niks an, met geen corset an, met geen flanelletje an, met geen kousen an, met geen hèmd an...
Tol.
Burgemeester, ik protesteer tegen de táál van den commissaris van politie. Ik vind 't meer as ergerlijk, dat 'n commissaris...
De Wet.
Dáár most 'n bekeuring voor bestaan!
Stom
(met de vingers in de ooren).
Ik heb niet geluisterd.
Kunst.
Commissaris, 'k wou je beleefd verzoeken, nièt op die manier voort te gaan.
Staal.
Tot uw orders, burgemeester... Nee, met niks an, 'n juffrouw héélemaal... | ||||||||
[pagina 51]
| ||||||||
Kunst
(driftig).
Ophouen, ophouen, commissaris! We zijn niet benieuwd naar de bijzonderheden.
Staal.
Dan mot u dat eerder zeggen, burgemeester.
Kunst.
'k Zeg 't al tweemaal.
De Wet.
'k Mot haast aannemen, burgemeester, dat de commissaris ons 'n beetje ongepast voor de mal zit te houen, want al is de tijd verdorven, al is 't tooneel 'n kanker in de maatschappij, dan geloof 'k nòg niet, dat ze zóó iets schandelijks in andere plaatsen hebben toegelaten.
Staal
(die met de hand aan het oor gretig heeft zitten luisteren).
Burgemeester, dàt mag 'k niet laten passeeren! - Waar staat me teekentje? - Asjeblief! Boter bij de visch! - Bladz. 19: ‘Doch ten teeken van overwinning en van overgave eischt hij dat zij alleen kome - nou zit me 'n krop voor me keel - ik ben 't niet die 't zegt, da's die Màtterlink! - ‘dat zij alleen komen en dat zij naakt zij onder haren mantel.’ - Nou? - In 't heele bedrijf babbelt ze zoo bij 'n soldaat!
Stom.
En?
Tol.
En niks!
De Wet.
Daar zit 'k kròm van, burgemeester.
Kunst.
Ik ook. (een lange stilte).
Stom.
Waarom doen we as 'n kudde schapen? Artikel 188 en basta!
Kunst.
Ja, ik ben óók bereid artikel 188 te zeggen, maar als we zóó doorgaan, met àlles te weigeren, doen we dan niet 'n beetje...
Tol.
Burgemeester - wou ù dat...
Kunst
.... Wees nou is stil, secretaris. Ik ben niet van gister. Je blauwe potlood, commissaris, (luider, daar Staal hem niet verstaat).
't Blauwe potlood! Wat staat 'r op bladzijde 19?.., ‘Eischt hij, dat zij...
Staal.
‘Alleen kome en dat ze h m-h m zij onder haren mantel’. | ||||||||
[pagina 52]
| ||||||||
Kunst.
Daarvan maak je, commissaris: ‘dat zij met haar moeder kome...
Staal.
Ze heeft geen moeder!
Kunst.
Kan me niet schelen!... ‘dat zij met haar moeder kome, en dat ze warm aangekleed zij onder haren mantel’.
Staal.
Ja, dàt zou kennen, maar die komedianten, burgemeester, ken je tòch niet vertrouwen.
De Wet.
Dan mot 'r bij staan, dat burgemeester en wethouders zich voor en tijdens de opvoering zullen overtuigen, of de orders zijn opgevolgd.
Stom.
Accoord! Zoo geven we meteen an andere gemeentebesturen 'n les, waarvan ze zullen opkijken.
Staal.
Burgemeester, 'k zit met blauw te werken, maar 'k stuit telkens. Al klee je d'r nòg zoo warm: 't is 'n getrouwde vrouw, en die hóórt niet in die tent. En 'n malle praat, burgemeester! - Waar staat me teekentje? - (leest).
‘Hierheen Vanne, stijg op te midden van de bloemen! Ook ik heb bloemen om 't leven te begroeten! Ook ik heb leliën en rozen en laurieren, om den roem te kronen!’ - (houdt op, kijkt de geblufte hoorders aan).
De Wet
(krijgt 'n proestbui).
Hèhèhè!
Tol.
Mooi zoo!
De Wet
(valsch).
Wat nou weer, mooi zoo?
Tol.
U houdt de discussies op, met uw gelàch, meneer De Wet!
De Wet
(vinnig).
Meneer de Voorzitter...
Kunst
(klopt).
Mijneheeren, mijneheeren! Ik stel voor, ook dit stuk... hoe heet 't, commissaris?
Staal.
Jawel, burgemeester.
Kunst.
Ik vraag, hoe 't heet?
Staal.
O! Mànnevonne van Matterlink... Mannevonne!
