Voor zoo'n stem most-je je kostelijke bas mishandelen. 'n Harmonica was nòg te goed voor 'm, voor die stumper, voor die ongelukkige komiek, die je avonden verpestte, die je de tering op je lijf joeg, die je...
Plotseling lei hij z'n strijkstok neer. Hij verdraaide 't. Voor de tweehonderdste maal dezelfde flauwiteit, voor de tweehonderdste maal de Italiaansche liefdesverklaring... ‘In 't schoon Italio... groeit macaronio...’ voor de tweehonderdste maal die dikke stem, die moppen van 't jaar nul! Dank je! Dan maar geen brood! Liever hongerlijen dan nòg langer je zenuwen op te vreten!
De kapelmeester tikte nijdig. De bas was zeker dronken. Jawel, tik jij maar! Je kan 't best met de anderen af! Zoo 'n mispunt heeft geen bas noodig! Kijk 'm aardig doen! Sjongen wat slooft-ie zich uit! Tik maar! Ik verdraai 't! Geen streek doe 'k meer voor diè kerel! Rechtschapen komieken wil 'k begeleiden. Maar dàt is geen rechtschapen komiek! Die heet Nachtegaal! Kip most-ie heeten of kraai! Tik maar! Ik heb maling an jullie allemaal, an jou èn an jóu en an 't heele publiek. Kijk ze kijken, de muzikanten! Dat noemt zich artist. Stel je voor, dat wil artist zijn en over de tweehonderdmaal die vent begeleiden! Lekker! Al barsten jullie van nijd - ik speel niet meer!
* * *
Basje werd in de pauze ontslagen. De directeur bibberde van kwaadheid.
‘Kan me niks schelen,’ gromde Basje, rookwolken blazend in de stemkamer; ‘ik speel niet voor iedereen, ik ben geen pias. Dan maar droog brood. 'n Artist zonder kàràkter is geen artist!’
Zoo ging hij den winter in.