Schetsen. Deel 9 (onder ps. Samuel Falkland)
(1913)–Herman Heijermans– Auteursrecht onbekend
[pagina 21]
| |||||||||||||||
Open brief aan Zijne Excellentie Kuiper, Minister van Buiten-Landsche zaken.29 November 1902Ga naar voetnoot1).
Excellentie! De noodkreet moet uit mijn benarde keel: ik word begapt. Ik word begapt sinds onheuglijke tijden, begapt links en rechts, begapt dat het mij voor de oogen schemert, begapt voor 'n ministers-inkomen, begapt vooral in de welvoorziene tehuizen mijns moreelen gemoeds. Zijn dan niet alle belastingbetalende burgers van dit Koninkrijk gelijk, betaal ik geen personeele-, bedrijfs-, patent-, inkomsten-, honden-, fietsen- en maagdenbelasting? Is 'n schrijver geen mensch? Lacht hij niet als men hem kietelt, schreit hij niet, als ge hem geeselt, bloedt hij niet als hij geprikt wordt? Is 'n auteur 'n buiten de wet gestelde, 'n melaatsche, 'n schavuit op wiens hoofd 'n premie staat? Heeft hij zoodanig gezondigd door 't geval van zijn geboorte, dat 't heele inbrekersgilde op hem wordt aangehitst? Moet hij zich niet kleeden, voeden, doen scheren en wat | |||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||
meer van 'n gezeten burgerman gevergd wordt? Wordt hij niet òvervoldoende in z'n brood benadeeld door de haaien der dagblad-critiek, die - vergeef mij het nerveus parabool! - als koeien z'n littéraire productie tot in de zooveelste maag herkauwen en hem in z'n poovere botjes aan het publiek vertoonen? Excellentie, het is om je te verdoen. Waarom zijt gij een steunpilaar van Eigendom en Familie en levert gij eigendommen en familie van hollandsche scribenten aan Jan-enalleman over? Waarom stopt gij onverlaten in de doos, die voedsel róóven en heult gij door uw toestemmend zwijgen met de vrijbuiters, schenners, insluipers, dieven, die ladingen geestelijk voedsel géstòlen geestelijk voedsel langs de openbare wegen vervoeren? Zijt gij, Eminentie, in deze zwaar-verdorven periode dan hopeloozer materialist dan 'n Büchner of 'n smulpaap, dat het Voedsel u meerder bekoort, meerder bescherming van blanke en andere wapenen geniet, dan het Geestelijk Voedsel 't welk wij in uren van noeste vlijt, in uren van daggeraas in uren van nàcht-stilte voor onze tijdgenooten prepareeren? Zijn de kondschappers der fantasie, de sprekers der sproken, de hoplieden van woord en vernuft minderwaardig vergeleken bij 'n slager, 'n kruidenier, 'n bakker die gij door weefsels van zoete en wijze formules tegen gespuis protegeert? Ja, voorwaar, voorwaar, wij auteurs, dramaturgen, novellisten, romanciers, wij worden gewurgd, gemarteld, gehoond, gekorven, gevild. Wanneer, in deze weken, de Duivel van hebzucht mij hanteerde en mijne vingeren zich strekte naar een boterletter S (Samuel), een boterletter van boter en deeg in de étalage eens sinterklaasbakkers, dan zou de publieke meening mij steenigen en de weegschaal van uw collega van Justitie zoude mij in pónden | |||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||