Kunst.
Is u vandaag zóó hardhoorend, commissaris? | ||||||||
[pagina 53]
| ||||||||
Staal.
Heelemaal niet, burgemeester.
Kunst.
Ik stel dan voor, mijneheeren, om ook dit stuk, dat blijkbaar door 'n waanzinnige geschreven is, te verbieden. - Niemand 'r vóór? - Dan wilt u wel zoo vriendelijk zijn, commissaris, om aan die Rotterdamsche komedianten mee te deelen, dat ik dit stuk op gronden van zedelijkheid verbied. (De telephoonschel gaat over)
Wil u even luisteren?
Staal
(luistert aan den toestel).
Hallo! Burgemeester, 'k gelóóf Binnenlandsche Zaken! (de burgemeester loopt op de telephoon toe).
Kunst.
Jawel, Excellentie? Wat zegt u, Excellentie? (nijdig)
'k Heb nou geen tijd, schat! (Schelt af. De schel gaat driftig over. Opnieuw praat hij in bedwongen ruzietoon.)
'k Zeg je toch dat 'k geen tijd heb, schat! Ja! 'k Héb 'n stof uitgezocht! Mot dat nóu? - 'n Grijs ruitje! - En waarom wil jij geen grijs? - 'k Heb geen tijd meer, engel! (Schelt af, de bel gaat wéer driftig over. Zich kwaadaardig inhoudend, luistert hij nog eens)
'k Zeg je toch dat 'k zitting heb! Dan moet de kleermaker van avond komen! De hond, wat nou van den hond? 'r Is hier in 't stadhuis geen plaats! Dan zal 'k 'm over den looper dragen, lieveling! Nee, waarachtig, 'k heb geen tijd meer! (Schelt af, gaat zitten. De schel gaat weer over.)
Stom, wees zoo vriendelijk en zeg dat 'k na de secretarie ben gegaan.
Stom
(voor den toestel).
Mevrouw... Mevrouw... (tot den burgemeester)
Ik kom niet an 't woord! (in den toestel)
Mevrouw... Mevrouw... U spreekt met Stom!... (hij geeft het op.)
Kunst.
Dank je wel, Stom. Dank je bizonder. Mijneheeren, de zitting duurt voort. Commissaris...
Staal.
Verzoek van de Koninklijke Vereeniging ‘Het Nederlandsch Tooneel’, om Woensdag over | ||||||||
[pagina 54]
| ||||||||
àcht dagen op te mogen voeren, òf Koning Ediepus van zekeren Soofokluts, vertaald door zekeren Vondel, òf De getemde Feeks van denzelfden Schaakspeer van wie wij daar net 'n stuk hebben verbooien.
Kunst.
'n Beetje vlugger, commissaris, 't is kwart voor tweeën.
Staal.
Ja, een van tweeën. Over dat Koning Ediepus hoeven we niet 't tiènde van 'n woord vuil te maken...
Kunst.
Ho, ho! Je heb 't toch over de Koninklijke, commissaris?
Staal.
Ja, over de Koninklijke, burgemeester!...
Kunst.
... Diè zal toch geen zedenbedervend vergif voorzetten?
Staal.
(driftig).
... Die is 't èrgste, heeren! In dat smaadstuk, in dat schàndestuk, heeft 'n zoon z'n èigen moeder.... (fluistert om beurte de wethouders in 't oor)
.... Ja, da's Koning Ediepus! Van de Koninklijke!
De Wet.
As ze dáár in Den Haag achter kommen, zal 't mòt geven. Ik zou niet graag an me vrouw durven oververtellen wat 'k hier in minder as 'n kwartier heb gehoord, 't Is zonde! 't Is schande!
Stom.
't Is beestig! We moesten de schouwburgen maar héélemaal sluiten!
Kunst
(ontroerd).
As je pas op den Burgerlijken Stand zès paar gelukkig heb gemaakt, dan weet je niet hóé je 't op de wereld heb, as je ineens zooveel misdadigheid hoort! En dat van de Koninklijke! Die 't voorbeeld moest geven! (bewogen opstaand, heftig op en neer loopend)
'k Ben 'r van ondersteboven, mijneheeren. 'k Ben 'r kapot van! 'n Moeder... 'n Zoon.... 'n Zoon... 'n Moeder! Waar zijn de grenzen!... Zijn de zeden van onzen tijd | ||||||||
[pagina 55]
| ||||||||
niet hartverscheurend? (bij de boeken).
Die stápel, die berg onkruid op tafel, mijneheeren, is als 'n verzameling giftige adders, die de gruwelijke tongen rekken naar de zeden, de openbare orde onzer maatschappij! (doet eenige stappen en blijft voor 't venster stilstaan.)
