Eva Bonheur
(1919)–Herman Heijermans– Auteursrecht onbekend
[pagina 40]
| |
[pagina 41]
| |
Eerste tooneelMIEP JOHANNES later NANNING
MIEP.
(luistert aan de magazijndeur, terwijl Johannes aan de deur van de bovenverdieping klopt) Klop wat harder, Johannes!
JOHANNES.
(onzichtbaar) Ze is d'r niet!
MIEP.
Klop dan nòg is! (hij klopt sterker. Eef wipt uit het slaapkamertje in nachtjapon, luistert aan de buitendeur, keert nijdig in de slaapkamer terug).
JOHANNES.
(strompelt de trap af, praat in de benedenkamer) Nou kan je me nog is me vingers kapot laten trommelen: net as 'k zei, ze is de deur uitgegaan.
MIEP.
Begrijp 'k niet. Gister was ze ziek, heeft ze niemand willen zien, en nou ineens.... Heb je 'r wèg zien gaan? JOHANNES.
Mot 'k dat nou nog is vertellen? As de magazijnschel overgaat en je niemand hoort binnenkommen, dan is d'r iemand na buiten gegaan.... MIEP.
Goddank. JOHANNES.
't Lijkt wel of je bang voor d'r ben. MIEP.
Bang? 'k Wou da'k 'r nooit meer terugzag, dat... (houdt zich in) Ga je gang maar, Johan - en waarschuw asjeblief as ze 'r weer is.... Ze heeft van die hatelijke gewoonten, om je te overvallen. (zij zet zich in bedrukte houding op de tabouret voor de piano, draait zich langzaam om, speelt en zingt:)
‘Ils s'en sont allés dans une barque fragile,
Ils s'en sont allés au pays des exilés,
Mais le vent les prit, quand ils échangèrent leurs âmes,
Mais le vent les prit dans son tourbillon maudit...’
(zij draait zich weer om en snikt het uit. Bij het hooren van de winkelschel schrikt zij en herstelt zich snel).
NANNING.
Alleen? (omhelst haar).
MIEP.
Vader en moeder zijn ergens heen. NANNING.
(met gebaar omhoog) En....?
MIEP.
Ook uit. NANNING.
Heb jij gehuild? | |
[pagina 42]
| |
MIEP.
Nee. Hoofdpijn. NANNING.
Miep, je heb iets. (zij schudt ontkennend het hoofd) Waarom kijk je dan zoo bedrukt? Nee, nee, nee, 'r is iets.
MIEP.
(nerveus doorpratend) Dat verbeeld je je.... Hoe kom je 'r op.... 'k Zou niet weten wat 'k zou hebben.... 'k Ben met hoofdpijn opgestaan.... en dan.... en dan.... (slaat plotseling onstuimig de armen om zijn hals) ....O, liefste Nanning, 'k wou dat je me morgen zei om met je naar Amerika, naar 't ander eind van de wereld....
NANNING.
Kindje, je doet zoo opgewonden.... Dan hindert je toch iets.... MIEP.
Nee, nee, nee.... 'k Voel me niet goed.... De zenuwen zitten me dwars.... 'k Heb niet geslapen, was 'r om vijf uur al uit, ben weer naar bed gegaan en weer opgestaan... Ach, lieve jongen, als je maar zoo van me hield, zoo echt en zoo zeker.... Ik kan niet meer buiten je.... Dat weet je.... Je mag me alles, alles vragen.... 't Is me nooit te veel.... Nee, lach 'r niet om.... 'k Kan nou geen lachen van je zien.... Toe, liefste, liefste Nan.... NANNING.
(opgewekt) ....Ga nu 'ns rustig en gezellig zitten.... Zoo.... En nu zonder uitvluchten: wat is 'r?....
MIEP.
Niets, Nan.... NANNING.
(met gebaar omhoog) ....Nog altijd die kwestie met....?
MIEP.
Dat en dat en nog meer.... Soms kijk je zoo vreemd.... Soms is 't net of 'r iets anders in je oogen is.... NANNING.
Dat verbeeld je je dan. Op m'n woord. En als - àls je 't je niet verbeeldt - misschien ben ik gevoeliger dan jullie - als je 'r niet boos om ben - over die speldeprikken van dat onhebbelijk creatuur, dat hier bij tijden de lakens uitdeelt - speldeprikken, die ik niet versta - en waartegen 'k moeite heb niet met grofheden los te komen!... Dat 's alles... Je vader lacht, je moeder doet angstig, jij zwijgt... We zijn opgeruimd en plezierig onder mekaar en zoo als tante Eef - Godbewaar! - Eva Bonheur 'n tip van 'r neus laat zien, zit 't kleine en zure krakeel in | |
[pagina 43]
| |
al de hoeken van de kamer.... Wanneer ik dan op mijn manier kijk, kan ik 't niet helpen... Ieder heeft z'n eigen beetje karakter, en ik heb te veel van de wereld gezien, om dat gekanker zonder meer te accepteeren.... MIEP.
Neem 'r zooals ze is - wij doen 't toch ook.... NANNING...
Dat is 't 'm juist, Miep! Als 't je grootmoeder of 'n brok familie was, zou je consideratie gebruiken en jullie consideratie snappen.... Maar 'n lastige, humeurige, chagrijnige juffrouw-op-kamers, die alles naar háár hand wil zetten, die me met 'r loerende oogies 't huis uitbonjourt, die controleert hoeveel boter ik op m'n kadetje neem.... MIEP.
(lachend) ....En je plakkies kaas telt....
NANNING....
Zie je, nou lach je 'r zelf om, maar mij prikkelt 't, mij beneemt 't m'n vrijheid, of 'k verplichting aan 'r heb.... Verplichting! Verplichting! Daar heb je 't juiste woord, 't zelfde woord dat je vader gebruikte op dien onweersavond, toen ik je hand vroeg. Wat hebben jullie dan in Godsnaam voor verplichting aan dat produkt, dat ontzettende burgermenschje, dat als 'n tyrannetje van boven naar benee trippelt, niet aanklopt, de deuren achter zich toeslaat en nog gisteravond, toen we even wouen musiceeren - omdat zij 't niet wou - omdat mevrouw 't niet verkoos - boven zoo'n beestengejank en gekerm uit 'r orgel haalde, of 't heele hondenasyl bij 'r losgebroken was.... MIEP.
(schaterlacht) Je heb 'r toch zelf om gelachen - om die zieke, die vreeselijk-zieke, die zich den heelen dag op had gesloten en ineens zoo'n buitengewoon-gezond teeken van leven gaf.
NANNING.
Ik heb 'r om gelachen, maar toen 'k vannacht op m'n kamer even op en neer liep, heb 'k me afgevraagd, waarom - waarom - enfin, je begrijpt me... MIEP....
'k Begrijp alleen, dat ik van je hou, en dat, terwijl jij over zulke kinderachtigheden liep te denken, ik aan jóú dacht, maar op 'n heel andere manier: ik dacht - wat heerlijk dat-ie morgen bij ons eet, omdat moeder jarig is - en je heb me nog niet eens gefeliciteerd.... NANNING.
(haar kussend) Dat 's gauw genoeg inge-
| |
[pagina 44]
| |
haald en nog eens ingehaald. Ik hoop nou alleen één ding, dat we vanmiddag onder mekaar blijven en geen verjaarsdiner krijgen met de speciale saus van dat zure menschje. MIEP.
Ze is gelukkig uitgegaan. NANNING.
Zeker? MIEP.
Stellig. NANNING.
(haar kussend) Dan feliciteer ik je nog 'ns.
MIEP.
Nee, nou niet meer. 'k Dek verder af. (bukt achter de piano en wikkelt een bouquet bloemen uit papier) Die kan 'k nou met 'n gerust geweten op tafel leggen....
NANNING.
Had je die verstopt? MIEP.
Verstopt - hoe kom je daarop? 'n Verrassing voor Mop. NANNING.
(door de microscoop kijkend) 'n Levende spin.... Lijkt op haar.... En weet je op wie ze nog meer lijkt?.... Ik heb 'ns als jonge muzikant, toen 'k nog de vervloekte ellende meemaakte van 't avond aan avond meespelen in 'n tingel-tangel-orkest, en me niet te wenden wist van de zorg, bij 'n hospita gewoond, die me zoo kwelde, als 'k met m'n boekje 'n paar weken achter was, dat 'k soms met 't idee rondliep haar of me zelf met rattekruid te voeren...
MIEP.
Heb je 't in je jonge jaren zoo arm gehad, Nan? NANNING.
