Eva Bonheur
(1919)–Herman Heijermans– Auteursrecht onbekend
[pagina 78]
| |
[pagina 79]
| |
Eerste tooneelMIJPEL EEF
EEF.
Nog 'n koppie, meneer Mijpel? MIJPEL.
(aanteekeningen makend in zijn notitieboek) Een? Twee.
EEF.
Asjeblief. MIJPEL.
(roerend, proeft) Hoe ken men zich telkens weer vergissen? Proef 'k scheef of krom: geen korrel suiker....
EEF.
(lief glimlachend) Hoe is 't mogelijk - hoe kan iemand zoo verzot zijn op zoet! Mijn man, zaliger nagedachtenis....
MIJPEL.
(zacht-grinnekend) Ik ben uw man zaliger nagedachtenis niet....
EEF.
(tot driemaal toe schijn-schepjes in het kopje lepelend) As 't nou niet an uw verhemelte blijft plakken - hèhèhè! - as ik u nou niet verwen, weet ik niet wat bastaardsuiker is....
MIJPEL.
(opnieuw roerend en proevend) Nou, 'n slordige hand het-u niet.
EEF.
Mijn man - daar hangen z'n pijpen nog - met die eene in z'n hand is-ie gestorven - in die stoel daar - ach ja, allemaal herinneringen! - mijn goeie man het de suikerziekte gekregen zonder dat-ie ooit suiker in z'n thee of z'n koffie kreeg. MIJPEL.
Da's knap. Doe ik 'm niet na.... Nah.... Zal 'k 'n tienduizend dollar voor je noteeren?.... Zoo'n tip heb 'k nog nooit gehad.... 'k Sta je portie voor de helft van de winst. EEF.
Ik dank u. MIJPEL.
As u voor 'n paar maanden zoo'n kop had getoond, ha'k gezegd: begrijp 'k, begrijp 'k overdubbel. Tóén was 't nog zoo-zoo of je niet hing an je geleende geld. Maar vandaag, nou je door me neef alles werom het gekregen.... Is 't huis op je overgeschreven?.... EEF.
Met duizend gulden toe.... En wie 't weer uit me vingers krijgt, mot vroeg opstaan.... 'k Heb ze vanmorgen opgezegd. 'k Laat me daar behandelen as oud vuil! 'k Laat me judassen door 'n meissie van | |
[pagina 80]
| |
nog geen twintig en 'n muzikant, nog niet droog achter z'n ooren.... (fluisterend) ....'t Is af.
MIJPEL.
Wat? EEF.
't Engagement. In geen drie dagen is-ie over de vloer geweest. MIJPEL.
Hoe weet u dat zoo?.... U komt toch niet meer bij ze?.... EEF.
't Is af. Ik weet me weetje weetje. MIJPEL.
Nou - da's jammer. EEF.
(met lichte prikkelbaarheid) Wat is jammer?....
MIJPEL.
Ik had ze de schroeven niet zoo angezet.... EEF.
Wel allemachtigste!.... Hebben me man en ik ons de aardappelen uit de mond gespaard, hebben we ons alles ontzegd, om door 'n man, die niet goed bij z'n hoofd is, die ze al z'n leven 'n stuk van z'n hersens mee-geopereerd hebben, toen-ie z'n been kwijt most wezen - om door 'n man en 'n vrouw, waarvan 'k voor 'n jaar de van niet eens kende, an de bedelstaf te worden gebracht.... Jammer! Dat mot u nog is zeggen - wie het ze geeksekuteerd, toen ze niet meer kon dokken?.... Jammer!.... Die is goeie.... Had u dan 't christelijk voorbeeld gegeven.... MIJPEL.
Narrigkat! ....Ik zal me nek afsnijjen voor 'n pietsie provisie.... EEF.
En ik, om 'n nakenden neet van 'n muzikant warm te voeren? MIJPEL...
Kischt!. EEF.
(opspringend) Mensch, slaat 't je in je hersens! Wat is 'r?
MIJPEL.
(z'n beenen op den sport van zijn stoel trekkend) Da's gek, maar daar krijg 'k nou altijd 'n rilling van over me rug....
EEF.
(op haar stoel klimmend) 'n Muis?
MIJPEL.
'n Muis. Zoo een. As 't geen rat is.... EEF.
'n Rat.... Wel allemachtigste.... Dan blijf 'k hier geen uur langer.... (werpt haar slof naar de richting) Ga je! Ruk-ie uit, sallemander!
MIJPEL.
Kischt! Kischt! (smijt een lepel van de tafel) Aschjewijne!.... Weg, onder 't orgel....
EEF.
(doodelijk-angstig) Ach, lieve Heer, dan speel 'k en zing 'k vanavond niet.... Da's 'n bezoeking....
| |
[pagina 81]
| |
Vanmorgen... (kruipt angstig van haar stoel) ...wil ik daar, van 't buffet, de broodbak nemen - en schiet 'r een haast in me mouw,.. De zenuwen zatten zoo op me maag, da'k nie-eens fatsoenlijk heb ontbeten.... Gaat u weg?
MIJPEL.
Nou, 'k zou haast denken, da'k welletjes lang op visite ben geweest.... Kom niet in me buurt, frotter haurik!.... Je mot 'n val met 'n reepie spek klaar zetten.... EEF.
Mòt 't spek wezen? MIJPEL.
Weet ik veel! Eet ik spek? Vraag 't hem! Nou, vijf duizend dollar? EEF.
Nee, meneer Mijpel. Ik màg dat niet.... 'k Ben 'r pas uitgesprongen door die daar.... En ik spring 'r niet weer in.... MIJPEL...
Dan wensch ik je 'n plezierigen avond.... Nee, ik vind den weg zellef wel.... Kischt!.... Kischt!... 't Was tòch 'n rat... Was mij te groot... (af).
| |
[pagina 82]
| |
Tweede tooneelEEF DE OVERBUURVROUW
EEF.
(bukt voorzichtig bij het orgel, smijt er wat boeken onder, trekt de pantoffel weer aan, ruimt de kopjes op, gaat de slaapkamer in, schuift het raam op) Juffrouw! Juffrouw! Gaat u al na bed?....
DE STEM.
Na bed?.... Om acht uur.... Koescht, niet blaffen - da's de mevrouw van hierover, lekkere dief!... Waaksch, hè?,.. Koescht! Niet zoo brommen.... Nee, ik klee me om voor 'n boodschap. EEF.
Ach, me lieve mensch - 'k heb muizen - zulleke krengen van dieren.... DE STEM.
Zulleke?.... Dan mot je ze is van dichtebij bekijken.... Zulleke groote benne ratten.... EEF.
Ach, me lieve mensch, me lieve mensch - haal 't niet an!.... As 'k enkel 'n rat in de verte zie, wor 'k stapel-krankzinnig.... Het u geen poes?.... Weet u geen poes?.... 't Mag 'n poes of 'n kater wezen.... DE STEM.
Hahaha! Voor 'n dag of vier, vraagt u 'n hond, nou weer 'n poes. Je krijgt op zoon manier 'n beestenasyl - en je kanarie? EEF.