Maar ze zullen ons niet hebben! We zullen ze weerstaan. Al komen ze met duizenden op ons toe, de verkrachters dezer stad, om onze beginselen op te eischen...
(plechtig de hand in zijn vest stekend)
... dan zullen we als wijlen Pieter Adriaanszoon van der Werff, een van de grootste burgervaderen van dit land, dan zullen we in de benarde veste tot antwoord geven, wat ook hij aan twijfelaars en belagers tot antwoord gaf: ‘Eer den linkerarm te zullen opeten, dan de stad overgeven en zich van den rechterarm te zullen bedienen om haar te beschermen, of als 't neep in brand te steken en te verlaten’... (gaat bewogen zitten, hangt de ambtsketen om).
Tol.
Als secretaris van deze gemeente, meneer de burgemeester, moet 'k in aansluiting op wat u daar zoo voortreffelijk heeft gezegd, verklaren, dat 'k sinds dit uur ben te weten gekomen, dat 'k van 't gebruik van den door den gemeenteraad gesubsidieerden schouwburg geen kennis meer heb, dat 'k niet met den tijd ben meegegaan, en daarvan zeg 'k op dit punt gelukkig! Ik noem wat 'k gehoord heb in één woord verschrikkelijk! Ten opzichte van 't christendom, zooals dat bestaat naar de belijdenis, zijn zulke stukken schèndstukken van de éérste letter tot de láátste, dat 't 'n gruwel is! Is dit de heerlijke vernieuwing en herschepping, die de wereld aanschouwd heeft ten gevolge van de prediking van het Evangelie door de Apostelen? Dan vraag ik, waar ons dagelijksch bestuur bij mij hoog staat | ||||||||
[pagina 56]
| ||||||||
aangeschreven - geen enkel woordje wensch ik ten nadeele van die mannen te zeggen - ik heb voor hunne personen niets dan lof - maar dan vraag ik toch hoe het mogelijk is te zeggen, dat die stukken als zoodanig de eer van het Christendom niet aanrandenGa naar voetnoot1), de eer van het Christendom, mijneheeren....
De Wet.
Burgemeester....
Tol.
... Ik ben nog niet klaar, burgemeester....
De Wet.
Ik wou alleen opmerken, dat as de secretaris alles an òns vertelt, 'r straks voor de Raad niks overschiet, hèhèhè!
Tol.
Dat zijn mijn zaken. Ik heb in den Raad | ||||||||
[pagina 57]
| ||||||||
niet de gewoonte in m'n woorden te blijven stèken.
De Wet.
Hèhèhè! Daar zit 'm juist de kneep. Jij ben àltijd zoo lang van stof. Minstens 'n kwart van de handelingen staat op jouw naam!
Kunst
(klopt).
Tot de orde, mijneheeren! Stil nou, secretaris! Ik stel voor de bijeenkomst op te heffen en even te pauzeeren vóór we naar de raadszitting gaan.
Staal.
En dat àndere stuk, burgemeester?
Stom.
Nee, we hebben 'r onze bekomst van.
Staal.
Ook dan maar weigeren?
Kunst
(ongeduldig).
Van wie? Van wat?
Staal.
Dat àndere stuk van de Koninklijke? Net 't eenige ding, dat 'r mee door kan.
Stom.
'r Kan niks mee door!
Staal.
'k Heb 'r wèl om gelachen! Da's waar! Toe me vrouw me in de afgeloopen nachten, terwijl 'k bij de kaars zat, me zoo rauw op me dak kwam, burgemeester, heb 'k 'r aardigheid in gehad sommige brokken voor te lezen! Hahahaha! 't Heet De getemde feeks. De historie van 'n wijf, kwaadaardig as 'n spin, die zich niks door d'r man laat zeggen, hahaha! - en die as 'n mirakel getemd wordt.
De Wet.
Op 't tooneel kan 'm dat glad zitten...
Kunst.
Hahaha! Hoe heet die knàppe man?
Staal.
Petrukio, burgemeester! Dàt heb 'k me vrouw vannacht nog gezeid (leest):
‘Gij fronst het voorhoofd niet, ge kijkt niet donker, bijt niet zooals een feeks doet, op de lip, gij hebt geen lust in vinnig tegenspreken, maar uwen echtgenoot boeit gij allerliefst met vriendlijk-zacht vertrouwelijk gesprek’... Hahaha! Is ie goed heeren?
Kunst.