de onsen der diefstal toemeten. Waarom, waarom, Excellentie, hangt het zwaard van Damocles boven gegapte Boterletteren en sluit gij uw wimpers, als met mùdden Letteren gediefd worden? Excellentie, 'k zou tranen met tuiten schreien, als op dit gebied m'n oogen niet brandden met felle randen - vochtloos, verdord, broeiend en droog als gort in den oven. Een laatste wanhoopsgil! Een hijg-snikkend beroep op uw zin van rechtvaardigheid! Zullen zij doordringen tot in het Torentje achter den Vijver, waar ik thans meermalen 's avonds de schaduwen uwer verlichte gestalte achter gesloten gordijnen zoek? Eèrgisteravond lièp ik er nog met m'n vriend Heijermans. We zijn làng vrienden, heèl lang, we hebben samen lief en leed, zorg en beertjes gedeeld. We - excuseer de dracht der persoonlijke bijzonderheden in dezen vòl-open-brief! - we hebben mekaar als broeders bijgestaan, voortdurend in één huis - hij, op de voor-, ik, op de achterkamer. Soms verdiende ik het brood, soms hij. Soms verzeilde ik in de koemaag der haaien, soms hij. We hadden één beurs, één droogje-en-natje, één tabakspot. Al verstonden we mekaar niet immer - ik houd niet van wildheid, groote woorden, politiek! - we bleven onder één dak, reeds láng vóor Van Eeden's pogingen, 'n rustig Walden-tje vormend, zonder grond, zonder groenteboerderij. Is het wonder dat we ook nù samen kuierden langs den Vijverberg in 't Haagje? En dat we weemoedig aanschouwden de groote Bakkerij van 's Lands wet? En dat we flatteus spraken over uwe goede eigenschappen. ‘Hij reist veel in 't Buitenland,’ zeide mijn vriend: ‘hij ziet gapingen, waar 'n ander ze niet vermoedt. Hij zal ònze man zijn....’ ‘Hij heeft een breed hart en een stalen wil,’ repliceerde ik. | |||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||
‘Hij is een man van de daad,’ zeide mijn vriend. ‘Hij zal er een stokje voor steken,’ zeide ik. Inderdaad, niet om u in 't zonnetje te zetten, nòch om arglistiglijk op uwe vaniteit te spekuleeren, vermeld ik deze vleiende meeningen. U zult er misschien zelfs làk aan hebben, gewend als gij zijt aan vurige bewondering en smadelijke aanvallen. Wie aan den weg timmert, vindt haaien met koemagen. Honig en alsem immuniseeren ten slotte. Hoe vermag ik dan hopen, dat de appreciatie van twéé letterkundigen, bij Avond, bij den Vijver, bij een Lantaarn, de ijskorst om uw besprongen gemoed, een weinig in minzaamheid verweeke? Excellentie, bekommer u niet om den uiterlijken schijn - Excellentie, laat uw breed, uw goed, uw liefderijk, uw rechtvaardig hart spreken in ontferming. We zijn àllen broeders op deze aarde. We zijn er niet om elkaar het leven te verbitteren, nòch om mekaar te laten begappen. Excellentie, we wòrden begapt, gekist, gekelderd - tijdens ons leven. ‘Als je 'm dan positief 'n ópen brief wil schrijven,’ mijmerde Heijermans, bij de lantaarn, zèg 'm dan dat 't beestig is (alweer 'n wilde uitdrukking, die ik niet zou gebruiken!) dat Holland zich niet aansluit bij de Berner ConventieGa naar voetnoot1), zèg 'm dat 't waarachtig spaak loopt, zèg 'm dat-ie eens moet informeeren bij auteurs in 't buiten- en binnenland, zèg 'm dat ik al 'n heel lijstje heb:...
| |||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||
Hier zweeg m'n vriend een wijle. Z'n oogen betuurden lank- en weemoedig de lichte-vensters van uw Torentje. Z'n hoofd zakte op z'n borst, z'n hand beefde in 't lantaarnpaal-schijnsel. Ik meende dat hij tranen verkropte onder zooveel Berner-Conventieleed, maar zijn stem sprak dof en toonloos: ‘En 't èrgste, 't infaamste is dat Rijk en Gemeente je krimineel in de belastingen aanslaan, omdat je “zoo'n massa in het buitenland verdient.” Dàt doet de deur toe. Je niet beschermen in 't Buitenland - je villen in 't Binnenland. Je zou eens zien,’ eindigde hij somber: ‘hoe gauw we aangesloten waren als de ministers, an de overkant, sàmen een blijspel schreven en bestolen werden!’....