Allemachtigste!.... Ha'k motten weten.... (in de benedenkamer treedt Miep binnen. Zij zit bij het bureau neer en staart in de schemerlamp) ....Toen me man nog leefde, heb 'k twintig jaar 'n soesterrijn bewoond, met 'n ondersteek voor z'n werkplaats d'r naast - en de wallekant met de gracht zóó voor 't grijpen - en nooit 'n spinnekop, nooit 'n pissebed, nooit 'n muizekeutel.... Da's enkel of-ie zindelijk op je lijf en je boeltje ben.... U ken 't gelooven of niet, me lieve mensch, 't ongedierte ruikt 't of je op vasten tijd 'n dweil met zeep en soda en is wat bleekpoeier gebruikt en of-ie je Zaterdagavond behoorlijk verschoont! Maar hier - 'k lieg 'r geen woord an - loopen de dames - de dames! - al op d'r nuchtere maag in de kale zij - en as 'k 'r zelf niet de hand an hieuw, krioelde 't van de meeeters - u begrijp me wel... Dat zet allemaal dooie beesten op, dooie vogels, dooie vuiligheid - je mot
| |
[pagina 83]
| |
't bij hem is zien! - en dat steekt geen poot uit, om de boel te redderen en stofvrij te maken! Jawelda, as 'k van muizen geweten had, ha'k zoo'n stinkend huis gekocht.... DE STEM.
(verschrikt-aandachtig) Mevrouw, d'r is onraad.... D'r klimt iemand over de schutting....
EEF.
Bij mijn in de tuin? DE STEM.
't Jonge mensch - u weet wel.... EEF.
Wacht 'r is effen.... Daar mot ik bij zijn.... Dag juffrouw, ik kom strakkies nog wel terug, as u d'r nog is.... (zij gaat haastig naar de andere kamer, slaat een tip van het tapijt terug, loert door de opening in den vloer).
| |
[pagina 84]
| |
Derde tooneelNANNING MIEP EEF boven
MIEP.
(verschrikt) Wie daar?....
NANNING.
(door de tuindeur) ....Ik.
MIEP.
Jij?.... NANNING.
'k Heb telkens gekeken en geloerd of je alleen was.... Nou treft 't net.... MIEP.
De entree van 't huis is anders daar, en ik blief geen bezoek als vader en moeder 'r niet zijn.... NANNING....
Miep, asjeblief, sla niet dien overdreven toon aan.... MIEP.
Ik sla den toon aan, die me past.... Drie volle dagen heb je ons huis niet weten te vinden - nou convenieert mij je visite niet!.... Is je dat duidelijk? NANNING.
Volkomen, maar zoo gaan wij niet van elkaar af, Miep.... Zoo behandelt men iemand, die je totaal onverschillig is, die je kwijt wil zijn.... MIEP.
(hem driftig in de rede vallend) .... Dat is 't toppunt! Kom jij hier met verwijten van onverschilligheid en kwijt-willen-zijn! Hoe durf je 't! Heb je je na moeders verjaardag, toen je bruut en onbeschoft van 't diner ben weggeloopen, nog vertoond?..
NANNING.
'k Was op reis.... MIEP.
Dat is onwaar! NANNING.
Ik heb niet de gewoonte onwaarheden te zeggen. MIEP.
Dan schijn je 'r nu mee te beginnen. NANNING.
Ik was in Amsterdam. MIEP.
In je verbeelding. NANNING.
Dus ik lieg? MIEP.
Dat doe je. 'k Heb je eergister, gister en vandaag, 's morgens, 's middags en 's avonds op je kamer gezien - in de achterkamer - in de voorkamer dorst je niet! NANNING.
Dat is dan m'n hospita geweest.... MIEP.
Jij was 't. NANNING.
Je fantaseert! MIEP.
'k Heb me, toen 'k me met jou verloofde, zooveel en zooveel onzinnigs gefantaseerd, dat dat 'r dan nog wel bij mag! Je schaduw op 't matte glas van de | |
[pagina 85]
| |
achterkamerdeur, toen de zon scheen en toen je de lamp aan had gestoken, heb 'k herkend - en je weet 't wel - je hoeft 'r niet omheen te draaien.... NANNING.
(zich een zekere houding gevend) Nonsens! Gesteld dat ik er geweest was, hoe kan jij van hier uit....
MIEP.
Da's mijn zaak. Vanmorgen heb je van elf tot twaalf uur zitten lezen, eerst de krant, toen 'n boek. Vanmiddag heb je drie, vier brieven geschreven. Ik heb je de enveloppes zien dicht maken.... Was je in Amsterdam, of was je hier? NANNING.
(zit glimlachend neer en steekt 'n sigaret op) 'k Zal voor 't vervolg 'n gordijn of 'n reisdeken voor die deur hangen.
MIEP.
Dus je was 'r! En gister - heb je gister geen paar uur achtereen heen en weer geloopen en de eene cigaret na de andere opgestoken? NANNING.
Je had detective moeten worden, maar ook Sherlock Holmes vergist zich 'n enkelen keer... Dat heen en weer loopen met al die cigarets, was beslist iets van m'n hospita.... MIEP.
Hij was in Amsterdam! Als je 'r geweest was, zou 'k net zoo'n groote minachting voor je gekregen hebben! Geen brief, geen briefkaart, geen boodschap, geen teeken van leven! En mag 'k je nou nog 'ns verzoeken heen te gaan. Ik ontvang geen bezoek, als vader en moeder 'r niet zijn.... Maar voor je heen gaat.... NANNING.
Ik denk 'r niet an.... MIEP....
Wou 'k je nog zeggen, dat 'k niets, niets meer voor je voel, dat je je zoo laag tegenover me gedragen heb, dat ik je niet meer kan luchten, niet meer kan zien! NANNING.
(rustig) Als dat zoo is, verklaar me dan 't psychologisch raadsel, waarom je drie dagen lang elk van m'n bewegingen met argusoogen heb zitten of heb staan bespieden. 'k Ben toch benieuwd om te hooren, waar Sherlock Holmes zich geposteerd heeft....
MIEP.
Daar zul je lang naar kunnen raden.... 't Is uit tusschen ons! NANNING.
Ach kom! Praat geen malligheid! Al wat je vertelt, je heele doen, je zenuwachtigheid, je opge- | |
[pagina 86]
| |
wondenheid zeggen 't zoo zeker als tweemaal twee vier, dat je den hemel op je schattige knietjes dankt, dat ik de eerste ben.... MIEP.
(zich niet langer bedwingend) .... O, Nan, wat heb je 'n leelijk karakter.... O, Nan, hoe kon je 't doen, terwijl ik zoo krankzinnig met je was.... (zij snikt het uit met het hoofd op de schrijftafel. Nanning blijft rustig zijn cigaret op de bank rooken. Een stilte. Boven valt de spreuk ‘Waar liefde woont, gebiedt den Heer zijn zegen’ af. Eef, in den razenden angst voor het geluid van een muis, geeft een gil en springt bij intuitie op den stoel).
NANNING.
(schrikkend) ....Wat was dat?....
EEF.