't Is 'n hel geweest, niet om na te vertellen en niet om aan terug te denken! 'k Heb in die dagen (lacht bitter) 'n week gekend, dat 'k m'n viool had beleend voor 'n schuld van nog geen twintig gulden, die me op de hersens drukte. 't Artistenleven, de vie de Bohème, heel aardig, als je 'r van leest, maar - permiteer me 't woord - 'n vervloeking als je 't móét meemaken!.... 'k Zou nou niet meer tegen armoe kennen... 'k Zou nou op m'n woord en zonder de minste overdrijving 't water ingaan, als 'k nog eens door wat ze ‘omstandigheden’ noemen, 'n plaats in 'n gewoon orkest tegen zooveel per avond moest zoeken!
MIEP.
Mij zou je voor alles krijgen - wat doet 't geld er toe! NANNING.
Je weet niet waarover je praat, beste meid... 'n Man met talent, die voor 'n krant broodwerk | |
[pagina 45]
| |
schrijft, is 'n stakker, om zielsmeelij mee te hebben - 'n musicus, met handen en voeten gebonden in 'n orkest, voelt zich als 'n grondwerker, die per vierkanten meter betaald wordt. Nee. Nooit meer. 'k Heb me met 'n ijzeren wil opgezweept - ben solist geworden en weet dat ik alleen solist blijven kan, als 'k telkens met al m'n vingers de kleine reserve vasthou, die noodig is, om 't zoolang uit te zingen, tot 'k 'n nieuw contract met dien of dien impresario heb. Wee, wanneer zoo'n bloedzuiger - want dat zijn ze! - 't in de spiezen heeft dat je op je tandvleesch loopt.... Luxe of schijnbare luxe om je heen maakt de deuren voor je open. Armoe smijt ze dicht met 'n kwak. En daarom - dat heb 'k je eerlijk en zònder bijbedoelingen gezegd - en dat mag ik je nòg eens zeggen, omdat ik van je hou, lieve meid, màg 'n artiest, die artiest wil blijven, geen vrouw trouwen, die.... MIEP.
(met de armen om hem heen) Hè, nee, Nan.... Denk die dingen, maar zeg ze niet.... 't Zou je klein maken, als ik je niet beter kende!
NANNING.
Gans, wij zijn toch méér dan geëngageerd.... En jij ben toch geen meisje met geld, tenminste wat je ‘geld’ kan noemen. Maar als je bijvoorbeeld de dochter van een van de armoedzaaiers was, die 'k bij dozijnen heb leeren kennen, dan zou 'k 'n beetje met je geflirt hebben en adieu.... Ik haat armoe en 'k heb 'r zoo de flair van, dat als ik ze ergens ruik, 'k met takt en 'n paar vriendelijke woorden 'n hoffelijk fransch saluut maak.... Apprecieer dat in me. Ik werk ons beiden in de hoogte en pas voor 'n horizon van aardappelen met azijnsaus en 'n huisschel, die je geen seconde met rust laat! En jij voelt precies 't zelfde.... Je ben hier in 'n doos met watten opgekweekt.... Daarin hou ik je. Talent en liefde worden door 'n kruidenier en slager vermoord.... Wat kijk je nou? MIEP....
Ik kijk - ik kijk naar de tafel. Zou 'k 'r trakteeren op 'n flesch wijn? NANNING.
Op twee. MIEP.
Rooie of witte wijn? NANNING.
Dat hangt 'r van af - wat we te eten krijgen | |
[pagina 46]
| |
- 'n malsch kippetje, 'n smakelijke kalfsborst of visch.... MIEP.
Dat weet 'k niet. NANNING.
Je dekt - en je weet niet wat we eten? Of is 't 'n précieus geheim? Miep, wat sta je, wat kijk je, wat doe je? MIEP.
(zit even wezenloos neer) Nou heb 'k weer zoo'n vreemde leegte in m'n hoofd, weer zoo'n gevoel of 'k al m'n gedachten kwijt ben....
NANNING.
(ongerust) Je gaat te weinig uit, Mieplief. Je komt niet genoeg in de frissche lucht.
MIEP.
Dat is 't niet. 'k Heb den heelen morgen in 't tuintje gezeten. NANNING.
In 't tuintje! Wie schept 'r nou lucht bij 'n door de wurmen kaalgevreten rhabarberplant, zes potten geraniums en 'n kippenren? MIEP.
(bedwongen-triestig) Dat heb je voor 'n paar weken niet gezegd, Nan.
NANNING.
Kindlief, wat ben je zwaar op de hand! Waar staat je wijn? Dan help ik je dekken. Je ben in 'n bui om je minstens 'n uur te knuffelen.... MIEP.
(hem afwerend) Nee, nou niet. Johan is in 't magazijn en ze kunnen ieder oogenblik komen.... 'k Ga even naar de overzij....
NANNING.
Voor wat? MIEP.
Voor de wijn. NANNING.
Hebben jullie geen voorraad in huis? MIEP.
'r Is hier geen kelder. NANNING.
Geen kelder. Dan gaan we samen. Jij koopt. Ik draag. MIEP.
Ach nee, dat is toch niks voor jou! NANNING.
Al wou je 'n heel anker inslaan, ik draag tot 'k 'r bij neerval. (beiden af).
| |
[pagina 47]
| |
Tweede tooneelEEF alleen
EEF.
(opent het neergelaten rolgordijn, schuift het raam op en begiet de bloemen van het slaapkamerkozijn. Dan, alles met een strak in plooien gehouden gelaat, hangt zij aan de buitenlatten van het bloemenrek een flanel, eenige zakdoeken, een hemd en een handdoek op, een en ander pas gewasschen. Zij ziet een overbuurvrouw) Dag juffrouw.
DE STEM DER BUURVROUW.
Dag mevrouw. Ziek geweest, da'k u gister den heelen dag niet gezien heb, en dat u nou pas tevoorschijn komt? EEF.
O, me lieve mensch, 'k heb 't zoo te pakken gehad! 'k Dacht dat 'k stierf. DE STEM.
Zoo ineens? EEF.
Ja, met recht zoo ineens. 't Werd me op me lijf gegooid, of 'k vergift in had gekregen. 'k Heb as 'n hond gelegen, zonder 'n woord anspraak.... DE STEM.
Hoe is 't mogelijk! Zijn ze dan zoo onvriendelijk voor u? EEF.
Onvriendelijk? Ze kennen me m'n graf inkijken. DE STEM.
Dan zou 'k andere kamers zoeken. EEF.
Jawelda. As 'k gek wor! 't Is ommers mijn huis. DE STEM.
Uw huis? EEF.
Daar kan ik u 't fijne zoo niet van vertellen, maar ik hoef zeker niet te verkassen. Jawelda! Dat most 'r bij kommen. Is dat uw hond? DE STEM.
'n Lekkere smeerlap, vind u niet? EEF.
Ach, wat 'n smoel! Is-ie valsch? DE STEM.
Nou! En waaksch! As de meneer vanboven 's nachts thuis komt, gaat de kleine dief te keer of-ie inbrekers hoort.... EEF.
'n Wijfie? DE STEM.
Nee, 'n mannetje. EEF.
Jammer. 'k Zou daalijk een van z'n jongen nemen. Ik zoek allang na 'n hond. DE STEM.
Voor de gezelligheid? EEF.
Voor de gezelligheid en nog wat. Nou leg 'k met me papieren onder me kussen. Je ken nooit weten, me lieve mensch. Mag-die 'n klontje?.... 'k Heb de | |
[pagina 48]
| |
thee bij me bed staan. Hou dan je bekkie open!.... Jessis, wat vangt-ie handig!.... Stil is.... Ze kommen thuis.... Dag juffrouw.... Dag fijne smoel!... 'k La-me gordijn maar zakken. Da's vrijer voor u en voor mijn.... Dag juffrouw.... DE STEM.
Dag mevrouw. | |
[pagina 49]
| |
Derde tooneelJASPER MOP
JASPER.
En nou 'n behoorlijk verjaarsgezicht! Je heb 'r op straat bijgeloopen of je ruzie met me had. MOP.
(hoed en mantel neerleggend) Jasperlief, je heb toch zelf bij den advocaat gehoord hoe zwak we staan.
JASPER.
We?.... Jij. MOP.
Ik ben in geen feeststemming.... En dat goeie kind, dat de tafel zoo prettig gedekt heeft.. (luistert) ....Ik hoor 'r niet.
JASPER.
Dan zal ze nog 'r bedje houen, of wéér 'r bedje houen na de serenade op 't orgel.... MOP.
Zal 'k even bij 'r aankloppen? We kunnen toch niet zoo onhartelijk zijn. 'n Mensch blijft 'n mensch... JASPER.
Heeft ze gister geantwoord? Ze schijnt ineens behoefte aan eenzaamheid en contemplatie te hebben gekregen. MOP.
En als 't nou 'ns ernstig is! Tóén is ze toch goed voor me geweest.... JASPER.
