Schetsen. Deel 9 (onder ps. Samuel Falkland)
(1913)–Herman Heijermans– Auteursrecht onbekend
[pagina 110]
| |
Open brief aan de dame die een beroep op mijn welversneden pen doet.19 April 1902. Geachte huismoeder,
Ja, 'k griezel. Het gelijkt mij thans, op (goddank!) verwijderde distantie een meer dan fatale nachtmerrie. Als er inderdaad nachtmerries in sòòrten bestaan, en er graden van angstzweet, stijgingen in te-bergen-rijzende haardossen wetenschappelijk kunnen vastgesteld worden, dan moet dit wel tot de opperste huiveringen reiken. Vandaag, na ontvangst van uw beroep op de pen voornoemd, heb ik de touwtjes losgemaakt, de ouwe gele kranten opgevouwen - vandaag heb 'k 't zware Falkland-hoofd met bevende adoraties betast, bewreven, beklopt. Ik schijn normaal en echter, evenwel, desniettegenstaande, gevoel ik mij gruwlijk verdaan, bizarlijk verbluft. Geachte huismoeder, ge hebt me een allersmeulendst, onwelriekend kooltje gestoofd. Want nu de touwtjes los zijn, de safrane paperassen het dagelicht (misschien voor 't lest!) aanschouwen, nu ik me eenige uren stuursch heb afgetobd, neè infernaal gefolterd, nu ik bemerk niets meer te weten van ‘alcoholen, aethers, samengestelde aethers en organische zuren; | |
[pagina 111]
| |
wat men er onder verstaat, en in welk verband ze tot elkander staan; welke soorten men onderscheidt; hoe ze over het algemeen gevormd worden en welke hunne voornaamste eigenschappen zijn’.....; nu ik met schapige, stupiede, botte, boerekinkel-oogen deze hééle lange vraag bepeins: ‘Een lichaam, zwaar 1000 kilogram, heeft eene begin-snelheid van 100 M. en legt langs een horizontaal vlak een weg van 500 M. af. De wrijvingscoëfficient is ½ - vervolgens botst het lichaam tegen een ander van 100 kilogram gewicht, dat ligt aan den voet van een hellend vlak, waarvan de hellingshoek 30 graden bedraagt, en waarvan de doorsnede met het horizontale vlak loodrecht is op de richting der beweging van dit lichaam. Beide lichamen worden als volkomen veerkrachtig beschouwd. Tot welke hoogte zal het tweede lichaam tegen de helling oploopen? De wrijvingscoëfficient is ook nu ½’.... -; nu ik met nòg schapiger, nòg verdwaasder, nòg troebeler hersens mijn trigonometrische souvenirs heb trachten te verschalken om te weten te komen welke waarden van x voldoen aan de vergelijking: sec.2 ½x + cosec.2 ½x = 16 cotg.x (ik hoop dat de zetter het met alle puntjes en teekens ontwarre) -; nu ik, een schichtig kalf gelijk, bang voor het fluiten der locomotief, het stelkundig veld doorhold heb bij de martelvraag: ‘.... Iemand neemt op 1 Januari 1883 eene hypotheek van f 20,000. Hij moet daarvoor bij den aanvang van elk volgend jaar, te beginnen met 1 Januari 1884, een vaste som terugbetalen, waardoor na 25 jaar de schuld, met inbegrip van de rente afgelost is. Als hij evenwel na 15 stortingen zijne dan nog overblijvende schuld in één termijn wil aflossen, hoeveel moet hij dan nog betalen? De rente wordt tegen 4 ½% berekend’ -; nu ik (ja, in naam van alle satans, saters, furiae, | |
[pagina 112]
| |
demonen, tegen alle stijl-welvoegelijkheden in, een zin als een serpentijn aan 't slingren ben en nog steeds met ‘nu-ik's’ vervolgen moet), nu ik geen tien-regels opstel zoude weten te componeeren over ‘Het Oosten en het Westen van onsland’, nòch iets leesbaars bedenken (wee mij in het Engelsch!) over ‘The present state of Ireland’, nòch in het Duitsch gedachten, taalfoutlooze ideeën vergaren over ‘Wasserbauten in Holland’; nu m'n Fransch me in den steek laat bij opstellen over ‘La chevalerie au moyenâge’, of over de ‘Utilité des Grandes Expositions’ -; nu ik de wonderen bestaar van het journaliseeren van 'n memoriaalpost: ‘Gekocht van J. van der Zaan 90 vaten Terpentijn, bruto 15.030 kilogram, tarra 20%, à f 16. - per 50 KG.; promessezegel f 2.76; per 21 Augustus’ -; nu ik eerder en gemakkelijker een geheel Algemeen Handelsblad kan vullen in zès uur dan een gelijkbeenig trapezium in twee deelen van gelijken inhoud verdeelen door eene lijn die evenwijdig is met een diagonaal, in een jaar; nu ik gevoeglijker een dag onder water kan blijven, òf van den Munttoren duiken, òf in een lelie metamorphoseeren, of kermisathleet worden dan dit vraagstuk oplossen (lees het asjeblief, geachte huismoeder!).... | |