(werpt met haar toffel naar de denkbeeldige richting, roept heesch:) ....Kischt! Sallemanders!
MIEP.
(kijkt even verschrikt omhoog) .... Da's 't ongeluk van m'n leven! (snikt voort).
NANNING.
't Ongeluk van je leven, misschien. Snikken en tranen zijn geen argumenten, Miepje.... (Eef luistert opnieuw bij de opening) Ik ben niet bruut en onbeschoft, zooals jij 't daar met gratie uitdrukte, van 't vervloekte verjaarsdiner weggeloopen - ik heb eenvoudig gedaan wat ieder man met 'n grein opvoeding al voor weken zou hebben geforceerd. Jullie lieten je beleedigen en intimideeren - ik heb langzaam begrepen waarom - ik weigerde 't formeel. Jij sprak onwaarheidjes - je moeder sprak onwaarheden....
MIEP.
Laat m'n moeder 'r buiten! NANNING.
Goed. Ik verlang de zaak niet tragischer te maken dan ze is - ik ben heelemaal geen vriend van tragiek.... Laten we even voor we gestoord worden - in 't bijzijn van je ouwe lui kan ik moeilijk over zekere intimiteiten met je uitpraten.... - laten we spijkers met koppen slaan.... 'k Heb je - eerlijk gebiecht - eergisteren 'n reus van 'n brief - zes folio bladzijden, met copieerinkt geschreven - maar toen 'k op 't copieerboek 'n cigaret stond te rooken - je kent m'n zakelijke gewoonte om alles te copieeren - ben 'k van gedachte veranderd.... Wanneer je met elkaar zoo intiem als wij zijn geweest, is zwart op wit misschien minder sekuur.... | |
[pagina 87]
| |
'k Heb den brief niet laten bezorgen en ben ook niet op 't hondehok geklommen, om jou op den tuingieter - t'en souviens tu....? - 't laatste billet d'amour over te reiken.... Gister en eergister heb 'k loopen te beeren.... MIEP.
In de achterkamer.... NANNING....
Doe ik je 'r 'n plezier mee? - in de achterkamer - waar we onze beste souvenirs.... MIEP.
(heftig) ....Wil je asjeblief....!
NANNING....
Schaam je je voor de mooiste uren die 'n mensch in z'n leven kan hebben....? MIEP.
Of ik me 'r voor schaam?.... 'k Heb 'r over gedacht me van kant te maken.... NANNING.
Ach kom!.... Nonsens!.... Jij heb aanleg om film-actrice te worden.... MIEP.
Nanning, je ben 'n cynische.... NANNING.
(snel opstaand) ....Niet schelden en op je woorden letten, hè?.... 'k Ben hier gekomen om 't - hoe zal ik 't zeggen? - weer zoo goed en zoo kwaad als 't kan.... tenminste als je nu eindelijk eens open kaart wil spelen.... 'r Waren verplichtingen tegenover die bloedzuigster....?
EEF.
Jawelda, smerige kwajongen!.... NANNING.
Antwoord je niet?.... MIEP.
(moeilijk) ....Ik geef je geen uitlegging.... Van 't oogenblik, dat 't tusschen ons uit is, ben jij 'n vreemde voor me - en 'n vreemde heeft niets met ònze privé dingen te maken....
NANNING.
Hum... Nog altijd 't zotte stokpaardje van opgewarmde trots... 't Huis is niet meer van jullie... MIEP.
Ben je wezen informeeren? NANNING.
Natuurlijk. Op 't hypotheekkantoor. Zij, hè? MIEP.
Storm, wat ben jij voor 'n individu? Ben jij - jij 'n kunstenaar?.... NANNING.
Ja, Goddank, maar een met 'n dosis gezond verstand.... MIEP.
Je ben 'n verachtelijk sujet! NANNING.
Meen je?.... Waarom ben je dan zoo krankzinnig met me? MIEP.
Ik met jou? Bah! NANNING.
Allemaal theatrale manieren.... Hou daar nou eindelijk eens mee op!.... 't Imponeert me niet | |
[pagina 88]
| |
en je maakt er jezelf mee overstuur.... Zie je, daar heb je de waterlanders weer!.... Wat duivel, ik ben geen schooier! Heb ik niet met je uitgesproken voor die herrie 'r kwam?.... Ik kruip in geen orkest!.... Dat weet je! Dat wist je!... Als ik dan toch overwip om me te verzoenen, is 't omdat ik per slot van rekening van je hou en 't niet buiten je kan stellen!.... 'k Heb afgesloten met Amerika.... Je wou mee. Herinner je van Donderdagavond! 'k Hoef eerst over zes weken te vertrekken, ben met vierhonderd dollar in de week gegarandeerd. Als we de volgende week - of over veertien dagen aanteekenen, kunnen we binnen de maand getrouwd zijn... (buigt zich achter haar stoel over haar heen en drukt haar hoofd tegen 't zijne) ....Ben 'k nou zoo'n verachtelijk sujet?.... Breek 'k niet met al de redeneering over armoe, die ik me als 'n beginsel.... Kan Sherlock Holmes me nou nog niet meer luchten en zien?.... Denk je 'r nog over, tragédienne, je van kant te maken? Afzoenen! Afzoenen, Miep....
MIEP.
Nee, Nanning. NANNING.
Heb jij zoo'n kop? Boudeer je zoo lang? Dan zal 'k 't recht van den sterkste.... MIEP.
(hem afwerend) Dat heb je al eens gedaan, toen 'k je dien middag op je kamer bezocht, en je je hospita uit had gezonden....
NANNING.
Vreeselijk! Zoo erg heeft 't wijfje toen niet tegengestribbeld.... MIEP.
Omdat 'k toen nog van je hield. NANNING.
(nog steeds over haar stoel gebogen) Hou je dan nou niet van me? (wil haar kussen).
MIEP.
(hem opnieuw afwerend) Nee.
NANNING.
Nonsens! Jij hangt van stemmingen an mekaar.... MIEP.
Ik heb m'n goeien, lieven vader altijd zoo anders voor m'n moeder gezien.... NANNING.
(spottend) O, krijg ik je vader als voorbeeld!
MIEP.
(kijkt hem verschrikt aan, dan langzaam) Nanning! Ik geloof niet, dat wij met elkander gelukkig zullen worden. 'r Is in ons engagement al zoo'n boel gebeurd.... En dan.... En dan....
| |
[pagina 89]
| |
NANNING.
En dan? MIEP.
(toonloos) ....'k Zou 't buiten m'n moeder niet in Amerika kunnen stellen, wanneer....
NANNING.
Wanneer.... (lacht vroolijk) ....Maar zoover zijn we nog niet, lieve meid!.... En 'n baker op 'n tournée door Amerika.... God zal ons 'r voor bewaren!.... (schrikt bij haar houding) ....Of....? ....Of....? (zij knikt) Miep, fantaseer je geen dwaasheden!
MIEP.
Ik heb 't fantaseeren verleerd - 't is zoo. NANNING.
(verslagen) ....Ja, dan.... Dan wordt 't zoo gecompliceerd... Dan.... Dan... Zeg 't zelf... Dat gooit alles ondersteboven....
