met moppige kuiltjes in 't lamplicht, de versche bloemen op tafel fleurden vroolijk over het wit, ruitjesglanzend kleed. De soep werd binnengebracht. Sophie vulde de borden - ik zei ‘smakelijk eten’ maar dronk niet: er had een kleine scène plaats.
‘Scheelt je iets?’ vroeg Sophie bezorgd.
Hij scheen bleek, keek naar het tafelgerei.
‘Née,’ zei hij glimlachend-vreemd: ‘maar je kunt me een genoegen doen met die schel van tafel te nemen.’
‘De schel?’ - vroeg ze verwonderd.
‘Ja,’ praatte hij met-iets-hards-in-zijn-stem, maar toch glimlachend: ‘'t Is hier zoo vòl - en dat ding glinstert onhebbelijk.’
‘Goed, vent,’ lachte zij, nam de schel, plaatste haar op den schoorsteen - en we dineerden heel prettig - èn lekker.
Ik zou dit niet onthouden hebben, ware het niet dat het geval zich herhaalde, kort daarna - bij een déjeuner, toen Sophie jarig was, zijn moeder en háár ouders mede aanzaten. De ramen stonden wijd open, er heerschte een toon van intimiteit - en ik (toen nog ongetrouwd) zat juist te bedenken dat trouwen zoo slecht niet was, toen Wim onverwacht opstond, de schel vrij driftig van tafel nam en op het buffet plaatste. Zeer begrijpelijk klonk Sophie's verbazing.
‘.... Wim - wat wìl je toch van die schel?’
‘Niets,’ zei hij kort: ‘ik hóú niet van dat ding - 't ontsiert je heele tafel’...
‘Nou,’ meende schoonmama: ‘dat is inbeelding - ik vind 't juist een héél deftige schel’...
‘Ik ook,’ redeneerde schoonpa: ‘niet te modern en niet te oud - hoe kòm je 'r op jongen?’...
‘Da's al twee keer,’ knorde Sophie: ‘je kunt zoo grappig zonderling doen’..,