Vraagstuk.‘Een stroom, die door eene vloeistof gaat om galvanisch te verzilveren, en door een voltameter, ontwikkelt per minuut in den voltameter, bij 10o C., 1 kub. millimeter knalgas, waarvan de hygrometrische toestand ⅛ is. In de buis van den voltameter staat de zure vloeistof (soortelijk gewicht 1,2) 68 millimeter hooger dan in het bakje. In de verzilveringsvloeistof hangt een koperen plaatje, dat | |
[pagina 113]
| |
den vorm van een rechthoek heeft en waarvan de zijden respectievelijk 0.5 centimeter en 2 centimeter lang zijn. Men wil dat plaatje aan beide zijden met een laag zilver van 1/20 millimeter bekleeden. Hoeveel tijd zal de genoemde stroom daartoe noodig hebben? Uitzettingscoëfficient van knalgas = 1/273. Soortelijk gewicht van knalgas, bij 0o en 760 mM., ten opzichte van water = 0.0005. Barometerstand = 779 mM. Maximum van spanning van waterdamp bij 10o C. = 9 mM. Soortelijk gewicht van kwik = 13.6. Soortelijk gewicht van zilver = 10,5. H = 1; O = 16; Ag = 108.’ (Eìnde van het vraagstuk) -; nu ik zoetjes-an begin te duizlen bij het overschrijven dezer vragen, dezer vragen uit een vèr verleden, dezer vragen, die ik, o mysterie!, ééns goed heb beantwoord, blijkens het Getuigschrift der Commissie van Examen, krachtens art. 55 en 57 der wet van den 2den Mei 1863 (Staatsblad no. 50) - nu (puf - het einde der nu's èn van den schaamteloozen zin!), nu vermeen ik dat mijn jeugd een raar gedoetje is geweest. Hemel, ik heb dit alles geweten. Hemel, ik die niet uit Zeus' hoofd ben gesproten, noch in gipsen vorm op studentenkamers sta, met een schild en een speer en een uil aan mijn voeten - ik die eenvoudig Samuel heet, niet in m'n prille jaren als wonderkind in 'n tent heb gedoold - ik, die een nuchter jogje was, bestemd - om het platweg te zeggen - voor jongsten bediende op een koopmanskantoor - ik (zegge ik) heb al die griezeligheden geweten, geweten van samengestelde aethers, geweten van wrijvings-coëfficienten, gelijkbeenige trapeziums, diagonalen, en duizend meer van de verrassende dingen, die ik vandaag nièt meer weet. Nee, ik weet er geen jota meer van. Ik zou zelfs pertinent durven beëedigen dat ik er | |
[pagina 114]
| |
nóóit wat van geweten heb, waren het Getuigschrift, de paperassen geen gloeiend bewijs dat ik in 1883 het Eindexamen der Hoogere Burgerscholen in Zuid-Holland heb doorstaan èn dat ik vele jaren.... nummer twee van m'n klasse ben geweest.... Dus een knappe leerling om het ijdel en publiekelijk te zeggen. En nu, vandaag, nog geen twintig jaar later, in een afgrond te kijken, in een vat zonder bodem - nu, benauwd te overwegen dat het Nederlandsch, Fransch, Duitsch, Engelsch, dat de geschiedenis, aardrijkskunde, staatswetenschappen, rekenkunde, stelkunde, meetkunde, driehoeksmeting, beschrijvende meetkunde, natuurkunde, scheikunde, natuurlijke geschiedenis, cosmographie, boekhouden, handteekenen, lijnteekenen, zooals ik ze in dien tijd gekend moet hebben, vage klankjes, rebus-gedoe zijn geworden! Ge schreeft me, geachte huismoeder, het volgend nietwaar?... ‘Waarde Heer Falkland ‘- Uw welversneden pen kan ons een grooten dienst bewijzen, als gij eens de overlading waaraan onze hedendaagsche jongens op Burgerschool en Gymnasium zijn onderworpen, wildet aan de kaak stellen. Gij zoudt daarmee meer uitrichten dan duizend geleerde vertoogen en aan ouders en kinderen een grooten dienst bewijzen’.... Ik geloof, geachte huismoeder, dat ge mijner welversneden pen meer kracht toedicht dan zij bezit en mij aanspoort tot het bedrijven van handelwijzen die tegen mijn zachten gemoedsaard indruischen. Waarom iets aan de kaak stellen dat tientallen van jaren, bijna een halve eeuw tot de schoonste gewassen der opvoed-folterkamer behoort? Waarom te toornen tegen instellingen, die je op je óúwen dag de prettige herinnering laten aan een geleerde jeugd? Daar piekt reeds waarschuwend wit in 't | |