MIEP....
Ik zeg 't je nog eens, Nanning: je ben 'n verachtelijk sujet.... (hij steekt een versche cigaret op) ....Dien middag heb je me op de achterkamer ontvangen....
NANNING.
Voor zouen ze ons gezien hebben.... MIEP....
Juist. En daar geneerde jij je voor. De achterkamer was veiliger.... Toen 'k huilde en haast niet naar huis dorst, zei je: maak 'r geen drama van, je wordt toch m'n vrouw.... Nou zit je vrouw voor je, en vertelt je iets, waarbij 'n màn dol-gelukkig zou zijn - God, God, wat is mijn vader 'n engel! - en jij, je steekt 'n cigaret op en rekent met 'n bedrukt gezicht... Wat begin ik van jou te walgen, Nanning Storm, meneer Nanning Storm met je driehonderd recensies! 't Wordt tijd dat je met takt 'n fransch saluut maakt.... Jij ruikt toch armoe.... En 't is hier armoe.... Mijn kind, dat alles ondersteboven gooit, krijgt jóú niet voor vader!.... NANNING.
(driftig) Miep, ik laat me zoo niet....
| |
[pagina 90]
| |
Vierde tooneelNANNING MIEP JASPER benee
EEF MOP boven JASPER.
(zoo als hij binnen treedt, schiet Eef, die geluid op de trap hoort de slaapkamer in. Mop boven binnen tredend, kijkt rond, klopt aan de slaapkamerdeur, gaat Eef achterna) ....Hoe komt u hier?
NANNING.
(gedwongen) Langs den meest normalen weg - door de deur.
JASPER.
Heb jij meneer Storm binnen gelaten, Miep?... MIEP.
Nee, vader. JASPER.
(de twee scherp taxeerend) Heb je je met meneer verzoend....?
MIEP.
Nee, vader. JASPER.
Zoo. Hoe komt meneer dan hier? NANNING.
(quasi-vroolijk) ...'k Ben als 'n avonturier over de schutting gesprongen....
JASPER....
Ja, ja, met 'n afzet van 't hondehok! NANNING.
Ik moest en wou 't weer goedmaken - 'k zou desnoods hebben ingebroken.... JASPER.
Heel aardig, heel aardig.... MIEP.
Excuseer me, vadertje.... Ik heb meneer niets meer te zeggen. (af).
| |
[pagina 91]
| |
Vijfde tooneelJASPER NANNING
NANNING.
Schoonpapa, ik moet beginnen met m'n verontschuldigingen aan te bieden.... JASPER.
Neem plaats - ja, hier over me, aan m'n schrijfbureau - 't is Zondag - ik heb vanavond den tijd.... En steek de lamp daar ook even op - wil je.... Hier staan de lucifers.... Zoo.... Keurig... Nou zien we mekander beter.... Rooken? NANNING.
Als u 't permiteert neem 'k een van m'n eigen sigaretten.... JASPER.
(rustig z'n pijp dampend) ....Dus u is over de schutting gesprongen als 'n avonturier.... (Nanning knikt glimlachend) En u heeft u niet bezeerd?
NANNING.
Nee, schoonpapa.... JASPER.
Dat doet me héél veel genoegen. 't Merkwaardige is, dat, wanneer ik menschen zie springen, 'k altijd m'n hart vasthou. Daar heb je bijvoorbeeld buiten 't exercitie-terrein van de soldaten - waar 's winters de ijsbaan is -: telkens als ik er nièt militairement voorbij hink, sla ik 'n gat in de lucht, als 'k de jonge rekruten zoo dapper bezig zie met polsstokken, mèt aanloop, zònder aanloop, over greppels en meterhooge versperringen.... Maar zooals jij springt - respect en hulde! - 'n aanloop van drie dagen en drie nachten, zonder adem te happen - dat is fameus - dat slaat alle bestaande records - dat is grootscher dan looping the loop - dat zou Nietsche noemen 'n Ueber-sprong - drie dagen en drie nachten je in 't zweet rennen, je vaart verdubbelen, vertiendubbelen - en dan met 'n wilde uitzetting van je spieren en je tanden op mekaar de duizelingwekkende hoogte in - roetsch over 't hondehok en onze schutting.... ik doe het je niet na - 't is grandioos - 't is 'n helde-sprong - in de klassieke oudheid zou 't aanleiding gegeven hebben tot 'n heldendicht - die hardnekkige doodensprong, om 'n meisje, waarvan je houdt, te bereiken.... NANNING.
(geaffecteerd met de vingertoppen applaus nabootsend) ...Bravo, schoonpapa! Zooveel verbeel-
| |
[pagina 92]
| |
dingskracht had ik niet achter u gezocht.... Bravo! JASPER.
En je heb je niet bezeerd? NANNING.
Nee, op m'n woord niet. JASPER.
Laat je woord uit het debat, jongmensch.... Van 'n woord heb ik zulke ouderwetsche opvattingen!... En - wat is 't doel van je vereerend bezoek? NANNING.
Meent u dat nou heusch? JASPER.
Je moet je toch waarachtig ergens van binnen bezeerd hebben, Storm - je ziet 'r wat bleek uit. NANNING.
Zouen we even kalm en zonder èrg grappige, maar 'n beetje hinderlijke steken onder water op den beganen grond kunnen redeneeren, schoonpapa? JASPER.
Jonge man, eindig niet om de zooveel woorden met je ‘schoonpapa’, want ik weet en geloof niet of 't daarmee eindigt.... Goed, op den beganen grond na je verbluffende saut périlleux... Wie heeft je hier toegang gegeven?.... NANNING.
Niemand. Ik heb me 't recht genomen. JASPER.
Ja, ja, ja, ja.... Je heb zoo bij jezelf volkomen juist overlegd: daar is geen kompleete, geen heelemaal-gave man in huis - ik heb geen stevige hand te vreezen, die me in m'n nek pakt, als ik gesnapt word - dus ik waag het.... NANNING.
(opstaand) ....Als ik gesnapt word.... 'n Hand, die me in m'n nek pakt.... Denk u dat ik spekuleer op uw lichamelijke....
JASPER.
Dat denk ik. Blijf zitten. Anders moet ik tegen je opzien. En ik blief de menschen tegen wie ik opzie zelf met zorg uit te kiezen.... NANNING....
Als 't in dien toon gaat, prefereer 'k 't onderhoud af te breken. Uw dienaar. JASPER.
Pardon, de deur van 't magazijn is op 't nachten veiligheids-slot. 'k Heb met den Zondag achter me gesloten. Daar kunt u er niet uit - en daar.... (wijst naar de tuinzij) ....zal 't van deze zij wat moeilijker zijn - den tuingieter heeft m'n dochter zelf opgeborgen - u zult een nog grooter aanloop dan drie dagen en drie nachten noodig hebben, om er weer uit te raken....
NANNING.
Dus ik ben ingesloten? JASPER.
Uw dienaar ja. | |
[pagina 93]
| |
NANNING.
Mag ik u dan om den sleutel verzoeken? JASPER.
Zoo spoedig en met zulk een allerbekwaamsten spoed als het mij convenieert. NANNING.