Mop, tegen die vrouw met 'r hardnekkigkwaadaardigen aard, kan jij niet op.... MOP.
Man, redeneer toch niet zoo aan één kant.... Misschien is ze kwaadaardig - en misschien hebben wij - of ik - 't 'r gemaakt.... Voor maanden - nooit vergeet 'k dien avond - heb 'k boven bij 'r zitten snikken en 'r hulp gevraagd. Ze hééft geholpen, genereus geholpen, en toen 'k 'r hartelijk zoende, voelde 'k, dat ze van mij hield en ik van haar. 't Is alles afschuwelijk tegengeloopen. Had 't zich geredresseerd, dan hadden we 'n goeie vriendin an 'r gehouen. Hoeveel keer heeft ze zich in die dagen bij me beklaagd, heusch waarachtig-eerlijk beklaagd, dat ze na den dood van 'r man nergens meer 'n thuis had gehad.... Nou is ze geprikkeld - wees redelijk - de helft van 'r beetje vermogen.... JASPER....
Gedekt door jouw zwart-op-wit met vijf procent rente. Nou, met dien advocaat van méér dan kwaje zaken, heeft zij de gevoelsquaestie buitengesloten. Dupe kan ze gelukkig niet worden. Zij niet... | |
[pagina 50]
| |
Ja, ja, 'k denk dat 'k hier den langsten tijd in m'n gezellig hoekje naar levende en doode tijdgenooten heb gekeken.... MOP.
't Spijt me zoo vreeselijk voor 't kind en voor jou.... JASPER.
(glimlachend door de microscoop kijkend, en pratend zonder op te zien) ...Voor mij?... Waarom voor mij?.... Heb je me na dat goddelijk ongeluk met m'n been, dat jij - lieve ziel - als huwelijkscadeau mee heb gekregen - ooit anders gekend, dan 'k hier voor je zit?.... Voor mij?.... Of 'k op 'n dakkamer kom, of in 't Armhuis, of, voor wie weet welk mal wettelijk misdrijf, in 'n gevangenis, zooals die kleine kruisspin hier, niemand kan me beletten m'n oogen dicht te doen en te droomen, of ze open te doen - overal wonderen te zien en wéér te droomen. Nee, nou moet je één oogenblik hier komen... Prachtig!.... Om voor te knielen.... Zie je 'r? Meer buigen....
MOP.
'k Zie 't witte kruis op 'r rug.... JASPER.
Zie je de pareltjes goud op de bovenzij van 't kopborststuk? MOP.
Een, twee, drie, vier.... JASPER...
Vijf, zes, zeven, acht oogen. Ze is al begonnen te spinnen in 't glazen huisje.... Je kunt de zes spintepels makkelijk onderscheiden.... Je zou zoo zweren dat de draad 'n kabel is, niet?.... MOP.
(zit bedrukt in den stoel voor de studeertafel) ....Ja, ja....
JASPER...
'r Zijn over de twee duizend soorten van enkel die schitterende dieren, Mop.... Als 'k deze straks loslaat, zal ze in September of October 'r honderd eitjes leggen en vóór den winter sterven.... Ze verdwijnt in de Eeuwigheid, zoo goed als wij er in verdwijnen... Ze leeft zooals wij dènken te leven... En na jaren en jaren - (met gebaar naar de microscoop) of maanden en maanden - zal niemand meer weten dat we er geweest zijn. Dat vergeten we in onzen dommen, kleinen strijd van menschen tegen menschen. Alleen ik vergeet 't niet. Er is geen deelbaar deel van den dag, lieve ziel, dat 'k niet met m'n ééne been in aanbidding zit voor 't gróóte Geheim...
| |
[pagina 51]
| |
Kan iemand, wie dan ook, me dat afnemen?.... MOP.
Buk je even, Jasp. JASPER.
Me bukken? Waarvoor? MOP.
'k Moet je wat aan je oor zeggen. JASPER.
'n Geheim? MOP.
'n Geheim, (hij bukt zich. Ze slaat de armen om hem heen, kust hem) Je ben 'n schat. | |
[pagina 52]
| |
Vierde tooneelDE VORIGEN MIEP NANNING
NANNING.
Oho. JASPER.
(lachend) Aha. Waarom oho?
NANNING.
We storen 'n tête à tête.... U geeft ons 't goeie voorbeeld!.... Schoonmama, ik feliciteer u van harte, (geeft haar een bundel bloemen) ....Mag ik? (omhelst haar).
MOP.
Dank je, jongen.... Maar Miep-kind, wat hebben jullie je uitgesloofd! MIEP.
De flesch witte wijn is van mij - de flesch rooie van Nan.... NANNING.
(een taart uitpakkend) ....En die libertytaart, die bij den confiseur in de étalage stond, had zoo'n aantrekkingskracht, dat we 'r mee móésten nemen....
MIEP.
En dan wou Nan, met geweld - hij heeft vandaag 'n bui van verspilling - die prachtige tros druiven... MOP.
Maar Nanning.... Je bederft ons.... En nou is 't ergste dat het dessert beter is dan 't heele diner... NANNING.
Cela dépend!.... 'k Heb zoo'n vermoeden, dat we iets buitengewoons.... Nou, Miep, verraad je nòg niet wat we eten? MOP.
Dood-eenvoudig: soep, gestoofde lapjes, sla, aardappelen - maar 't zal je dubbel smaken, want Miep heeft 't alles zelf gekookt. NANNING.
(schaterend) ....En ze wist 't niet! Maar 'k heb nog 'n entree. Asjeblief.
MOP.
'n Bus kreeft.... Maar Nanning.... Je brengt op die manier je eigen eten mee!.... Hè, nee - dat vind ik niet aardig.... Jij, Jasp?.... JASPER....
Kinderen, wat kan ik daar voor bezwaar tegen hebben.... Ik zit in 'n bui van welwillende versteening.... Dat wordt 'n Lucullusmaaltijd.... MOP.
Hoe krijg. 'k die open? JASPER.
Dat wordt mijn afdeeling. Asjeblief. 'k Heb 'n pincet en 'n tang. Nee, kijk niet bezorgd: chemisch gereinigd! Doen wij samen de keuken-besognes, genie? MIEP
Zalig, snoes! 'k Zou met je kunnen dansen.... | |
[pagina 53]
| |
JASPER.
(zacht-glimlachend) Daar zou 'k liever 'n ànder cavalier voor uit kiezen, kind....
MIEP.
O, nee, schatlief, zoo bedoelde 'k 't niet. Zalig, 'n verjaarsdineetje - enfin seuls - eindelijk alleen, zonder die.... 'k Wou dat ze nog minstens 'n paar maanden heerlijk-ziek bleef.... MOP....
Miep! MIEP....
Gut, dat denken we toch allemaal! En nòg zaliger: ze is uit. MOP.
Uit? JASPER.
Uit. NANNING.
(genoegelijk spellend) U.I.T. ....Uit.
MOP.
Goddank. MIEP.
Zie je, nou zeg je 't zelf! Hahaha! Ga je mee koken, schatlief? JASPER.
Met vuur. (bij de deur met de bus in de hand) Stoven of bakken, Mop?
MOP.
Nee, toe, Jasp, haal geen gekheid uit! (Jasper en Miep schaterend af).
| |
[pagina 54]
| |
Vijfde tooneelMOP NANNING
MOP.
Prettig, hè, als 'r zoo smakelijk gelachen wordt... NANNING.
Wil u gelooven, schoonmama, dat, toen 'k meneer - vóór 'k aanzoek om Miep dee - op straat zoo gebrekkig zag loopen, en hij altijd zoo ernstig aan 't werk was, als 'k (met glimlach) van 't hondehok naar binnen keek - dat 'k 't toen voor onmogelijk hield, dat die sérieuze man ooit opgewekt kon zijn.
MOP.
(bezig met de tafel) Dan heb je je heel erg vergist, Nanning - ik ken in de heele stad, en misschien op de heele wereld, geen tweede mensch met zoo'n altijd egaal humeur en met zoo'n te benijden, niet te beschrijven blijmoedigheid.
NANNING.
Is dat met z'n been kort geleden gebeurd? Ik herinner me flauw 'n gesprek.... MOP.
Voor ons huwelijk. NANNING.
Vóór uw huwelijk? MOP.
Ja. NANNING.
En u heeft 'm toch.... MOP.
Natuurlijk. NANNING.
Daar heb 'k alle achting en bewondering voor. MOP.
Hoe zoo? NANNING.
Wel, 'k zou zoo meenen.. en 'k heb ook jongelui gekend die.... Neem nu eens, godbeware, 't voorbeeld, dat ik morgen of overmorgen ook zoo overreden zou worden - zou Miep me dan toch....? Kan 'k me haast niet voorstellen. MOP.
