| |
| |
| |
Lippen-spel.
Ze waren de Moonlight-singers en ze waren clowns. Bij mijn weten hadden ze niet meer en niet minder succes dan andere fratsen-makers, deden ze wat ànderen pleegden te doen, om 'n publiek, dat uitgaat om den tijd na het negotiedrijven plezierig te dooden, te gerieven. Met de hand op 't nuchter hart, vermeen 'k dat inderdaad de uitgaande Burgerij na het zes dagen dienaar spelen in winkels en magazijnen, na zès dagen arbeid, zorg, cijfering en benauwdheden, op 'n zevenden dag bij muziek, tjingeltjangel-vermaak, biertjes en kopjes chocola rècht heeft. En daar 'n vermaak ondenkbaar is zonder 'n prikkel - we helaas het passioneele van stierengevechten, menagerie-waaghalzerij, hanen-geplukhaar moeten derven - acht ik het een waarlijk genoegen, wanneer het amusement verhoogd wordt door clowns, acrobaten, gymnasten, wier werkzaamheden op den beganen grond, op tafels, ladders, stoelen, trapèzes, door de prikkelende, opwindende sensatie van 'n dood-val of ledemaatbrekerij begeleid wordt. Daar zijn lieden die (binnenskamers) de domheid begaan te protesteeren tegen het immoreele van een publiek dat voor zijn cènten aanschouwt hoe 'n individu voor één rijksdaalder per avond de meest geriskeerde,
| |
| |
nuttelooze, doellooze toeren op 't randje van den dood af, verricht. Deze lieden beweren op impertinente wijze dat men den tijd aan zijn grof, ontzenuwd of over-de-zenuwen-heen amusement herkent - ik schaar mij in deze aan de zijde der gezeten Burgerij - ik houd van koudworden, kippevel, schrik-gilletjes, bravo-geschreeuw as-'t-haast-mis is, en tot mijn spijt heb ik slechts éénmaal een saltimbank van een trapèze zien smakken in het orkest - en dan nog had de kerel maar één gebroken been.
De oude breedsprakigheid heeft me verleid er dingen bij te sleepen, die ik gerust ongezegd had kunnen laten, daar mijne Moonlight-singers slechts zeer flauw prikkelden - geen moment de zaal van brave burgermenschen deden griezelen of angstig stuipen.
Zij kwamen op, man en vrouw, de man glimmend zwart, met vettig negerkroes en purperroode lippen - de vrouw in coquet clownspakje, hansop met zilverlubben en 'n krijtwit gezichtje met roode vegen over wangen en voorhoofd. Het contrasteerde heel aardig. Zij, vlug, lenig, grappig - hij stijf, zwart, dom. An z'n nek kon je zien, as-ie transpireerde, dat-ie geen echte nikker was, maar overigens verstond-ie 't kostelijk den negro-boy na te bootsen. Eerste speelden ze mandoline, dan bliezen ze op hout-instrumenten - an 't slot kreeg je een meer vertoond maar toch machtig komiek spelletje.
Beiden zwaaiden ze hand-harmonica's, malle gezichten trekkend, het publiek toe-grinnikend, dat van genoegen met lach-bobbeltjes, schater-gilletjes en schater-gebalk antwoordde. Want die verdraaide neger - 't gepiengel der harmonica's was bijzaak - verkneuterde de goede lieden met een vuriglichtend eindje sigaar, dat in z'n mondholte ver- | |
| |
dween als het vlug, wit clowntje 'm boos bekeek en weer dadelijk uit de lippengleuf priemde als ze voortspeelde.
Dit gaf nu waarlijk een zot effect.