Eminentie, die laatste Heijermans'che flauwiteit zult ge natuurlijk accepteeren voor wat ze ìs. In 'n bittere stemming vergrijpt men zich allicht aan staatshoofdelijke waardigheid. Indien mijn vriend de Falkland'sche paisibele wereldbeschouwing deelde, z'n heethoofdigheid doofpotte en minder rood zag, zou hij het wereldlijk begrip Tooneel niet aan de overzijde van 't Binnenhof sleepen. Maar er is grond van waarheid in zijn telsom. Ik, die lang gezwegen heb, bevreesd voor het gerucht mijner persoonlijke onthullingen in het Buitenland, heb óók een duit in het Berner-Conventie-zakje te doen. Wordt Heijermans bestolen en verminkt - ik word verminkt en bestolen. Over de honderd vijftig feuilletons hebben ze reeds te grazen genomen in den | |||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||
tijd van één jaar. Gesteld dat ik voor elke vertaling tien gulden kreeg - geen overdreven eisch, Excellentie! - dan zou ik nu vijftienhonderd gulden extra verdiend hebben, wat voor iemand die van z'n pen eet, drinkt (matig), uitgaat, koopt etc. geen kippedrek is. 'k Heb alleen in November achttien gulden zeventig verstookt, tien gulden Haagsch gas verbruikt. 'k Weet niet, Excellentie, of u als minister vrij vuur en licht heeft, of ù acht en twintig gulden zeventig télt, maar 'k weet wel, dat je heel wat papier kunt beschrijven eer je voeten warm en je pen 'r avondlijke papierschaduw heeft.... Ook betalen wij hier in Den Haag den wateraanvoer per kubieken meter en zooals u uit vorige intieme mededeelingen te dezer plaatse vernomen heeft, bàden we 's morgens, m'n vrouw, m'n dochter, ik. Van de maand hadden we alleen ácht kubieke meter méer dan de vorige bewoners, die niet verder dan hals en handen gingen, vermoed ik, zonder kwaadpraat. En zoo zou je an 't detailleeren kunnen blijven over de kosten van 'n huishouding, die zuinig wordt geadministreerd. Vanmorgen hadden we 'n ons hoofdkaas bij 't tweede ontbijt. Ik zeg dit uitsluitend ten betooge dat we niet met geld smijten. Want 'n ons hoofdkaas voor drie personen - m'n vrouw, de meid, ik - m'n dochter drinkt melk (te jòng nog voor de belegselen der boterham) is geen positieve overdaad. Je heb ieder twee en 'n half sneetje, als de spekslager geen bokkesprongen met 't mes maakt. Welnu, Excellentie, àls ik het provenu bezat van de gestolen honderd-vijftig Falklanden - de geautoriseerde laat ik separaat - dan zoude ik, gedacht in hoofdkaas, à elf cent 't ons, dertien duizend zeshonderd zes en dertig en vier elfden ons méér bezitten, dan ik thans voor mij zie, zouden wij niet op een | |||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||
hàlf sneetje kijken.... Excellentie, màg ik met dertien duizend zeshonderd zes en dertig onsen smijten? Zoudt gij het doen, Exellentie, als gij Falkland. ik Kuiper ware? En in stede dat de schenderij vermindert, vermeerdert zij met moderne middelen. Daar zijn Duitsche correspondentiebureau's door gemeene vertalers bediend, die thans één Falkland, in tien, twintig bladen tegelijk doen verschijnen. Daar zijn drie, vier vertalers bezig, waarvan slechts ééne geautoriseerd is. Alleen in de laatste maandenGa naar voetnoot1) verschenen er ‘Falklanden’: | |||||||||||||||
In September:Neue Freie Presse, Weenen - Die Skizze, Berlin - Dresdner Anzeiger, Dresden - Königshütter Tageblatt, Königshütte - Flensburger Nachrichten, Flensburg - Provinzial Zeitung, Geestemünde - Prager Tagblatt, Prag - Breslauer Zeitung, Breslau - Deutsche Tageszeiting, Berlin. | |||||||||||||||
In October:Münchener Zeitung, München - Hannoverscher Anzeiger, Hannover - Posener Zeitung, Posen - Prager Tagblatt, Prag - Leipziger Tageblatt, Leipzig - Berliner Neueste Nachrichten, Berlin - Badischer Beobachter, Karlsruhe - Generalanzeiger, Düsseldorf - Posener Neueste Nachrichten, Posen - Dorfzeitung, Hildburghausen - Berliner Morgenzeitung, Berlin - Rheinischer Kurier, Wiesbaden - Die Welt am Montag, Berlin - Hannoversche Allgemeine Zeitung, Hannover. | |||||||||||||||
In November:Deutsche Warte, Berlin - New-Yorker Staatszeitung, New-York - Deutsche Tageszeitung, Berlin | |||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||
- Berliner Tageblatt, Berlin - Münchener Zeitung, München - Flensburger Nachrichten, Flensburg - New-Yorker Staatszeitung, New-York - Braunsweigische Landeszeitung, Braunschweig - Hannoversche Anzeiger, Hannover - Leipziger Tageblatt, Leipzig...... Das Kleine Witzblatt, Berlin...... Ruim drie dozijn gapsels, Excellentie, in drie maanden. Er zijn er geautoriseerde bij, maar er zijn er natuurlijk verscheidene die ik niet in mijn bezit krijg en de maand is niet om. Wel zijn deze litteraire druiven zúúr, Excellentie! Informeert u eens bij de weduwe van Multatuli, bij Couperus, bij Van Eeden en anderen. Informeert u bij Hauptmann, Südermann, de Denen, de Franschen! Zet u 'n referendaris tot onderzoek van de schending eens Gebods....