Vindt u dat een fatsoenlijke houding?... Ik kan tegenover u geen geweld.... JASPER.
Waarom niet, jongmensch, je trekt tegenover 'n jong, onervaren en verliefd meisje toch ook geen glacees aan....? NANNING.
Heeft Miep u verteld? JASPER.
Dat heeft ze. Ga zitten. En maak je niet te erg ongerust. Langer dan hoogst noodig is, zal ik niet van je gezelschap profiteeren. Ik zit liever met deze zwijgende en hoogst-fatsoenlijke tijdgenooten samen dan met een specimen van uw rondborstig, smakelijk soort.... Ga zitten. Je heb je positief bezeerd. Je ziet lijkwit en heb moeite te blijven staan.... (Nanning zit neer) ....Merci. Merci. En kijk niet met zulke gespannen pupillen naar de la van m'n bureau - 'k haal 'r enkel 'n pincet uit - 'r scharrelt 'n schat van 'n onze-lieve-Heers-beestje op z'n rug op m'n schrijfpapier.... (bekijkt het diertje een oogenblik onder een loupe) ...Ja, 'n twaalfstippelig onze-lieve-Heers-beestje - 'n micraspis duodecimpunctata - dat noemen de Duitschers 'n Gottesschäflein en de Franschen 'n bête-à-bon-Dieu - brengt geluk aan - ...(vat het diertje met de pincet beet, geeft het onder de gordijnfranje door de vrijheid) ....Goeie reis, bête-à-bon-Dieu - als 'k je hier hield, ging je, al praatte 'k honderd-uit, de vlam van de lamp in.... 't Kan 'n zwak van me zijn, Nanning Storm - 'k heb misschien 'n sentimenteelen tic, maar zoolang 'k 't me herinner, heb 'k nog nooit 't kleinste insect gedood - je hoeft dus niet bang te zijn, dat ik me aan zoo'n kostelijk leven als 't jouwe zal vergrijpen....
NANNING.
Waartoe dient dan die komedie, om me in te sluiten? JASPER.
Ik wist in de eerste plaats niet, dat 'r hier ongewenscht bezoek was, en in de tweede plaats zul je 't me vergunnen op deze aangename manier wat nader met je kennis te maken. Je heb je stellig niet bezeerd? | |
[pagina 94]
| |
NANNING.
Zou u met die aardigheid tenminste willen ophouen? JASPER.
Je vergist je. 't Is geen aardigheid. Ik heb menschen gekend, meer dan een, aan wie je uiterlijk niets merkte, en die zich door 'n avontuur - je noemde je daar straks toch 'n avonturier - hierbinnen zoo bezeerd hadden, dat ze telkens moesten lachen of glimlachen, om d'r pijn niet aan anderen te laten zien.... NANNING.
Ik ben - en dat kunt u bij uw dochter informeeren - alleen hier gekomen, om 't van mijn kant weer goed te maken.... JASPER.
't Was niet meer goed te maken. NANNING.
'n Kleine kwestie, tijdens 'n engagement, gebeurt toch wel meer. JASPER.
Dat was geen kleine kwestie, jonge man. Je was 'r door 'n toeval getuige van, dat de bête-à-bon-Dieu van hierboven, die teveel verjaars-médoc-cantenac en verjaars-Liebfraumilch gedronken had, op haar ruwe manier 't geheim verried, dat de twee vrouwen, mijn vrouw en m'n dochter, angstig voor je wouen bewaren. Je ben 'r in 'n driftbui vandoor gegaan.... NANNING....
Ze schold me voor kwajongen.... JASPER....
En dat etiket paste je niet. Uitstekend. Als je binnen de twee, laten we zeggen vijf minuten - ook over de schutting terug was gekomen, zou ik gezegd hebben: 't is 'n aardige kwajongen. Maar je bleef weg. Je hield je stil. Je hield je verstopt. Drie dagen. Drie nachten. Dat was voor mijn kind, voor ons eenig kind - heb je 'r aan gedacht wat dat kind voor óns was, en hoeveel prachtige zelfoverwinning 't voor mijn vrouw geweest moet zijn, om 'n invalide met een kunstbeen te trouwen? - dat was voor mijn dochter 'n hel - dat heeft geen drie dagen en geen drie nachten voor 'r geduurd, maar 'n hopelooze eeuwigheid - en dat, terwijl ze je vrouw al was geworden. 'r Zijn individuen, Nanning Storm, die 'r plezier in hebben 'n bête-à-bon-Dieu met 'n pincet in de vlam te houen.... NANNING...
'k Heb 'r voorgesteld over veertien dagen aan te teekenen en binnen de maand te trouwen.... | |
[pagina 95]
| |
JASPER.
En dat heeft ze geweigerd? NANNING.
Ja. JASPER.
Ik was 'r raadsman. NANNING.
U? JASPER.
Ik. M'n vrouw heeft al zooveel zorg in de laatste maanden gekend, dat ik die 'r buiten wou laten. NANNING.
Daar zit ik geslagen bij. Is u 'n vader? JASPER.
Ben jij 'n echtgenoot? NANNING.
Ik was nog enkel 'r verloofde. JASPER.
Je liegt. Je was 'r man. Wàs. Ik zeg nog eens: wàs. NANNING.
Is mijn stijfhoofdigheid - uw vrouw had me voorgejokt - uw dochter had me voorgejokt - zoo'n halsmisdaad? JASPER.
Ze hebben je voorgejokt, omdat ze bang waren voor één-hoog èn bang voor jou. Ze keken mekaar telkens met angstoogen aan, als Eef, Eva Bonheur, Eva Geluk, ze tyraniseerde - ze kregen nieuwe angstoogen als de aanstaande schoonzoon om de bron van mysterie heendraaide en zich haast brandde.... Als dat aanteekenen en dat vertoon op 't Stadhuis gebeurde, Nanning Storm, zou 'r na wat maanden 'n lang en onmenschelijk proces van scheiding tusschen tafel en bed volgen. Jullie past niet bij mekaar. Jij kan niet tegen armoe, heeft ze me gezegd - jij heb behoefte aan luxe, gedistingeerde boorden, zijden dassen, handschoenen peau-de-Suède, gelakte schoenen, gesoigneerde hotelkamers, prima restaurants met 'n strijkje - jij haat armoe - en zij, dat heeft ze van 'r Don-Quichotte-vader geërfd, haat - om 'n heel zacht woord te gebruiken - de armoe in 'n kleine menschenziel, die met geen meubeltjes, geen antikiteiten, geen kanten gordijnen en dure tapijten te stoffeeren is.... Laat me uitspreken! Ik maak de deur in twee seconden voor je open en voor goed achter je dicht - 't Engagement of 't huwelijk tusschen jou en m'n dochter is uit.... NANNING....
Dat wil zeggen.... JASPER....
Je zou me laten uitspreken! ....'t Is uit. Ik ken maar één soort zedelijkheid en als mijn kind dááraan ten gronde gaat, zal ik er God voor danken! | |
[pagina 96]
| |
NANNING.
Dus u draagt de verantwoordelijkheid? JASPER.