Z'n glimmend zwart hoofd, boven den verflarden vadermoorder, z'n breede roode lippen, z'n glazigwitte oogballen wentelend, verwijdend, wegkrimpend in het zwarte vel, z'n pompadoeren vest met den bengelenden horlogeketting, z'n onsmakelijke platvoeten en ruim plompende broek - alles en alles werkte mee om het grappige van het geval uitbundiger te doen schijnen. Maar toch, het alléénig kòstelijke sprak, spetterde uit het geheimzinnig brandende, dampende, lichtende eindje sigaar, dat uit de lippentuit spoot, véerde en nauwlijks merkbaar op satansch-gluuprige manier verdween, zóó positief verdween dat als de malle nikker z'n mond opende je niks zag, geen vurig spatje, geen dampje - ingeslikt. Niet ingeslikt. Tóch ingeslikt. Waarachtig daar hád je 't weer! Waar die 't gelaten had? Nee maar, méér as onbegrijpelijk. Het witte, vrouwelijk poppeclowntje, sierlijk van gebaar, springend en dartlend in den wijden glanzenden hanssop, den hanssop die z'n zilver-schubben in 't licht te schitteren zette, den hanssop die bultte en slapte tot naar de fijne kuiten met de rose kousen en witte muiltjes - het vrouweclowntje, bepruikt, bepoederd, beschminkt, het lief gezichtje besmeerd dat 't haast niet te herkennen was - het radde, beweeglijke, elegante clowntje stapte, zwaaide, sprong, alles even onverwacht om den neger te snappen - en telkens mis, telkens sprong het eindje walmende, heete sigaar als door een veer bewogen in den zwarten zwijgenden mysterieuzen mond, telkens leek het tusschen de lippen te sissen, telkens opende de nikker z'n sterktandigen muil, wijd-lachend, lach
| |
| |
die als een gurgel z'n keel ontwrong - telkens, als 't slank clowntje zich afwendde, floepte het eindje over de onderlip, spoot de tabakswalm door z'n neusgaten, gierde, grinnikte, lach-schudde het aangenaam gekieteld publiek.
Zoo straks waagde 'k te zeggen, dat de Moonlight-singers zich in weinig onderscheidden van meer derglijk muzikale clowns. Maar deze schets zou geen schets zijn en 't vertellen niet waard, indien 'k geen pointe in reserve hield, om u te doen gouteeren van de amusement-sensatie welke 'k zooeven aanduidde.
Op een dag - wànneer weet 'k niet en niet dadelijk let je op een bobo, als je elken avond het applaus der vrindelijk gezeten Burgerij voor 't grijpen heb - op 'n dag gevoelde mijn muzikale clown een beetje pijn. Hij had al wel is meer iets gevoeld zonder er attentie voor over te hebben. Thans, zeer onaesthetisch (doch niet in het publiek) stak hij zijn tong uit, bekeek die in 't spiegeltje. Me gebrand, dacht de clown. En dien avond was hij wederom allergeestigst. Den volgenden ochtend werd de pijn sterker - en laat ik u niet in het onzekere laten - een clown meer of minder op de wereld is geen záák waarover gij of ik ons het hoofd behoeven te breken - hij had kanker. Dat wil zeggen - hij en zijn vrouw liepen eerst naar een dokter en deze heer constateerde tegen contante betaling dat het niets anders dan kanker zijn kòn, gaf als z'n advies dat de historie die toch al voldoende gevaarlijk was, direct levensgevaarlijk zou worden bij voortzetting van het spel. Nu moet ik echter, op onaangename wijze en àlweder mijzelf interrumpeeren. Daar zijn meer dingen op aarde en hierboven dan waarvan een zich vermakend pubiek droomt en gelukkigerwijze behóeft te droomen. Men koopt den zèvenden dag
| |
| |
een entree, Men drinkt den zèvenden dag z'n biertje. Men heeft 'n gezellig avondje, Vermijde ik de klip der sentimentaliteit: diverse auteurs hebben analoge histories reeds zòo gevoelig en teer beschreven, dat het bijna banaal wordt te verhalen dat toen dien avond de zwarte clown en het slank clowntje het uitbundig slotnummer achterwege lieten, de directeur naar het contract verwees, het contract waarin het eindje sigaar nadrukkelijk was gestipuleerd. Ge zult in uw eenvoud zeggen dat de directeur een hard man was, een soort marqué in zijn vak. Doch ge vergist u. De marqués zijn primo niet meer van dezen tijd - als ze er ooit geweest zijn - de gestrafte ondeugd schijnt meer en meer een legende te worden sinds we de romantiek ontgroeiden. Mijn directeur deed, wat des directeurs recht was: zorgen voor zijn Publiek en zorgen voor zijn Zaak die geen liefdadigheidsinstelling, noch een tehuis voor zieke clowns was. Hoe wou hij 't anders gedaan hebben? Kunt ge u met normale verstandige rede voorstellen, dat vóór een bepaald nummer van 'n café-chantant, een bordje langs het gordijn wordt geschoven met eene fameuze grap als deze:
Aan het geëerd publiek!