Zou jij Miep dan niet in zoo'n geval...? ...Moet je daarover denken? NANNING.
'k Weet 't niet.... Als ik geamputeerd was - is 't onderwerp u niet pijnlijk....? MOP.
Nee, jongen. NANNING...
Als ik... dan zou ik me, meen 'k - nee zeker - retireeren.... MOP.
En als je meisje dan niet wou.... NANNING.
Ja, dan.... 'k Kan alleen nog eens zeggen, dat 'k u bewonder. Je doet zoo iets - lijkt 't me - uit (met aarzeling) uit meelij....
| |
[pagina 55]
| |
MOP.
Ik heb 't niet uit meelij gedaan, nee. In die dagen, Nanning, dachten we dat-ie stierf. De dokter gaf geen hoop meer. Hij was zoo vreeselijk verminkt, dat 'k niet dorst toe te kijken, als de pleegzuster 't verband vernieuwde. Wanneer je gelooft, dat je iemand, van wien je houdt, zoo jong en zoo onverwacht, verliest, woel je op je knieën rond, om God te smeeken, dat 't nièt zal gebeuren, bid je en huil je om 'm te behouen. Hij bleef leven. Én ik heb toen - ik schaam me 'r voor - geaarzeld - gelukkig heel kort. Want, toen-ie over me zat, met z'n beenstomp en z'n opgespelden broek, en vàn-àf dat oogenblik, was-ie 'n ander geworden, 'n onherkenbaar-andere, die - om 't zoo uit te drukken - z'n eigen woorden, Nanning! - 't land van den dood had gezien, Ik werd voor den tweeden keer verliefd - ik - lach me niet uit om m'n misschien overdreven uitdrukking - ik begon 'm pas te aanbidden. Met de kleinste gebaren van 'n kind dweep je als moeder - als 'n man 'n groot, echt, eerlijk kind wordt en blijft, kun je 'm niet genoeg vertroetelen. Op den dag dat we trouwden, stond-ie 's morgens met z'n kunstbeen voor me en met tranen in z'n oogen. Je kan nog terug, zei-ie. Ik sloeg m'n armen om hem heen. Toen zei-ie en 'k vergeet dat nooit: ‘Vrouw, 'r is maar één mismaakt ding: 'n mismaakte ziel....’ 'n Half uur later waren we getrouwd. En je mag me gelooven, jongen: 'k heb hèm àlles te danken - àlles!.... En wat ik in m'n leven voor domme en onnadenkende dingen gedaan heb, was om hem, zònder zorg, daar in dat hoekje van 't huis van m'n vader, als mijn groot kind te laten spelen.... Ja, zoo kinderachtig ben ik op mijn beurt.... Jasp, Miep en ik zijn èrg gelukkig met elkaar - heel erg.... NANNING.
Moet u dat nou met tranen in uw stem zeggen op uw jaardag?.... Ik zal geen ongeluksaanbrenger zijn, mama.... MOP.
Nee jij niet, Nan.... 'n Ander.... En nou ik je toch vertel.... (boven klinkt een slag).
| |
[pagina 56]
| |
Zesde tooneelDE VORIGEN MIEP JASPER
JASPER.
Wat was dat? Is hier iets gevallen?.... MOP.
(angstig) Nee. Boven.
JASPER.
Boven? MIEP.
Is 'r boven....? NANNING.
(met nadruk) Boven.
JASPER.
(fluit even bedenkelijk).
MOP.
't Was iets zwaars. MIEP.
Hoe kan dat? NANNING.
Dan is ze thuis. JASPER.
Dan is ze zeker thuis. Jammer. MIEP.
Vreeselijk jammer. MOP.
(angstig) Stil 'ns! (zij luisteren allen met omhoog starende hoofden).
JASPER.
Nou staan we hier precies als vier jonge spreeuwen, die uit 't nest gevallen zijn (rekt zich op de teenen van den eenen voet) en die 'r weer in terug willen....
MOP.
Stil dan toch - ik hoor wat.... MIEP.
(bedrukt) Ik ook....
NANNING.
(droog) ....Ik hoor, ik hoor, wat jij niet hoort - wat hoor je dan?
JASPER.
Dat 's wel merkwaardig: we zijn zoo aan 't gespook hierboven gewend, dat we spoken hooren als ze 'r niet zijn! (er klinkt het geluid van een electrische schel. Hij zwijgt nu zelf verschrikt).
JOHANNES.
(in de achterdeur) D'r is boven wat gevallen.
MIEP.
(nerveus) Ja, ja, ja, ja!
JOHANNES.
En d'r schelt boven iemand. MOP.
Ja, ja, ja, ja! JOHANNES.
En d'r is niemand thuis.... MIEP.
Schaapskop! (de schel klinkt opnieuw).
JOHANNES.
Daar heb-ie 't weer.... MOP.
(gejaagd) Stil dan toch!
JASPER.
(zakt op een stoel en krijgt een stuiplach).
| |
[pagina 57]
| |
Zevende tooneelDE VORIGEN EEF
EEF.
(is uit de slaapkamer gekomen, ontsluit de voordeur, roept aan de trap) Komt 'r haast iemand? Nou dan!
JOHANNES.
(aan de trap) Wiedaar?
EEF.
(terwijl de anderen in de benedenkamer mekaar onthutst aankijken) Wiedaar! Wiedaar! Vent, ben je gek? Wiedaar! Wiedaar! Dat vraagt wiedaar!
MOP.
(Johannes opzij dringend) Gut, Eef, we dachten allemaal dat je uit was gegaan!
EEF.
Dach-ie dat? Dach-ie da'k uit ben gegaan, as 'k eerst as 'n hond zoo ziek leg - en dan haast hardstikken dood val? MOP.
Ik kom bij je. (af naar boven).
NANNING.
(Miep zoekend, die bij Eefs geluid in de keuken verdwenen is) Is Miep geëclipseerd? Waar is die zoo ineens....?
JASPER.
(ingehouden-lachend) In 't achterhuis.... 'n Slak, die je aanraakt, doet 't niet vlugger.... Ja, nou mag jij 'r 'n handje helpen. Je hoeft enkel nog maar mayonaise voor de kreeftensla te klutsen - 't geel van 'n ei.... O, hij luistert al niet meer.... (hij steekt een bloem in z'n knoopsgat, stopt een pijp, kijkt door de microscoop, slaat een studieboek open en maakt aanteekeningen).
MOP.
(boven) ....Heb-ie je bezeerd, Eef?
EEF.
Wat vraag je nou ineens met 'n belangstelling van lik-me-vessie?.... As 'k op me hersens was gevallen in plaats van op me knie en me dij, had je toch (wrijft zich pijnlijk het scheenbeen) - ogotogot wat 'n lamlendige pijn! - had je toch in je handen gewreven.... Maar geholpen had 't je niks - ogotogot, waarom mot ik nou zoo'n smak doen! - niks, niemedal, 't staat in me testament beschreven - as je 't maar weet! - ogotogot, 'k heb al z'n leven wat gebroken.... (grient) ....en dat in 't huis van me vijanden, die me bloed kennen ruiken....
MOP.
Laat mij je even helpen, Eef.... EEF.
Jij me helpen!.... Blijf van me af!.... As jij d'r | |
[pagina 58]
| |
met je vingers ankomt, komt 'r 't kouwe vuur bij.... MOP.
Zal 'k om 'n dokter sturen?.... EEF...
(grienend) ...Sjees toch op!... Wie roept je?... Heb ik je geroepen?.... 'n Dokter!.... 'n Dokter!... As 'k ziek wor, laat 'k me na 't Gasthuis dragen - ogotogot, dat 't net mijn mot gebeuren! - eerst gloeiend vergif in me ingewanden - dan over dat smerige zeil struikelen! - 'n dokter!.... Eer ik hier uitziek neem 'k liever op slag rattekruid in, dan weet 'k wat 'k in me lijf heb!....
MOP.
'k Heb gister telkens an de kamerdeur geklopt... Je had 'r op slot gedaan.... EEF.
Ja, 'k zal 'r voor jullie open laten! Slaap jij met je huisdeur wagenwijd open voor Jack de Ripper en z'n maats? - ogotogot, me knie voelt zoo dik as 'n kinderhoofd!.... MOP.
Zal ik 'r 'n compres omleggen.... Word nou toch even redelijk, Eef - we zijn je vijanden niet.... EEF.
(vinnig) ....Wel allemachtigste!.... Iemand zoo villen, dat 'r advocatenwerk van komt - noem jij dat geen vijanden?....
MOP...
Ik had je gewillig en uit mezelf 't huis van m'n vader - en niet voor m'n plezier, Eef, dat voel je wel - als onderpand afgestaan. Jij heb 'r advocatenwerk van gemaakt - niet ik. EEF.