Hahaha! Ik geef die Petrukio honderd gulden als ie straks kans ziet mijn hond over de looper in mijn huis naar binnen te nemen... (algemeen gelach).
| ||||||||
[pagina 58]
| ||||||||
Staal.
Ook artikel 188, burgemeester?
Kunst
(ernstig).
Strijdt die Getem de Feeks tegen de openbare orde, commissaris?
Staal.
Nee, burgemeester.
Kunst.
Strijdt die Getemde Feeks tegen de zedelijkheid, commissaris?
Staal.
Nee, burgemeester. 'k Zou haast zeggen, dat àlle vrouwspersonen 't mosten zien.
Kunst.
Dan zullen we stemmen. Voor of tegen De Getemde Feeks, Stom?
Stom
(aarzelend).
Vóór.
De Wet.
Nou, ik zal óók maar vóór zeggen, om niet altijd tegen te stemmen.
Tol.
Tegen.
Kunst
(na eenig denken).
Blanco! - Twee vóór, één tegen, één blanco. Dan kunt u aan de Koninklijke Vereeniging mededeelen, commissaris, dat 'r bij ons geen redenen bestaan, om 't stuk vooralsnog te verbieden. Bij tweeën. Verlangt nog een van de heeren 't woord? Niemand? Dan....
De Wet.
Burgemeester, gisteravond heeft de commissaris-van-politie mijn dienstmeid op mijn terrein....
Tol.
Mooi zoo!
De Wet.
Secretaris, as je nog ééns mooi-zoo roept, terwijl ik 't woord heb....
Tol.
.... Ik zal zooveel keer mooi-zoo roepen, als 'k wil....
De Wet
(nijdig met de hand op tafel slaand, dat de stalen naar den grond stuiven)
.... Dat zal u niet! Dat zal u nièt!
Tol
(met een gebaar naar de stalen).
Mooi zoo!
Kunst
(kloppend).
Mijneheeren, de vergadering is gesloten. Ik zeg gesloten! En nu ze gesloten is, constateer 'k tot mijn leedwezen, dat De Wet weer prettig heeft huisgehouden onder de stalen. | ||||||||
[pagina 59]
| ||||||||
Tol.
Kan ik u helpen?
Kunst.
Nee, gaat u maar! Ik dank de heeren wel.
Stom.
Tot straks, burgemeester. | ||||||||
Negende tooneel.
De Burgemeester, Mevr. Kunst.
Kunst
(sorteert met 'n bedenkelijk gezicht de stalen).
Mevr. Kunst.
Goeien middag. Ik zeg goeien middag! Kon je geen antwoord geven?
Kunst.
'k Kan toch niet rùiken dat je binnen komt! Mevr. Kunst.
'k Zou wel willen weten, wat jij wèl kan ruiken! (een stilte).
Natuurlijk nog geen staal uitgezocht?
Kunst.
Wat drommel me kop staat 'r niet na! 'k Heb haast geen tijd gehad koffie te drinken! Mevr. Kunst.
't Is toch àkelig zoo'n drukte!
Kunst
(opstuivend).
As je me niet gelooft! Mevr. Kunst.
Je gelooven? D'r voert hier nièmand wat uit. Jij niet en de anderen niet! De bode staat romannetjes te lezen - as je voorbij de secretarie komt, kletsen ze zóó dat de deur 'r van dreunt - en jij... 'k hoef maar na de tafel te kijken!
Kunst.
Heb 'k niet zès paar vanmorgen getrouwd? Mevr. Kunst.
Je ziet 'r bleek van! Zes paar trouwen! 't Is om 'r bij neer te vallen! 'n Lesje opdreunen. Mekaar volgen, gehoorzaamheid, zoogeef-mekaar de-rechterhand... As ze jóú kenden, zooas ik je ken, liet nièmand zich door jou trouwen.
Kunst.
'k Zal maar denken: ‘wordt vervolgd’. 'k Ga na de Raad. Mevr. Kunst.
Je gaat nièt na de Raad, vóór je 'n behoorlijke stof heb uitgezocht!
Kunst
(ongeduldig).
Dat hèb 'k gedaan! | ||||||||
[pagina 60]
| ||||||||
Mevr. Kunst.
Wel ja, 'k zou 'n beetje schreeuwen, slachtoffer! Wou je dáárvan 'n pak? 'k Denk 'r niet an!
Kunst.
Bonjour! Mevr. Kunst.
Frits! Versta je me niet, Frits! As je dien smérigen hond wéér durft meebrengen, dien hond met z'n haren en z'n modderpooten, dan voer 'k 'm balletjes met antipyrine!
Kunst
(ingehouden woedend in de deuropening).