Die draag ik mèt m'n dochter. NANNING.
Ik heb voor 'n tournée door Amerika afgesloten - Miep kan nog meegaan als m'n vrouw.... JASPER.
Ons kind màg alleen door de wereld trekken met zoo'n lieven, èchten kerel, dat als m'n vrouw en ik achterblijven en mekaar in eenzaamheid aankijken - wat voel jij daarvan mee, meneer! - dat we dan in mekaar's oogen 'n glimlach van geluk zien.... NANNING.
En u weet - nou moet ik 't zeggen - dat 'r door mijn schuld - of de hare - of die van ons twee, de mogelijkheid, de vage mogelijkheid bestaat.... JASPER.
(wijkt in zijn stoel achteruit, staat moeilijk op, kijkt Nanning heftig-dreigend aan, houdt zich in, roept Miep! Miepje! - dan terwijl zij binnentreedt gaat hij weer langzaam naar zijn plaats terug).
| |
[pagina 97]
| |
Zesde tooneelDE VORIGEN MIEP
MIEP.
Roept u me? JASPER.
M'n kind, je heb me in de laatste dagen om raad gevraagd en me 'n geheim verteld, dat 'n geheim tusschen ons twee zou blijven, om je moeder, die al genoeg om 'n zotternij heeft gehuild, dàt te besparen.... Is 't waar, Miep, dat we 'r je moeder nièt buiten zullen kunnen laten? (zij knikt met zelfoverwinning) En je blijft bij je besluit - ik dring het je niet op! - om niet met dezen - hoe zal ik hem noemen? - om niet met dezen heer te trouwen?
MIEP.
Daar blijf ik bij, vader. JASPER.
Nee, niet zoo zonder nadenken, niet te stellig, m'n kind. Als je met 'm naar 't Stadhuis gaat, zul je in de oogen van wat in de wereld de ‘wereld’ genoemd wordt, 'n fatsoenlijke vrouw zijn en blijven - als je 't niet doet, zullen ze jou en ons nawijzen... Overleg morgen, overmorgen... Ik vraag je nú geen ja, geen neen. 'n Man met 'n kunstbeen kijken ze minder na dan 'n ongetrouwde moeder.... MIEP.
(kalm-zeker) ...Ik wil in jouw en in mijn oogen fatsoenlijk blijven, vader, hoef er niet over na te denken. Als ik met 'm getrouwd was geweest, zou 'k van 'm zijn weggeloopen. Ik hou niet meer van 'm.
NANNING.
(driftig zijn handschoenen toeknoopend) Dan is dus 't resultaat van m'n bemoeiingen, dat terwijl ik als gentleman....
JASPER....
Over 'n schutting spring.... NANNING....
Op die malligheid ga ik niet in! - dat terwijl ik haast sta te bedelen, om 't beetje onrecht.... JASPER....
Van 't recht van den sterkste.... NANNING...
Interrumpeer u toch niet telkens - heb ik uw onzin niet lang en geduldig genoeg aangehoord? - om 't beetje onrecht weer goed te maken - u uw geëxalteerde dochter in de waanzinnigste opvattingen steunt.... JASPER.
Dat doe ik. NANNING.
Goed, maar ik pas er voor er later op nage- | |
[pagina 98]
| |
wezen te worden, dat ik 'n meisje in die omstandigheden in den steek laat! JASPER.
Draai het niet om, meneer Storm - zij laat u in den steek! NANNING.
(zijn hoed nemend) ....Daar houd ik nog even mijn hoed bij af.... U houdt er een moraal op na en predikt die aan uw dochter, dat ik me haast schaam in uw kring te zijn opgenomen!
JASPER.
Blijf je schamen, jonge man, maar geef me geen levenslessen.... NANNING....
U is niet goed bij uw hoofd! JASPER.
(glimlachend) ....Ik kan je moeilijk met de neus van m'n schoen de deur wijzen, Nanning Storm, zooals méér normale vaders 't misschien zouden doen, maar ik wou je nog enkel dit zeggen - (legt de hand op den doodskop) - en hopelijk heb je zooveel wijsgeerig sentiment om me te begrijpen: ik heb eens van heel dichtbij 't land van den dood gezien - van heel, heel dichtbij - en toen ik meende te sterven begreep 'k dat we niet langer leven dan die opgezette kevers daar, niet langer dan die vogels, vlinders, zeemeeuwen, bloemen en goudvisschen.... Ik weet niet wie de man is geweest, die hier voor me staat, weet niet wat-ie geleden heeft, hoeveel smart ie had, hoeveel vreugde.... Als je op den schedel tikt is 't hout - geen enkel onderscheid meer tusschen dat dooie hier en de zeeschelpen, waarin eens levende dieren gewoond hebben.... Door m'n microscoop zie 'k de kleinste infusoriën en bacteriën - door m'n verrekijker de millioenen sterren alleen van den melkweg, de dubbele en veelvoudige en veranderlijke sterren - 'k weet niet wat de zeemeeuw in de luchten en wat de wurm in de aarde ziet en ondergaat - 'k weet in den grond niets, want 'k ben 'n kleine, zoekende autodidakt, die te veel heeft gelezen en alles niet voldoende verwerkte, maar 'k weet heel stellig, Nanning Storm, met je Prince-of-Wales-boord en je handschoenen, dat ik 't land van den dood van dichtbij heb gezien, dat we elke minuut in een Wondertuin rondtasten en dat er niets geleefd heeft, niets leeft, zonder de goddelijke wet van de liefde.... Ga jij nou maar gerust, denk dat ik uitgezocht-gek ben
| |
[pagina 99]
| |
- een onderzoek naar 't vaderschap van m'n kleinkind zal 'k niet laten instellen. We komen er zoo wel in 't Heelal.... (hij steekt z'n pijp op. Een stilte).
NANNING.
(gaat naar de deur, kleintjes:) Wil u mij den sleutel....
JASPER.
Miep, m'n kind, wil je 't veiligheidsslot voor meneer opensluiten? Heb je je niet bezeerd, Nanning? NANNING.
(den hoed in de handen ronddraaiend) .... Misschien.... 'k Beken eerlijk, dat 'k dingen heb gedaan, die.... Maar 'k heb 'n hard leven en zònder ouwers achter den rug... 'k Moest leeren rekenen... 'k Mocht, dacht ik, geen vrouw zonder....
JASPER....
Geld.... NANNING....
Zonder geld nemen, en toen 'k door die scène op den verjaardag de impressie kreeg, dat 'k hier.... JASPER....
In 'n land van armoe verdwaalde, en nog 'n gebrekkigen schoonvader op den koop toe moest onderhouen.... NANNING...
(terwijl Miep weer binnenkomt) ...Toen schreef 'k Miep af - maar 'k heb den brief in ieder geval nièt gepost....
JASPER.
Dat was verstandig. 't Spaarde je 'n postzegel, tenzij 't dubbel port was.... NANNING.
Mag ik u 'n hand geven? JASPER.
Voor afscheid, waarom niet.... (zij drukken elkaar de hand).
NANNING.
(zacht tot Miep) Blijf je 'r bij, Miep?