[pagina 115]
| |
kreupelbosch mijner haren - dikwerf benijdde ik wetender vrienden die mij hun specimen literarium inaugurale toezonden, dikwerf mokte ik (in stilte) als ik bedacht hoe deerlijk gering mijne kennis was, is - en nu spreidt zich over deze schrijftafel een berg geweten weten, dat ik dan toch eenmaal wist, een berg die mij (na de aarzelingen en 't geduizel - zie bóven) een krop van satisfactie, eene Verheugenis bezorgt. Ja, m'n schriften, m'n getuigschriften, m'n bewijs van koepokinenting (vijf koepokken hebben zich in 1875 behoorlijk ontwikkeld - ik hèb het attest), m'n ouwe jongensboeken, geven me nù 't knuffelend, bezadigd napretje, dat ik éénmaal geweten heb van driezijdige pyramides; van Engelbert van Nassau, die getrouwd was met Johanna van Polanen; van het verschil, het markant verschil tusschen affreux, horrible, effroyable, épouvantable, terrible; van de siderische, synodische omloopstijden der planeten; van de latente warmte van dampen en der toestellen van Pictet; van Jan zonder vrees die in 1419 (niet 1418 maar 1419) sterft; van de affiniteit der waterstofverbindingen; van de Gothische, alt-Deutsche, Mittel-Deutsche, Hoch-Deutsche Sprachperioden (Ulfila wurde ± 318 geboren. Als Kriegsgefangener kam er...... enz.); van Marguérithe de Navarre (citaat uit m'n schrift: ‘Marguérithe de Navarre a été très renommée dans son temps, elle était belle et avait beaucoup de génie. Une circonstance assez rare à la cour scandaleuse de François Premier c'est sa pureté de moeurs. Jamais la médisance n'a pu salir sa réputation.... etc.); van Dirk I, Dirk II, Arnoud, Dirk III, Dirk IV, Floris I, Dirk V, Floris II, Dirk VI, Floris III, Dirk VII, Willem I, Floris IV, Willem II, Floris V, Jan I; van - van protuberanzen, corona, chromospheer, orthographische poolprojectie; van ultramarijn, | |
[pagina 116]
| |
zwavelkoolstof (C. S2); van den bloedsomloop bij kikkers en de sprieten van coleoptera; van verspreiden, kruiswijzen, kranswijzen bladstand, schermbloemen, vetplanten, stampers, vruchtbeginsel; van de geslachtsbepaling der substantieven naar hunne uitgangen; van epenthesis, syncope, paragoge, apocope; van de meest gebruikelijke versmaten als daar zijn de trochaeus (- ⌣), de jambus (⌣ -), de dactylus (- ⌣ ⌣), de amphibrachys (⌣ - ⌣), de creticus (- ⌣ -), de anapaest (⌣ ⌣ -), de alexandrijn....; van de Saxon language die te bloeien begint (..... under Edward III laws are promalgamated in Saxon, saxon sermons are read in the churches); van logarithmen-berekening; van suiker-titreeren; van den éérsten tot den lààtsten regel van het Lied von der Glocke; van worteltrekken, bewijzen uit het ongerijmde; van spectraal-analyse en het aantal wervels en kiezen bij mensch en zoogdier; van onderzeesche stroomingen, Sanherib (713 v.C.), Vespasianus, Mazarin, Stanislaus Poniatowski; van de vorming van kristallen, van practische scheikunde; van gouden, zilveren, dubbelen standaard; van Hudson's baai, de Carabische Zee, de Malwinnen of (o dierbare ontmoeting!) Falkland's Eilanden (Britsch), de ligging van Banjoewangi, Oland, de bevolking van Kiel; van inductie-stroomen, geluidgolvingen, inhouden van kegels en bollen, kortom (in één woord) van àlles, àlles, àlles..... Ge wilt dit àlles, àlles, àlles, aan de kaak, de publieke kaak gesteld zien, mevrouw en huismoeder - ge wilt dat ik de overlading zal aantoonen. Ik kan het niet. Ik weet nìet meer wat ik allemaal wist. Doch het moet ontzaglijk geweest zijn. Als ik het nu nog leerde, hérleerde, zou ik vijf-en-twintig jaar | |
