't huishouden, hoe laat ze eten, hoe laat ze naar bed gaan, enz. Natuurlijk je woont niet voor niets in een stille straat te Amsterdam
‘Twee hoog’ woont een bleek, flets vrouwtje met zwart haar en kringen onder de oogen. Haar man slijpt diamanten. De fletse juffrouw zie ik af en toe, als ze petroleum gaat halen bij den kruidenier aan de overzij. Soms komt bij haar op visite een getrouwde zuster met groote zwarte oogen en die groote zwarte oogen kijken geregeld bij me binnen en ik kijk terug. Maar dat is toch niet mijn amouretje. Dit neem ik waar en passant.
‘Drié hoog’ leeft een juffrouw met peenhaar, peenharen wenkbrauwen en zomersproeten. Ze heeft pas een kleintje gekregen met peenhaar. Haar inwonende nicht heeft peenhaar. De heele familie heeft peenhaar.
Meer verdiepingen heeft het huis niet.
De situatie is dus: Falkland in de benedenwoning, de juffrouw met roode koonen op ‘één-hoog’, de fletse juffrouw op ‘twéé-hoog’, de peenharen juffrouw op ‘drié-hoog.’
Hoe het zoo is gekomen, weet ik niet maar de juffrouw van ‘één hoog’ met de roode koonen, de roode lippen en de grijze oogen, die ik nog nooit goed had aangekeken, kreeg een oogje op me. Lou kwam het eerst tot de ontdekking:
‘Zeg, Samuel, je moet eens opletten, “één hoog” doet telkens het keukenraam open als je in den tuin komt.’
‘Nonsens!’
‘Nou let maar op, ze kijkt je telkens na.’
Als ze nu zoo iets tot je zeggen, ga je er aan gelooven. Dat is nu eenmaal een gebrek van mannen. Ik begon naar boven te kijken en zag ‘één