JASPER.
Miep, hoor je niet wat Nanning je vraagt? Jij heb de beslissing, niet ik. MIEP.
Nee, vader. 'k Durf die reis door Amerika niet met hem aan.... JASPER.
Als 't dat is, zou 'k zeggen: ga niet naar Amerika, Nanning Storm. NANNING.
Dat kan niet. 'k Ben met vier honderd dollar in de week gegarandeerd. JASPER.
Ja, dan - dan mag je natuurlijk niet aarzelen. (een stilte).
NANNING.
Mag ik je uit Amerika schrijven, Miep?... (zij zwijgt).
| |
[pagina 100]
| |
JASPER.
Me dunkt, daar is geen bezwaar tegen, als je die brieven niet post.... (een stilte).
NANNING.
Mag ik je dan 'n hand geven, Miep? MIEP.
Nee. We kunnen zoo wel van elkaar gaan.... NANNING.
Is dat je laatste woord? MIEP.
M'n laatste. Adieu. NANNING.
(houdingloos) Adieu. (af).
JASPER.
Wil ik sluiten? MIEP.
(kalm) Nee, vadertje. Dat doe ik, zooals iederen avond. (zij gaat het magazijn in. Jasper staat onrustig op, luistert aan de magazijn-deur. Als hij haar terug hoort komen, loopt hij op en neer. Zij legt den sleutel op zijn bureau, neemt 't tafelkleed van de tafel, maakt aanstalten om voor den avondboterham te dekken. Hij houdt plotseling haar handen vast, trekt haar dicht naar zich toe).
JASPER.
Miep, m'n kind, ik kan je rustig in je oogen zien? MIEP.
Schatlief, waarom niet? JASPER.
Zul je me nooit - in de jaren, dat ik nog te leven heb - verwijten, als ik je 'n verkeerden raad gaf? MIEP.
Ik speel voor jóú geen komedie, vadertje. Ik vond 'm zoo verachtelijk en ik ben door jullie zoo verwend.... Als je mij maar nooit verwijt.... (zij omhelst hem, gaat naar de keuken. Hij zit voor het bureau. Boven verschijnen Mop en Eef).
| |
[pagina 101]
| |
Zevende tooneel.JASPER, MOP, EEF, later MIEP.
EEF.
Suscht!.... Liep daar niet wat? MOP.
Wat dan? EEF.
Zag je geen muis?... In Godsnaam, Marietje, buk je is bij 't orgel... Jij ben d'r toch niet bang voor?... MOP.
Ik?.... Nee. (bukt) .... Niks, hoor... Enkel wat boeken. Heb jij die neergesmeten?
EEF.
Wil je gelooven, dat 'k hier niet meer gerust slaap. Telkens hoor je ze loopen, die ellendelingen.... Die motten benejen toch ook zijn....? MOP.
Nee, niet een. Is een van je spreuken afgevallen? ‘Waar liefde woont gebiedt den Heer zijn zegen....’ ....Heb-ie gehoord, Eef?.... Blijft 't nou verder goed?.... EEF.
'k Mot 'r effen bij gaan zitten.... 'k Heb 't zoo krimmeneel in me knieën van 't de heele dag bukken.... MOP.
Waarom buk-ie dan zoo dikwijls?.... EEF.
Waarom? Dan dit, dan dat.... 'k Onderhou alles toch in me eentje.... MOP.
We hebben dus afgesproken. EEF.
Nou, afgesproken.... Laat me d'r nog is 'n nachie over slapen, às 'k slaap.... MOP.
Hè toe in Godsnaam, Eeflief.... We betalen op tijd de huur.... Wat heb je 'r an juist òns de huur op te zeggen?.... Jasp heeft altijd benejen zitten werken.... Toe, toe.... EEF.
Begin nou niet nog is te huilen.... Je heb 't meer as 'n kwartier bij me zitten doen in de kamer. MOP.
Je heb vanmorgen opgezegd... Je weet niet wat 't is als je uit 'n huis wegmoet, waar je geboren en getrouwd ben.... EEF.
'k Zeg je toch al da'k 'r over slapen zal.... O, o, me knieën.... Dat verrotte gebuk.... 'k Geloof al z'n leven - jessis ja - d'r zit nog maar zoo'n pietsie petrolie in de lamp.... Dat mot me overkommen as 't licht uitgaat met zooveel ongedierte over de vloer.... Heb jij nog petrolie? MOP.
Nee, dat treft onplezierig.... 'k Heb de laatste | |
[pagina 102]
| |
verbruikt, toen 'k de lampen vulde vanmiddag.... Kom dan bij ons, nou we ons weer verzoend hebben.... EEF.
Nee. 'k Heb 'r 'n eed op gedaan, dat, al sleepten jullie je op je knieën.... Allemachtigste!.... MOP.
Wat is 'r?.... EEF.
(klagend) ....Daar liep dezelfde sallemander van vanavond! Zoo'n stinkende kanjer!... Allemachtigste, zag je 'm niet?.... Daar steekt z'n staart nog boven 't buffet.... Is dat 'n bezoeking! Da's om te grienen.... De kaas, die 'k vanmiddag effen op tafel had laten staan, was ineene weg - enkel zoo'n brokkie korst over.... Onweer en muizen.... da's me dood....
MOP.
Kom dan bij ons.... EEF.
Ik zou je danken - weer ruzie met je dochter voor me Zondagavond.... (vinnig) ....Nee, ik doe 't niet! Ik haal me geen herrie an, nou 't door mijn schuld af is....
MOP.
In ieder geval bij mij ben je welkom.... Dag, Eef! Ik vind 't vreeselijk prettig dat we mekaar afgezoend hebben.... EEF.
Wat heb-ie 'n haast? MOP.
Ik durf niet langer boven blijven. Jasper zal niet weten waar 'k gebleven ben - 'k kom straks nog effen bij je. En als 'k nog olie voor je heb.... EEF.
(humeurig) .... Jawelda!.... Jawelda!.... (kijkt naar de lamp) ... Die brandt geen tien minuten meer. Dan maar na bed.... (zij gaat de slaapkamer in, na de buitendeur sekuur gesloten te hebben, met een stoel er voor en een stoel voor de keukendeur).
MOP.
(benee binnen tredend) ....Ik was boven, Jasp!
JASPER.
Zoo. Zoo. MOP.
Ik heb me met 'r verzoend. JASPER.
Zoo. Zoo. MOP.
Je ben 'r toch niet boos om, dat 'k daar even - tegen de afspraak in en na 'r brief van vanmorgen....? Wat zit je, Jasp? Heb je iets? Hindert je iets? JASPER.
Ik weet 't niet of me wat hindert.... Soms heb 'k 't gevoel of 'k 'n gekortwiekte kauw of 'n ekster met 'n gebroken poot ben.... | |
[pagina 103]
| |
MOP.
(angstig) Jasper!
JASPER.
Ja, zoo'n gevoel moet 'n gekortwiekte of hinkende ekster krijgen, als 'n drieste, sterke, overgezonde rasgenoot in z'n tam nest neerstrijkt en 't plundert.... MOP.
