de planken in opera's, klassieken en melodrama's doorgaans dermate onhebbelijk, geeft het zulke materieele bewijzen van nervositeit, dat de goede smaak het optreden van deze figuranten verbiedt en hoe langer hoe meer verbieden zal. Wij komen voor kunst en niet voor onstichtelijkheden.
Gelukkig blijft het bij paarden. Zelden treedt in een dramatische verwikkeling - laat staan in hèt tragisch moment - een viervoeter op. Het is door heel goede auteurs met 'n geit geprobeerd, éens met 'n ezel en soms met 'n hond. Maar 'n geit en 'n ezel doen op de planken schapig - ze willen niet voort, laten zich sleuren als ze 't zelf behooren te doen en speciaal de honden stellen zich allerhinderlijkst aan, blaffen als ze stil moeten zijn, zwijgen als ze geluid moeten geven en bijten.
Laat de regisseur om al deze onpleizierigheden te voorkomen een acteur blaffen of doet hij 't zelf, dan is er toch in die blafferij iets ik-weet-niet-wat dat onnatuurlijk is en daarenboven den acteur als artist beleedigt.
Hoe geheel nieuw werd evenwel het aspect met de poes uit ‘Het Zevende Gebod’.
Op genoemden regenachtigen achternamiddag bedacht Falkland dat poesen nòch onesthetisch handelen als paarden, nòch schapig als geiten en ezels, nòch onverwacht miauwen, nòch van een kunstenaar vergen dat hij het vóor haar achter de coulissen doe, enz. En verrast door die overwegingen besloot hij het dier over tooneeltoestanden en tooneelim pressies te interviewen.
Zij zat in de requisietenkamer, lekkebaardde zich - en terwijl zij nu en dan spon, ontspon zich tevens het navolgend, echter niet woordelijk gesprek:
Was u bij de première zenuwachtig?