In het volgend nummer kan de clown niet meer met het eindje sigaar werken, aangezien de dokter het hem om gezondheidsredenen verbood.
Uwe toegevendheid inroepend,
Hoogachtend,
Enz.
| |
| |
Ge zoudt, welwillende dame of vrijzinnige heer uit het publiek - en terecht, daar gij voor uw geld gezonde artisten vraagt - bij uzelf overwegen dat de directeur beter gedaan had den clown uit te betalen, hem gezondheid en goede reis te wenschen. Maar een directeur is geen voorzitter van Liefdadigheid naar Vermogen en de ónze hield zich verstandig als man van zaken, business is business, aan het contract, zoodat de zwarte en de witte clown, uit vrees voor hun verbeurde gage, den daaropvolgenden avond het spelletje voortzetten, wat ze ook wel rustig vermeenden te mogen doen voor nog 'n páár dagen, daar een zoo sluimerend en langzaam-groeiend ding als kanker niet op een gehaaste verzorging schijnt aangewezen.
Waren de hout-instrumenten afgeloopen, dan verschenen ze als vanouds met de hand-harmonica's en het eindje brandende, fel-lichtende sigaar. Het beestachtig-heete satansche brokje wipte in en uit, heel grappig kiekeboe, kiekeboe, in en uit den mond, over en langs de zieke, gruwelijk-pijn-veroorzakende tong. Ik denk, geachte lezer, en veroorloof mij deze gedachte, zonder vrees u al te zeer te grieven, daar gij waarschijnlijk even gráág als ik nekbrekende toeren ziet (verg. pag. 153, dat als gij met mij had geweten dat onze clown, onze kalm-grinnikende clown, zoo dierlijk te lijden stond en elke minuut van zijn veilig doen op de planken hem nàder tot den dood bracht, ge nòg meer van het geval zoudt genoten hebben, gelijk ge met mij geniet van een acrobaat die op zes waggelende stoelen een hoogstand maakt of van een gymnast, die van het eene trapéze naar het andere vliegt, veiligjes beschermd door een valnet. Een man die geblinddoekt een doodsprong waagt, geeft me de meeste, of liever laat ik zeggen één der meest
| |
| |
geraffineerde genietingen. Een man die met messen werpt naar een meisje en haar zoo héél netjes vastspijkert aan een plank, vind ik een beminlijken vent.
Als je 't bijwoonde dat zoo'n mes ráákte - wat een allergriezligste sensatie - wat een interessant krantenbericht 's morgens. Een Japansche dame die langs een sterk gespannen draad omhoog loopt en zich plots laat glijden - is alleen dáarom aantrekkelijk daar ze kans heeft voor je oogen neer te kwakken. Zoo zou je een gansche reeks rillingsensaties kunnen opnoemen, een reeks die - het doet me genoegen dat ik daar straks toch niet al te nutteloos breedsprakig was - nu draai 'k opnieuw om de vlam - helaas in òns landje niet aangevuld mag of kan worden door stieren-, hanen-gevechten, bokspartijen etc.
Mijn clown - om nog wat van hèm te zeggen - speelde zijn contract uit, ten genoege van directeur en publiek.
Het spijt mij niet te kunnen eindigen met eene roerende beschrijving van een sterfbed tusschen de coulissen of op een armoedig zolderkamertje, noch u voortreffelijk te kunnen detailleeren de smart van de jeugdige vrouw.
Want in zooverre is mijn pointe onvolledig: hij is hier nièt gestorven.
Het laatst zag ik 'm in het Centraalstation op weg naar Keulen. |
|