't Huis afgestaan?.... Had ik wat an dat vodje papier?.... Had je 't laten overschrijven op mijn naam zooas 't behoorde?.... MOP.
Dat wou 'k nog uitstellen. Die dingen konden toch nog terecht komen.... En in ieder geval: we zijn nou toch bezig alles op zegel te brengen.... Je verliest dus niets.... Is 'r dan nog één reden mekaar 't leven te verzuren?... Toe, Eef, blijf niet zoo rancuneus.... Ik ben jarig vandaag. EEF.
Gefeliciteerd. MOP.
Mag ik je 'n zoen....? EEF.
Denk 'r niet an. Nog niet as je 'm in 'n bankie van honderd pakt. Ik zoen geen menschen, met wie 'k in proces leg. Daar heit me advocaat me voor gewaarschouwd.... Je zou je d'r later op beroepen. MOP.
Geef dan 'n hand, Eef. EEF.
Dank-ie. | |
[pagina 59]
| |
MOP.
Toe, maak me verjaardag nou gezellig! En eet benejen 'n stukje met ons. EEF.
Dank-ie. MOP.
We eten net waar jij zoo van houdt - soep.... EEF.
(kwaadaardig) Dank-ie....
MOP....
En gestoofde lapjes na met gebakken aardappelen.... EEF.
(heftig) Dank-ie! Ik denk 'r niet an. Ik eet geen soep met gebakken aardappelen, as m'n been in tweeën leit!
MOP.
Zal 'k Jasper roepen? Jasper weet zooveel als 'n dokter.... EEF.
Ja, 'k laat Jasper daar an m'n been morrelen.... MOP.
'k Heb zwachtels en zalf in onze huisapotheek... EEF.
Jawelda! 'k Heb 't door! Me flikvlooien en likken, om me weer an 'n zoet lijntje te krijgen! Mensch, of je nou de barmhartige Samaritaan met je Jasper en je zwachtels en je smerige zalf en je gestoofde lappies uithangt, zwart op wit blijft zwart op wit! MOP.
(geduldig) Goed, Eef. Nou inviteer 'k je nog 'ns - en als je niet benejen komt, dan stuur 'k je 'n kop bouillon en 'n glas wijn boven....
EEF.
(neemt met haar oogen een vernietigenden aanloop) ....Wijn?
MOP.
(zich angstig verontschuldigend) 'n Aardigheid van Nanning....
EEF.
(bezadigd) 't Is goeie....
MOP.
Wij hebben geen wijn in huis. EEF.
't Is goeie. | |
[pagina 60]
| |
Achtste tooneelEEF MOP BEHANGER boven; JASPER benee
BEHANGER.
(opent de voordeur met een rol zeil op den schouder) Is 't hier bij Beneur?
EEF.
Dat ken je weer meenemen, hoor... Is 't Maandag vandaag? BEHANGER.
Maandag?.... Donderdag. EEF.
Je zou 't Maandag gebracht hebben - Donderdag neem 'k 't niemeer. Da's de put dempen, as 't kalf verdronken is. 'k Ben daar haast dood gevallen over 't ouwe zeil! BEHANGER.
'k Ben tweemaal weggestuurd en gister heb u niet open gedaan. EEF.
Ik zeg: neem maar weer mee. BEHANGER.
't Is goeie. EEF.
't Is goeie? 'k Zou nog brutale antwoorden geven. De lef! 't Is goeie! BEHANGER.
(naar de trap) Mijn me zorg!
EEF.
(hem naroepend) Behanger! (meer lief) U kan 'k 't niet kwalijk nemen. Da's natuurlijk die ongelukkige baas van u.... Gaat u uw gang maar.
BEHANGER.
As je dat nou daalijk zeit.... EEF.
Begin u maar met de rand in me slaapkamer, waar 'k me nek heb gebroken. BEHANGER.
't Is goeie. EEF.
En zeit u niet telkens ‘'t is goeie’ - da's om de pee in te krijgen.... (Behanger in slaapkamer).
MOP.
Dat stukje zeil had je ons toch ook kunnen vragen. EEF.
Ik vraag niks. Ik onderhou mijn huis. | |
[pagina 61]
| |
Negende tooneelJASPER NANNING MIEP MOP beneden
EEF BEHANGER boven MIEP.
(die op de benedentafel de soepterrien heeft gezet, terwijl Nanning de kreeften-mayonaise achter haar aandroeg en Jasper de twee flesschen wijn open getrokken heeft, roept aan de trap) Moeder! Moeder! De soep staat op tafel!
MOP.
Zullen we 'n vijfden stoel bijzetten? EEF.
Ik dank u. MOP.
(zuchtend) Dan niet. Dag Eef. Als je wat noodig heb, schel je wel.... (trap af).
EEF.
(gaat naar het buffetje, neemt wat boter op de punt van een mes, wrijft dat op een vinger, zet haar voet op een stoel, stroopt de kous op en bebotert haar knie. Dan, terwijl beneden het gesprek aan den gang is, ruimt zij alles naar het midden van het vertrek, om de randen voor het zeil van den behanger vrij te maken).
JASPER.
(tot Mop) Naar je gezicht te oordeelen, lieve ouwe, was 't geval nogal bedenkelijk. 'n Enkelvoudige of 'n gecompliceerde breuk (met gebaar omhoog) van 't transcendentale humeur....?
MOP.
Ze heeft denkelijk 'r knie wat bezeerd. (zit neer aan de tafel en zucht) Ach, ach!
MIEP.
Ik had geen stap naar 'r toe gedaan. MOP.
(sussend voor Nanning) Nou, nou!
JASPER.
Je heb 'r toch niet geïnviteerd? MOP.
Dat heb 'k beleefdheidshalve wel gedaan, maar ze wou niet. JASPER.
Gelukkig. MIEP.
Zalig. NANNING.
Als 'k ook wat zeggen mag: goddank. MOP.
(vult de soepborden) Smakelijk eten....
JASPER.
(die de glazen met rooie wijn heeft gevuld) Nee, kinderen, nog niet eten. Eerst 'n glas van deze delicate wijn op de gezondheid van de jarige.... God zegen je, vrouw....
MOP.
Dank je, man. NANNING....
En dat we nog dikwijls zoo in vrede en | |
[pagina 62]
| |
intieme gezelligheid bij mekaar mogen zitten! Uw gezondheid, schoonmama.... MIEP.
Met 'n zoen er bij, schattebout! (zij klinken).
JASPER.
Smakelijk eten!.... 'n Soepje, om lyrisch te bezingen.... Hulde, genie! MIEP.
Nou wou 'k nog één ding.... JASPER....
Toegestaan! MIEP....
De deur op slot doen.... MOP.
Waarvoor?.... MIEP.
Nou zoo maar.... JASPER.
(lachend) ....Bang voor inbraak bij klaarlichten dag - klaarlicht - 'k wou er de lamp wel bij aansteken.... Bij feest hoort licht.... Welnee, Miep, we sluiten ons niet in. Dat zou te mal worden...
NANNING....
Zoo heb ik 't laatst gezeten, toen m'n ouders nog leefden.... Dat wil zeggen, zonder dit milieu, zonder bloemen en zonder wijn.... JASPER....
Je zult bij ons ook geen wijnkelder vinden - hoogstens 'n bonk van 'n kelder hier beneden met 'n paar vaten ingelegde groenten en met de rest van mijn voorraad.... NANNING.
'n Kelder?.... JASPER.
Verwondert je dat zoo? NANNING.
Ik dacht dat u heelemaal geen kelder had... JASPER.
Wij geen kelder? Je kunt er 'n balmasqué in geven, maar wijn - proost, Mop! - ho! Dat is op den duur niet goed voor de jicht. 'k Zou 'r 't pootje in m'n linkerbeen van krijgen.... Lach je niet? Is de mop niet voorbeeldig?.... NANNING.
(iets geretireerd) .... Ik dacht.... Miep had me gezegd....
JASPER.
Wat dan?.... NANNING.
Niets. Dat was niet aardig, Miep.... JASPER.
Hoho! 'n Kwestietje? MIEP.
Welnee, vader - Nanning heeft me daarnet verkeerd begrepen.... Eet je niet, moeder?.... MOP.
Jawel. Maar ik begrijp niet wat ze boven uitvoert.... JASPER.
Let toch op je bord en kijk niet altijd naar de balken boven je hoofd! Ik wil nog wel 'n bord van dat levenselixer.... Kinderen wat zitten jullie in de houding van 'n kleine brouille... Nooit aan toe- | |
[pagina 63]
| |
geven, jongens.... 't Huwelijk is niet zoo kwaad, als Schopenhauer en andere cynisten 't beschrijven.... Je moet mekaar weten te vinden, en geen seconde, ik zeg, geen seconde van je beetje bestaan verwaarloozen.... Hoe je je inspant, kom je tijd te kort voor de wonderen om je heen.... Leef je goed, dan leef je 'n grootere eeuwigheid dan de eeuwigheid zelf... Dixi.... (zij lepelen even in stilte).