[pagina 117]
| |
noodig hebben. En is het niet aangenaam nà te peinzen dat een normaal kind met normale hersens 't héúsch zoo niet slikt, dan toch eenige maanden absorbeert? Is het geen gezond tijdsverschijnsel, dat we na deze experimenten toch nog 'n ouwen dag halen? En over letterlijk alles beschaafd kunnen meepraten? Aan de kaak gesteld! Hadde ik eene stem in deze zaak, werd het mij opgedragen jongelieden tot hun 18de en 19de jaar te beladen, dan breidde ik het legerprogramma uit. De expansie der jeugdige hersens kan wat verdragen. Zoolang er geen krankzinnigen de eind-examens onveilig maken, hebben wij het recht, het moreel recht, mevrouw, de algemeene kennis van 't kind, desnoods met dwangmiddelen te vermeerderen. In mijn dagen blokte ik tot 's nachts twáálf uur, blòkte ik in de rusturen bij m'n boterham, blòkte ik 's Zondags. Mijn intieme vrienden, de een is fabrikant, de tweede koopman, de derde controleur in Indië, de vierde arts, de vijfde phonograaf - zagen geel en bleek of groen en goor in de opperste examenkoorts. Middernacht - in die heerlijke, frissche, door geen zorgen beschaduwde tijden - middernacht - hoe zoet en teeder en malsch als voorjaarsgroen is jéúgd, jéúgd! - middernacht hokten we nòg tezaam, wij, jongens van achttien, negentien - om mekaar te lessen, om mekander te controleeren over de wetten van Kepler, de stelsels van Ptolemaeus, Copernicus, Tycho Brahé, de hypothesen van Wilson en Zöllner, de màlste jaartallen der geschiedenis, de zuurste feiten uit de diverse literaturen - middernacht repeteerden wij nòg, met gloeiende, vermoeide oogen de boeken van Steyn Parvé. Koppeschaar en hoe ze verder heeten... Volgden de schriftelijke, de mondelinge examens - je slapelooze nachten, je beven voor de examinatoren | |
[pagina 118]
| |
(die zelf maar van één vak wisten en radicaal gedropen zouden zijn voor de andere), je angsten-op-huilen-af - tot je bericht kreeg dat je er dóór was. Het heeft m'n vrienden en mij evenwel geen direct kwaad gedaan. Na 'n paar jaar, in 't leven dat maling had aan onze geleerdheid, waren we de ziekte te boven. We kregen weer kleur - we werden dik. We vergaten negen-en-negentig honderdsten van het geleerde met zéér bekwamen spoed. We deeën alleen wat walglijk pedant en onnoozel-wijs...... Waarlijk er kan méér bij. De lesuren zouden een uur vroeger kunnen beginnen, 'n uur later eindigen. Ook zijn de vraagstukken van het Eindexamen (wilt u, geachte mevrouw, de vraagstukken die ik eens beantwoord heb, nòg eens lezen?) lang niet ingewikkeld genoeg. De Examencommissies moeten zich principieeler op het standpunt der Rebussen en charades plaatsen. Bijvoorbeeld bij het schriftelijk examen der Nederlandsche taal. Zou het niet wenschelijk zijn een vraag als deze te stellen? | |
[pagina 119]
| |
,welke vraag, zonder nadere indicatie natuurlijk een opstel bedoelt over FalklandGa naar voetnoot1), als schrijver en mensch. En zouden als vakken niet in aanmerking moeten komen voor eene beschaafde jeugd o.m.: diverse wijsgeerige stelsels, theatercritiek, sociologie, het schrijven van novellen en sonnetten, het microscopisch onderzoek van bacteriën-soorten, het verrichten van eerste hulp bij ongelukken en vooral het schaakspel dat zoo eminent werkt? Wat gaat er boven een schaak-probleem? Op m'n woord, mevrouw, de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus, is op lateren leeftijd, als je ongeveer niets meer weet van wat je eens wist, een enorm instituut. En je pak getuigschriften, geel en vervouwen, doet je levenslente (zegt men zoo niet?) dankbaar herleven... Met gevoelens van hoogachting.... |