‘Dag mevrouw! Dag meneer! Koud weertje niewaar? Ja de dochter van Lopteen is lang niet beter. Leelijk geval’....
‘Drink u een kop koffie mee, dokter?’ vroeg dan mijn vrouw allerinnemendst.
‘Heel graag mevrouwtje - heel graag.... Nee geen melk asjeblieft.... Ik heb thuis een koffietje - superbe!... Die krijg ik van een vriend in Amsterdam - direct geïmporteerd.... Gisteravond hadden wij een engagementsfeestje bij....’
En we hoorden weder een reeks belangrijke gebeurtenissen, babbelden over ditjes, datjes - tot-ie opstapte.
Zoo geschiedde het weken aaneen. Wij begonnen hem eenigermate als huisvriend te beschouwen, waren zeer dankbaar éens in de week ons leven wakker te houden. Uit z'n apotheek stuurde hij eigen uitgedacht tandpoeder - ik gaf hem een boek ten geschenke en wij hadden het vóórtdurend over wat er in Holland gebeurt.... politiek.... literatuur.... gebeurtenissen.... kunst....
Toen - helaas, vrienden - genas de dochter van den bakker.... Helaas!... Wij zagen den charmante niet meer, behalve nog éens op een schoone soirée van een Rederijkerskamer in de ‘stad’.
Maanden waren voorbijgegaan. Mijn werk was gereed. We vertrokken naar de stad.
Op een dag bracht de post een briefje - een nota van den charmante - en een advies dat hij disponeeren zou.
Zes en twintig gulden, vijf en vijftig cents voor visites, staalpillen, tandpoeder enz.
Ik vond vier, vijf gulden voor een visite een beetje bar, was zoo vrijpostig de postquitantie te weigeren.
Toen kreeg ik een gedetailleerde nota...