EEF.
(tot den behanger, die op z'n knieën in de huiskamer boven begint rond te kruipen) Nou begint u eerst hier in de hoek bij 't raam, da'k me kanarie weer daalijk terug kan zetten....
BEHANGER.
(het oude zeil wegtrekkend) Daar mag wel 'n nieuwe plank in.... Je kijkt door die reet zoo bij de menschen benejen in....
EEF.
(nieuwsgierig-bukkend) Ach nee....
BEHANGER.
(grinnekend) En ze eten d'r niet kwaad van - rooie en witte wijn....
EEF.
Suscht! Schiet nou maar op! (zij blijft gebukt zitten kijken, terwijl de behanger voortwerkt).
NANNING.
Schoonmama, wat ben je stil. MOP.
Ik eet, jongen. MIEP.
Was ze nou heusch gevallen, of had ze met 'n stoof of 'n stoel komedie gespeeld? MOP.
Ze was gevallen. MIEP.
Heeft ze 't u laten zien? MOP.
Nee, dat mocht niet. MIEP.
Dan geloof 'k 'r niks van. NANNING.
Ik ook niet. 't Klonk als 'n stoel, die met 'n bons neer werd gesmakt. Ik taxeer die schat-van-een-hoog op 'n serie fortissimo-streekjes. (Eef staat kwaadaardig op, balt de vuisten).
JASPER.
En op dito pianissimo.... (Eef schelt - hij fluit bedenkelijk - zij zwijgen even) ...Laten bellen. Nou permiteeren wij ons uit te zijn.
MOP.
Jasp, dat kun je toch niet doen. (Eef bukt opnieuw bij de spleet) Johan is gaan schaften.
JASPER.
Heb jij trek, Miep? MIEP.
Jakkus, vader, bederf m'n eten niet. JASPER.
Wat zou jij 'r van denken, Nanning, om hier boven 'n kleine beleefdheidsvisite af te leggen? NANNING.
Schoonpapa, heb ik u wat gedaan? | |
[pagina 64]
| |
MOP.
Laat mij dan.... JASPER.
Heb je 'r daarnet gevraagd of ze nog wat noodig had? MOP.
Dat heb 'k. Wel driemaal. JASPER.
Dan is 't 'n kleine plagerij van 'r - en daar geef je nou eens niet aan toe. MIEP.
Groot gelijk, schatlief. Ze behandelt moeder als 'n meid, aan wie je den dienst op heb gezegd. Als ze 'r 'n flauw idee van had, dat we hier bij twee flesschen wijn, kreeftenmayonaise, taart en druiven zitten, kwam ze zelfs met 'n gebroken been en met 'n lief gezicht naar benejen, om ons 't verjaarsdineetje in te peperen.... (Eef staat snuivend op, komt de trap af).
NANNING.
Laten we in ieder geval ook even, maar heel zachtjes op 'r gezondheid drinken.... EEF.
(glimlachend binnenkomend) Dag Marie, Dag Jasper - 'k heb me toch bedacht, en kon 't niet van me verkrijgen, niet effen na benejen te kommen, om je te feliciteeren. Nog veel jaren in gezondheid met je man en je dochter - en dat ik 'r getuige van mag wezen....
MOP.
Dank je wel, Eef. JASPER.
Da's heel erg hartelijk van je, sylphide. MOP.
Miep, kindlief, schuif 'n stoel voor tante Eef bij. We zijn net aan de soep. NANNING.
Nee, Miep, dat is mijn speciale afdeeling. (neemt een stoel) Waar wil u zitten, mevrouw Bonheur?
EEF.
Da's nou 'n moeilijke keus, hè - naast wie zal 'k nou....? MOP.
(angstig) Naast mij, als jarige....
EEF.
Nee, dat zallen we niet doen - dan zitten drie meissies naast mekaar.... Zet u de stoel maar tusschen u en Jasper in, niewaar? NANNING.
Merci, voor de onderscheiding, mevrouw. JASPER.
(de bloem uit z'n knoopsgat nemend) Asjeblief, charmante krekel en liefde van m'n hart.
MOP.
Nog 'n couvert, Miep. (Miep blijft even ingehouden-driftig zitten) Miep! (Miep gaat gehumeurd de keuken in).
JASPER.
Dus, je ben weer heelemaal hersteld, Eefje? | |
[pagina 65]
| |
EEF.
Ja, ik heb bijgeteekend voor nog minstens dertig jaar. JASPER.
Verstandig, hoor.... Gister dachten we dat je 't te pakken had, maar je werd tegen den avond ineens zoo muzikaal, dat 't gevaar wel geweken moest zijn. EEF.
Niewaar?.... Je ken zoo, zonder dat je 't zelf weet.... NANNING....
En die val is ook goed afgeloopen.... EEF.
Ja, 't was goddank niet furtiesiema, maar hoe zeg-ie dat ook weer - erg pianoma, hèhèhè!.... Hoe komt 'n mensch an de uitdrukkinge!.... Wat kijken jullie nou of 't spookt.... (tot Miep, die alles voor haar gereed zet) ....Dank je wel, kind....
MIEP.
Wel bekome 't u.... EEF.
't Zal jou ook net zoo bekommen.... (tot Mop, die haar bord vult) ....Dank-ie, Marie.... Da's soep - da's soep om je vijanden mee uit d'r graf te helpen.... (zij eet. De anderen kijken toe en zwijgen) ....Je mag d'r wel bij praten - of slurp ik te hard....?
JASPER.
Is 'r iemand bij je boven?.... EEF.
Ja - en je raait nooit wie.... De meneer, bij wie jij vandaag met Mop geweest ben.... JASPER.
Je.... MOP.
Ach wel nee, Jasp. Da's de behanger, die nieuw zeil legt.... Eef, vertrouw je dien man zoo heel alleen? EEF.
Waarom niet?.... Hij mot niks van me hebben... Vertrouwen doe 'k alleen geen mènsch van wie ik wat mot hebben.... Allemachtigste, wat is die soep heet.... Effen blazen.... Nou, nou - taart en druiven - druiven, wat betaal je daarvoor?.... MOP....
Dat weet 'k niet, Eef - die heeft Nanning meegebracht.... EEF...
En bloemen, en, en.... (bekijkt de kreeftensla) ....Wat zit 'r onder die gele saus....
JASPER...
Astacus fluviatilis nobilis, misschien Astacus fluviatilis torrentium - dat kan 'k niet met zekerheid zeggen... 't Kan ook 'n Palinurus vulgaris zijn... 'k Heb enkel de bus opengestoken en had nog geen tijd voor 'n wetenschappelijk onderzoek.... | |
[pagina 66]
| |
MOP.
Hij houdt je voor de gek, Eef.... 't Is gewone kreeft.... JASPER....
Palinurus vulgaris.... EEF....
En wat betaal je voor die pallienares vulgaares....? MOP.
Wat kost de bus, Nanning? NANNING.
(licht-geprikkeld) ....Dat kan mevrouw Bonheur in den winkel van Post informeeren.... Ik heb niet de gewoonte naar prijzen te vragen, als ik ergens geïnviteerd ben....
EEF.
sJongen, sjongen - taart, druiven, kreeft - allemaal angedragen door meneer Storm.... en twee soorten wijn.... Ook van meneer....? MIEP.
(ingehouden) ....Die is van mij - en voor de rest gaat dat niemand an!
EEF.
(zich een tweede glas volschenkend) ...Hèhèhè!... 'k Mot toch weten wie 'k d'r voor danken mot.... Je gezondheid, pallienaares die gaaris....
JASPER.
De jouwe, krekel... 'k Had 't me niet kunnen droomen jou vandaag hier an tafel te zien na dien ontzettenden slag boven.... EEF.
(hem aanstootend) ....'k Heb met 'n stoof of 'n stoel komedie gespeeld!.... Is-ie goeie? ....Nou kijken ze me weer an of d'r 'n geest achter me staat... 'n klopgeest.... Enkel de behanger, die halfpondjes in me nieuwe zeil.... (reikt haar leege bord over) ...Asjeblief... (Miep haalt in de keuken het eten, Mop zet 't vuile vaatwerk op den dienbak) .... Ik zeg 't is maar lekkertjes met 'n glaasie wijn bij je middageten.... Ach ja, heb 'k sinds 'k ondertrouwd ben nooit meer geroken.... (neemt de flesch, tracht het etiket te lezen) ... Allemachtigste, me oogen worden zoo slecht, da'k die koeie-letters al niemeer lees. ....Me.... Me
NANNING.
(met ironische beleefdheid) Médoc Cantenac, mevrouw....