Excellentie, een elk predikt in deze schoone maatschappij zijn naaste belangen. Zult gij dit protest van Heijermans én mij, beiden vàn uwe naasten, langs uw koude kleeren laten glijden? Heijermans bluft met tienduizenden guldens - ik houd mij eenvoudig bij dertien duizend zeshonderd zes-en-dertig én vier elfden onsen hoofdkaas, niét omdat ik zoo speciaal van hoofdkaas houd, maar om gestolen geestelijk voedsel in meer substantiëele waarden om te zetten. De bescheidenheid zeide ons te zwijgen, te lijden. Doch niet een iegelijk is het gegeven bij vàle smarten de pen òngedoopt te laten. Wij zijn er twéé van de kleine reeks, die daaglijks de verdwaasdheid van het steel-systeem ondervindt. Wáárom òrde in zake materiëele aangelegenheden en anarchie in zake intellectueele productie? Gij zult, zoo al niet in deze, dan toch in andere, analoge termen antwoorden, dat Holland méer belangen (uitgeversschouwburg-ondernemers-belangen) heeft om te | |||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||
stelen, dan om bestolen te worden. Het kan nooit een excuus zijn. 't Is daarenboven onjuist, Excellentie. Een lilliputterig land heeft nimmer een zoodanigen afzet voor buitenlandschen geestesarbeid, dat het betalen van dìen arbeid een hevig bezwaar kan zijn. Nu bevorderen wij legio vertalingen van prulwerken. Nu werken wij opvoeringen van de meest onbenullige tooneelwerken in de hand. Nu staat een hollandsch schrijver bij den hollandschen uitgever àchter bij den vreemden auteur aan wien géén honorarium betaald wordt. Ik heb vrienden, Excellentie, die voor hun boeken van máánden arbeid honderd, honderd-vijftig, tweehonderd, driehonderd gulden ontvingen. Ik heb er, die blij waren als ze uitgegeven werden. Excellentie, op deze wijze, staat het koninklijk Holland aan hollandsche uitgevers en theaterondernemers eene niets-kostende premie toe, om buitenlanders te bestelen en hollanders met 'n douceur af te schepen. En op diezelfde wijze sart men hollandsche auteurs op eene àndere, geraffineerde manier door ze in 't buitenland nòg eens te doen plukharen. Hiér kunstmatig gedrukte auteursloonen - ginder zuivere eer, roem, verbreiding van hollandsche letterkunde. Bleef het dan nog daarbij! Maar, Excellentie, wij staan onmachtig om buiten de grenzen reeds verschenen werk aan te bieden, wij worden vertaald door knutselaars op wie we geen pressie kùnnen uitoefenen, we moeten het lief-dankend aanschouwen dat ze ons ‘opvoeren,’ heele bedrijven verknoeien, situaties verkrachten, we mogen koest zijn, als ze ons insereeren in pornographische blaadjes.... Excellentie, Pááp is naar Berlijn verhuisd. Moeten we hem vòlgen? Moeten we, om beschermd te zijn, ons werk éérst | |||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||
in vreemde taal schrijven en in den vreemde deponeeren? Of moeten we wachten tot de Duitschers, vertoornd en ontdaan, met cavalerie pressie uitoefenen en over de waterlinie tegen 't nieuw snelvuurgeschut optrekken? Met eenig antwoord zult u verplichten Van uwe Excellentie, de gehoorzame Dienaar.
S. Falkland. |
|