Weet je wat jij ben? Jij ben 'n feeks, 'n feeks, 'n feeks! Mevr. Kunst.
Wat zeg je daar? Wil je dat sivoeplee herhalen?
Kunst.
'n Feeks, 'n feeks, 'n feeks! | ||||||||
Tiende tooneel.
De vorigen. Staal.
Staal.
Burgemeester... O, pardon!
Kunst.
Nee, blijf maar! Wat is 'r?
Staal.
Burgemeester, 'k heb aan de schouwburgcommissie getelephoneerd, dat we àlles afkeuren, behalve De Getemde Feeks!
Kunst.
Ja, De Getemde Feeks - da's goed - da's best!
Staal.
Anders nog wat, burgemeester?
Kunst.
Nee, dank je. | ||||||||
Elfde tooneel.
De Burgemeester, Mevrouw Kunst.
Mevr. Kunst.
Wàt gaan jullie hier opvoeren?
Kunst.
Dat heb je gehoord. Mevr. Kunst.
Wel zeker! Meneer de burgemeester staat z'n eigen vrouw, in de deur, voor feeks uit te schelden, dat iedereen 't hooren kan, iedereen in de bodenkamer, iedereen op de secretarie, | ||||||||
[pagina 61]
| ||||||||
ieder raadslid - de burgemeester schelt z'n vrouw voor fééks, waar 'n commissaris-van-politie, met 'n zoo ongunstig voorkomen bij staat te lachen - en voor comble, voor comble wil-ie me in den schouwburg belachelijk maken... (met den hamer kloppend).
Daar gebeurt niks van, daar gebeurt niemendal van!
Kunst.
Zoo? Gebeurt daar niemendal van? Belet, 't as je kan. Mevr. Kunst.
Dat zàl 'k! 'k Waarschuw je dat ik met Elisabeth en met Mevrouw Staas en met Mevrouw Willemsen en met Jeannette en met de dienstboden, de orde in den schouwburg zóó zal verstoren, dat jij nog belachelijker zal worden, dan je 't al ben.
Kunst
(onrustig).
Dat zul je laten. Ik heb blanco gestemd. Mevr. Kunst.
Wou jij je vrouw compromiteeren? 'n Vrouw, die jouw nukken mot verdragen? 'n Vrouw, die zich niet verdedigen kan! (begint te huilen).
'n Vrouw die je kousen stopt, je...
Kunst.
Schei uit, Christien! D'r kan elk oogenblik iemand binnen komen! Mevr. Kunst.
Verbie je 't, of verbie je 't niet?
Kunst.
Schei uit. Daar is de bode! Mevr. Kunst.
Verbie-je 't?
Kunst.
'k Zal 'r over denken.... Mevr. Kunst.
Over dènken? Als 'r één advertentie in de krant komt, loop 'k dadelijk met de kinderen na me moeder, en in den schouwburg krijg je zoo'n spektakel, zoo'n herrie, zoo'n geweld.... Versta-je? Begrijp-je?...
Kunst.
Sssst! Sssst! Schreeuw niet zoo hard! Ze staan te luisteren! Mevr. Kunst.
'k Zal nog hàrder schreeuwen, 'k zal 't heele stadhuis... | ||||||||
[pagina 62]
| ||||||||
Twaalfde tooneel.
De vorigen. Staal.
Staal.
Burgemeester... Mevr. Kunst.
Commissaris, me màn heeft je wat te zeggen.
Staal.
Tot uw orders! Mevr. Kunst.
Nou dan Frits - Fritslief!......
Kunst.
Ja, schat. Commissaris, je mot toch maar an de commissie telephoneeren, dat de opvoering van De Getemde Feeks nièt door kan gaan.
Staal.
Niet door kan gaan, burgemeester? En.....
Kunst.
Néé, commissaris. 'k Heb daar zooeven, als hoofd van de politie, als hóófd, bericht ontvangen, dat de openbare orde èrnstig bedreigd wordt, als ik voet bij stuk hou. 'r Is 'n getal ingezetenen, die...
Staal.
Dus?
Kunst.
Artikel 188! (nijdig)
Artikel 188! Vlug telephoneeren, vóór 't in de krant raakt... (Staal af).
Mevrouw Kunst.
Frits, nou ben je 'n èngel. Nou krijg je vanmiddag lipjes en keeltjes en worteltjes...
Kunst
(gebelgd).
Ik blief uw lipjes en keeltjes niet, mevrouw...
Bode Jansen.
Burgemeester, de interpellatie zal beginnen. (De burgemeester af. Mevrouw gaat voor 't schrijfbureau stalen uitzoeken).
A'dam 22/27 Maart '05. |
|