EEF.
(terwijl Miep het eten binnen brengt en Mop bezig is te bedienen) ....Medok kantenek! (tot Jasper) Hèhèhè, pallienaares, kantenek - breekjenek.... 'k Geloof dat ze d'r maar wat op smoezen.... (neemt de andere flesch, kijkt kippig) ....En die?....
NANNING.
Liebfrauenmilch 1904.... | |
[pagina 67]
| |
EEF.
Liebvrouwenmilg.... Milleg.... Milleg.... JASPER.
Melk.... EEF.
Liebvrouwend'rmelk.... Hèhèhè!.... As ze dat nou op z'n Hollandsch d'r opzetten drinkt 'r niemand 'n spoog van.... (wil zich inschenken).
NANNING.
(haar beleefd de flesch afnemend) Pardon, mevrouw, die drinken we bij de kreeft....
EEF.
Gotogot, wat 'n deftige bereddering.... En mijn hoef je niks te leeren, jongetje.... Ik heb meer restantjes van fijne flesschen gedronken as jij ooit in je heele leven gezien.... NANNING.
Dat zal wel.... EEF.
Dat zal wel. Nee, dat zal zeker.... Ik sjeneer me niet voor wat ik geweest ben... Tot me dertigste ben 'k.... (neemt haar bord aan) Dank-ie, Marietje, kind.... Tot m'n dertigste was 'k eerste meid bij 'n rijkdom as u nooit weet van zal krijgen, al strijk u op je viool tot je d'r geel van ziet.... Elleke dag medok kantenek en weet-ik-veel en liebvrouwend'r... ....hèhèhè.... da's 'n naam waar je 't zuur van krijgt!.... In de keuken snoepten we wat overbleef en 's Zondags mochten we 'n half flesschie... Goeie menschen, hoor.... In d'r testament kreeg ik tweeduizend gulden.... Daarvan ben 'k getrouwd met Bonheur - God zal 'm bij zich houen tot ik 'r ook kom - we benne samen - ach, ach, wat 'n voorzichtige man heb 'k an 'm verloren! - we benne zoo zuinig geweest as de pest....
MOP.
Eet nou, Eef - je laat alles koud worden! EEF...
Ik bewaar me honger voor de pallienaares die gaaris - heb 'k 't goed onthouen, Jasper? - stoppen jullie je buiken maar vol met je lappies, hèhèhè!.... - we waren zoo zuinig as.... NANNING.
(met vollen mond) ....De pest....
EEF....
As de pest.... NANNING.
Mevrouw Bonheur, as je zoo'n gezellig humeur houdt, kom ik boven bij je op visite.... EEF.
(met bedoeling) ....Jongen, heb ik u wat gedaan?.... (zij lacht bij het kijken der anderen) We hebben me tweeduizend gulden gespaard en gespaard en d'r nooit 'n pink an uit gestoken.... Nooit suiker
| |
[pagina 68]
| |
in de thee... Hij nooit sigaren, enkel krultabak... Aardappelen met groentes en 'n kommetje vet.... Enne 's Zondags - dan mòt 'r wat wezen - da's de dag des Heeren - 'n mager lappie en is 'n toetje... De krummels van 't brood werden nog bewaard... 'r Ging geen wasch de deur uit.... D'r kwam geen schoonmaakster over de vloer.... De plee schrobde 'k met permissie zellef... En as anderen 's Zondags uitgingen zat hij daar in z'n hemdsmouwen en ik hier in me schoone jekkie.... Zoo kom-ie d'r.... Zoo kè-je op je ouwe dag rustigies.... (met langzaam-opwellende kwaadaardigheid) ....Ik heb in mijn zitje nooit voor 'n tafel met Medok weet-ik-veel, Vrouwenmelk, pallienaares met gele saus, taart, druiven en blommen gezeten.... As 'k jarig was, kreeg-ie suiker in z'n koffie en maakte 'k advocate-borrel - advocaat - advocaat - Mop - advocaat - Jasper....
JASPER.
Ja, we verstaan je wel, liefde van m'n hart... (de behanger klopt bij het gat en fluit) ....Wie fluit daar?
EEF.
Dat zal je slechte geweten zijn.... (ze schenkt zich het restant der flesch roode wijn in) ...'t Grondsop is voor de je-weet-wel.... Een-honderd-negentien - drie-en-dertig - twintig - drie.... Nou mot ik toch is effen gaan zien wat die vent boven an het scharrelen is.... As je maar wacht met de pallienaares. 'k Ben as 'n zwaluw zoo vlug terug op me plaats.... (bij de deur) ....En je mag terwijl wel effen over me konkelen.... (af naar boven).
MIEP.
Had 'k de deur nou maar op slot gedaan.... JASPER.
Had je niks geholpen, genie.... Ze was door 't sleutelgat gekropen.... NANNING.
'k Wil niet onbeleefd zijn, schoonpapa: als 'k m'n ingeving volgde, liet 'k 'r alleen met de ‘pallienaares’.... (de vrouwen ruimen af voor 't volgende gerecht) ....Mag 'k terwijl 'n cigaret - of hindert 't u, mama....?
MOP.
Jongen, je vraagt dat toch nooit.... (hij presenteert een sigaret aan Jasper. Zij rooken en er is even een stilte van gêne).
| |
[pagina 69]
| |
EEF.
(bij den behanger) ....Heb-ie anders niks uitgevoerd?....
BEHANGER.
Asjeblief. De voorrand leit al.... EEF.
Nee, die open reet hoeft niet dicht.... Daar leg 'k 't kleed wel over... Eerst de plek bij 't buffet... En doe d'r geen verreljaar over.... BEHANGER.
Je ziet toch.... EEF.
Ja, 't is goeie.... (hij neemt het zeil mee bij den buffethoek. Zij trekt quasi het kleed glad, loert en luistert).
MIEP.
Moeten we nou heusch op 'r wachten? MOP.
Je kan toch niet anders.... MIEP.
De heele stemming is weg. Bah! Wat ellendig! (af met den dienbak in de keuken).
JASPER.
De stemming weg? ....Dan zullen we voor 'n nieuwe stemming zorgen. Wat doe jij, Nanning, als je instrument valsch is? NANNING.
Dan stem ik zoolang tot.... Of als 'k in 'n driftige bui ben, smijt 'k 't ding in 'n hoek.... Dat moest u met die daar ook doen - en niet zuinig! JASPER.
Jongen, dat zijn wat te radikale maatregelen.... En dat doe jij met 'n viool van Cremona ook niet. NANNING.
Schoonpapa, als ik met Miep getrouwd ben, en zoo heel lang wachten we niet meer - dan zet dat kreatuur geen stap meer in ùw woning of Miep en ik doen het niet meer.... | |
[pagina 70]
| |
Tiende tooneelDE VORIGEN MIEP
MIEP.
Asjeblief. Schoone borden. Wat zit jij met 'n begrafenisgezicht, Nan?.... Toe, jongen, laten we voor dien eenen keer door den zuren appel heenbijten... Ziezoo. Ik bedien... Zeg, Nan, dat kunnen wij later ook wel 'ns probeeren - jij 's Zondags in je hemdsmouwen daar en ik in 'n schoon jek hier - asjeblief 'n stuk van den rug.... Die graten zijn voor haar.... (Eef komt nijdig omlaag) ....En laat 'k de volle flesch wat uit 'r bereik zetten. Ze pimpelt te veel....
JASPER.
Miep, niet met kleinigheden plagen! MIEP.
Ze heeft de flesch rooie haast alleen opgedronken. Ze wordt te weelderig.... EEF.
(de trap af gekomen) ....Daar is ze weer! Had je nou niet effen kennen wachten! ....Beleefd is dat!.... Jessis, wie rookt 'r zulke stinkende sigaretten, terwijl 't eten op tafel staat....
NANNING...
Dat heb ik in Rusland geleerd, mevrouw Bonheur.... Mag ik u presenteeren? Dáár doen de dámes 't ook.... EEF.
We bennen niet in Rusland.... Ik hou van Hollandsche beschaving en Hollandsche manieren... As ik nou is ging zitten pruimen? NANNING.
Waarom nièt? EEF.
(ruilt de flesschen om en schenkt zich een glas witte wijn in) ....Hoor-ie dat, Miep, da's je voorland.... - wat ziet die Liebvrouwend'rmelk geel as saffraan! - da's 'n paar maanden nadat je je boterbriefie ben wezen halen - Santjes! - je voorland as hij geen centen mee na huis brengt van de muziek - dan steek-je met zijn permissie 'n pruim achter je kiezen in plaats van 'n boterham met 'n toetje.... hèhèhè!.... 'k Verslik me haast van de lach.... (bekijkt het bord met kreeft, dat Miep nijdigjes voor haar neerzet) ...Jawelda!... Je aanstaande de rug van de pallienaares en ik wat gele saus met 'n paar graten.... 'k Had ze eerst voor me afgekloven, om me tanden te sparen.... 'k Heb
| |
[pagina 71]
| |
je in 't snotje, hoor.... Geef me dan heelemaal niks. Da's fassoenlijker.... MOP.
Eef, asjeblief.... EEF.
(nabauwend) ....Eef, Eef, Eef!.... Zet ik jou mijn koffiedik voor en slurp ik de koffie? As je me liever niet ziet - hè-je boven niet staan soebatten, of 'k benejen wou kommen? - zeg 't dan rejaal, waar je aanstaande schoonzoon, die zich hier 'n beroerte mot eten, bij is.... As 't iemand toekomt - as iemand 'n behoorlijke portie toekomt, ben ik 't toch!.... Ik laat me niet affronteeren met 'n paar graten op me leege bord. Ik ben geen poes. Zet 't liever voor me op den grond.... (een stilte. Geklop van den behanger).
NANNING.
(ruilt bedaard de borden om) Asjeblief, mevrouw. Ik dweep met graten.
EEF.
(de borden terug-ruilend) Dank u wel, meneer. Ik kom niet op de bedeeling.
JASPER.
Eefje, de wijn schijnt 'n beetje koppig te zijn. MOP.
(pogend te sussen) Toe, Eef - ik ben jarig!
EEF.
Dat zou 'k nou nog is zeggen! De judasserij.... Voor 'n verreljaar likte je de vloer waarop 'k liep - nou graten!... Daar laat 'k me lappies voor staan!... Jij most me niet laten beleedigen.... Je weet heel goed.... MOP.
(haar snel in de rede vallend) ....Ik laat je niet beleedigen....
EEF.
Beleedigen niet: beduvelen door je dochter, je schoonzoon! (ledigt nijdig haar glas) Ik ben 't zat, verstaan!... 'n Vrouw op mijn leeftijd door 'n kwaje meid en 'n kwajongen....
JASPER.
Eef, nou moet ik je toch ernstig verzoeken - of anders.... EEF.
Of anders?.... Maling an je!.... 'k Heb jou zoo'n boel te verzoeken.... Me villen en graten op me bord!.... En de komedie spelen, dat je op zwart zaad zit en dat hij alles betaald heeft, de blommen, de taart, de druiven, de pallienaares, de Medok kantenek, de Liebvrouwed'rmelk. (zij staat driftig op) ...Straks het-ie 't vleesch ook meegebracht! Zou me niet dát verwonderen!....
JASPER.
(driftig) Eef!
| |
[pagina 72]
| |
EEF.
Eef, Eef! (Mop bedoelend) As ze met me alleen is, het ze te veel zorg, om d'r rug te krabben - en hier Medok kantenek, en, en, en... (hakkelt) ...Hè-je van hem soms ook geleend?
MOP.
(nerveus opstaand) Eef!
EEF.
Ja, of je nou eeft, maling an, hoor! As hij en zij getrouwd bennen, mag ik geen stap meer hier in 't huis, ik, ik! Da's om je te bedoen! Graten! Graten! Daar kom 'k voor met me kapotte been na benejen! Asjeblief! (zij smijt Jasper's bloem op de tafel, smakt nijdig in den stoel bij het bureau. Een pijnlijke stilte).
NANNING.
(doet een paar driftige stappen naar de zijde van Eef, gebaart of hij fel wil uitvallen, houdt zich met moeite in, zegt stug en koel:) Mevrouw, meneer.... Goeien middag. (af).
| |
[pagina 73]
| |
Elfde tooneelDE VORIGEN, zonder NANNING.
MIEP.
(hartstochtelijk) Gelijk heeft-ie! 'k Heb op m'n stoel zitten draaien! Da's 'n schandaal, dat u dat mensch hier zoo laat optreden! En nou zeg ik één ding: als die in de kamer komt, ga ik 'r uit! (af).
EEF.
Ik zeg niks. (Mop staat even wezenloos, gaat Miep achterna) . Daar zitten we met ons tweetjes, alleen bij de pallienaares, de taart, de druiven en de Liebvrouwed'rmelk!
| |
[pagina 74]
| |
Twaalfde tooneelJASPER EEF
JASPER.
(steekt bedaard z'n pijp op, schenkt twee glazen in, zet het eene voor Eef op het schrijfbureau, gaat weer zitten) Ja, daar zitten we, Eefje, met ons tweeën in 't Heelal.
EEF.
(kijkt hem eenigszins gebluft aan) Jij ben gek.
JASPER.
Quod erat demonstrandum.... EEF.
Stapel. (een stilte) Mot je ze ook niet achterna?
JASPER.
De kapitein, sylphide, blijft 't laatst op de brug - tot 't lekke schip heelemaal is gezonken. Je gezondheid.... EEF.
(na een stilte verwoed opspringend) .... Bonjour! En nou kom ik hier nooit meer, al sleep-ie je voor me op je knieën....
JASPER.
Op me knieën - 't zal met m'n kunstbeen moeilijk gaan, zon van het huis! EEF.
(kwaadaardig) ....Ik zeg niks meer! (af omhoog. Hij staat op, kijkt in de deuropening of hij de vrouwen ziet, rookt dan weer zijn pijp. Zij snauwt den behanger toe:) Hou op met je geklop, behanger! Hou op! Me kop barst van de hoofdpijn!
BEHANGER.
Midden in laten steken? EEF.
Dat hoor-ie toch? BEHANGER.
't Is goeie. EEF.
Schei je haast uit met je ‘'t is goeie’? Asjeblief 'n maffie. Morgen tien uur de rest. BEHANGER....
't Is gg.... Ken ik me spullen laten leggen?.... EEF.
Ja. Schiet op. BEHANGER.
Je ken hier niet loopen met je bloote voeten... D'r zwerven halfpondjes... Dag juffrouw... EEF.
Dag. (zij bukt weer bij de opening, loert, schrikt).
BEHANGER.
Dat was 'n muis. D'r zatten d'r hoopen onder 't ouwe zeil.... EEF.
'n Muis. Jessis! Daar spring ik 't water voor in... BEHANGER.
Dan neem je 'n poes. EEF.
Ja, ja, 't is goeie! BEHANGER.
(grinnekend) ....Dag juffrouw.
EEF.
Dag, dag, dag! Mot je honderd keer dag zeggen?... (zij bukt opnieuw. Miep komt binnen bij Jasper).
| |
[pagina 75]
| |
Dertiende tooneelDE VORIGEN MIEP
MIEP.
(zit op de bank, begint te snikken).
JASPER.
(rustig) Miep, m'n kind.... 'k Dacht dat jij verstandiger was....
MIEP.
Hij komt niet meer terug.... JASPER.
En dan? MIEP.
(hartstochtelijk) ....Vadertje, vadertje - als-ie niet terug komt, als-ie niet - durf ik jou en moeder...
JASPER.
Hij komt terug.... En als-ie 't niet doet, mag ik je alleen gelukwenschen, m'n kind.... MIEP.
Vadertje - ik kan je niet àlles zeggen! JASPER.
Dat kun je mij wèl.... mij wel, Mieplief... MIEP.
O God, vadertje - ik heb 'm zoo vertrouwd, zoo schrikkelijk vertrouwd.... JASPER.
Van 'n geheim tusschen vader en kind, hoort nooit iemand wat.... Goed zoo.... Huil jij maar uit.... 'r Zijn al zoo'n boel heele groote, heele dikke waterlanders vergoten - om heele kleine dingen... Huil jij maar uit... (hij staat op en schenkt haar een glas water in).
| |
[pagina 76]
| |
Veertiende tooneelDE VORIGEN MOP
MOP.
(treedt kleintjes bij Eef binnen) Eef, nou kom ik...
EEF.
(grijpt bij de eerste woorden den hamer, om zich een houding te geven) ....Wel allemachtigste, ken je niet kloppen! (slaat driftig een spijker in den grond) ....Wat mot je? ....'k Ben bezig!
MOP.
Ik wou.... EEF.
(slaat zich op den vinger, schreeuwt het uit) ....Gotogot, ik sla me vinger stuk!.... Dat komt van je smerige manier om binnen te sluipen!.... Gotogot, ik val flauw van de pijn!.... O!.... O!.... Eerst me been, dan me duim!.... Vermoord wor 'k hier!.... (grient) .... O!.... O!.... 'k Raak van me stokkie! O! O!....
MOP.
(heeft gelijktijdig met Jasper benee 'n glas water ingeschonken) Drink dan is....
JASPER.
Hier, m'n kind.... (Boven en benee wordt gedronken) . DOEK.
EINDE VAN HET TWEEDE BEDRIJF. |
|