(angstig) Is 'r bericht van Nanning Storm? (hij knikt) 'n Brief? (hij ontkent) Was-ie dan hier?
JASPER.
Daar ligt de asch van z'n cigaretten. Hij heeft 'r twee gerookt. MOP.
En?.... En heb je 'm gezegd, goed gezegd, hoe we over 'm denken - over z'n harteloosheid, om na 'n klein dispuut vier dagen, Donderdag, Vrijdag, Zaterdag, Zondag, weg te blijven? JASPER.
Dat hebben we 'm gezegd, Miep en ik.... MOP.
Was Miep 'r bij? JASPER.
Ja. MOP.
(met angstige voorvoeling) En is 't weer in orde - of....? - of....?
JASPER.
Miep heeft met 'm gebroken. MOP.
(verslagen neerzittend) Wat is dat jammer. Wat is dat erg. Van 'n jongen houen en 't uitmaken....
JASPER.
(haar over de tafel de hand toestekend) .... Ziel, 'r is misschien iets nog èrgers....
MOP.
Iets ergers? Groote God, Jasp, je kijkt me an met - met - ....Heb jij tranen in je oogen?.... JASPER.
(spottend om er over heen te komen) Ja, waar wou je ze anders hebben.... Nee, laat me je hand houen.... Ik moet je iets zeggen, dat je verdriet zal doen....
MOP...
Over 't kind.... (hij knikt) ....Is 'r tusschen haar en dien jongen....? (hij knikt) ....En mocht ik dat niet weten?.... Mocht ik als moeder....? O, Jasp, dat kom ik niet te boven! (zij snikt het uit met het hoofd op de werktafel).
JASPER.
(loopt even grommend heen en weer, dan achter haar stoel) ....Ziellief, voor nog geen twintig jaar, voor ik met je naar 't stadhuis reed - herinner je je dien morgen, hoe ik onzeker op m'n kunstbeen voor je stond en je zei: ‘je kan nog terug....’ - voor nog geen twintig jaar was je 't met me eens, dat 'n mensch alleen hier binnen mismaakt kan
| |
[pagina 104]
| |
zijn.... Snik dan niet zoo, ziel, om 'n dochter, die gewond werd door dat twee-beenig individu! MOP.
(zacht-klagend) 'n Kind, dat 'r reinheid verloren heeft....
JASPER....
'n Kind, dat 'r reinheid verkreeg! MOP.
'n Kind dat onze trots was.... JASPER.
'n Kind, dat onze trots wordt.... MOP.
Als ik 'r straks bij was geweest, zou ik 'm in z'n gezicht geslagen hebben, zou ik 'm links en rechts om z'n ooren.... 'k Zou tot alles in staat geweest zijn.... JASPER.
En dan? MOP.
Wij drie, die zoo gelukkig waren.... JASPER....
En 't nog meer worden.... MOP....
O, lieve God, is dat het einde! JASPER.
't Begin, vrouw, 't begin! Twijfel niet.... (Een stilte. Miep komt binnen) Ziellief.... (Mop blijft onbewogen-verslagen zitten) ....Vrouw, Miep staat achter je.... (Mop beweegt niet) ....Ze heeft in lange dagen en nachten 'n besluit genomen, 'n net zoo groot besluit als wij voor twintig jaar.... Toen was ik de geblesseerde, nou is het je dochter... Nee, hier blijven, m'n kind.... Je moeder heeft je heel veel lieve dingen te zeggen....
MOP.
(staat met zelfoverwinning op, omhelst Miep) M'n schat, m'n lieveling!.... Wat moet je 'n verdriet gehad hebben!.... En wat hebben we veel goed te maken!....
JASPER.
Goed zoo. Nou mag je 'r alles vertellen, m'n kind.... En nou laat ik jullie alleen.... MOP.
Nee, wij gaan wel... We zorgen voor den avondboterham.... Nee, Jasp, jij niet in de keuken.... JASPER.
Goed. Goed, Maar geen verdere waterlanders. Verloren hebben we niets.... MIEP.
(sterk) Ik zal moeder wel troosten, vader... (af met Mop in keuken).
| |
[pagina 105]
| |
Achtste tooneelJASPER EEF
EEF.
(verschijnt boven uit de slaapkamer in nachtgewaad, wil de dansende lamp uitblazen. Mèt dat ze zich bukt, schiet van uit het nog niet opgeborgen theegerei, op den achtersten tafelrand, een rat omhoog, die wild heen en weer stuipt, een kopje afsmijt, dan met angstig geschreeuw op 't middentapijtje plonst. Eef stolpert hijgend naar de achterdeur, tracht die te openen, plonst op de knieën bij de reet-opening van het vloerzeil, en terwijl de lamp als een sloom-bungelende klok heen-en-weer wiegelt en dooft, gilt ze met de handen als een toeter voor den mond:) ....Hullep! Hullep!.... Hullep dan, Jasper!....
JASPER.
(onder de opening neerzittend) ....Jaag jij me de stuipen op m'n driekwart lichaam, sylphide?
EEF.
(woest met 'n lap om zich heen zwaaiend, om den verdwenen vijand van zich af te houden) ...Ach, me lieve Jasper, God zal je zegenen, kom is gauw boven.... Ik sterf.... Ik sterf, Jasper....
JASPER.
Ja, ja, krekel - ik sterf ook vandaag of morgen, als 'r geen onvertogen dingen tusschenbeiden komen, maar voor jij me 't geduldig voorbeeld geeft - sinds wanneer observeer je mij en m'n familie door dat vernuftige kijkgat?.... EEF....
Jasperlief, God zal je zegenen, praat daar nou niet over... Die verrekte lamp is uit gegaan... Die stinkende olie.... JASPER.
Ja, ja die olie - honderd negentien - vijftig - drie en dertig - twee en half... Als je over olie begint.... EEF.
(huilend) ....Jasper, Jasper, ik kan niet meer op de been kommen van de schrik.... Zit jij nou geen gijntjes te verkoopen.... Zoo'n reuze-sallemander van 'n rat liep daar tegen me lijf op!....
JASPER.
Heb je z'n soort ook kunnen waarnemen? EEF.
Ach, goeie, beste, lieve Jasper.... Je kan alles van me gedaan krijgen as je me uit de piepzak helpt!.... JASPER....
Ik vermoed dat 't 'n Mus rattus en | |
[pagina 106]
| |
geen Mus decumanus is.... En je weet ook niet of 't 'n mannetje of 'n wijfje was.... EEF.
Jessis nog toe, wat ken mijn dat schelen! Toe nou Jasper.... JASPER...
Nee, nee, nee, daar moet je niet over heen glijjen, krekel!.... Zoo'n wijfje, als 't gezond van lijf en leden is, jongt twee en driemaal in 't jaar zes tot twintig naakte jonge kleuters.... Dat kan goed bij je worden. EEF.
God zegen je pest me niet. JASPER.
Eef, kind, spreek nooit van pesten, als je over ratten praat - al sinds eeuwen is 't bekend, dat jouw kamer-genoot de pest-bacillen à discrétion rondstrooit... Ze vreten van alles, krekel... 'r Zijn voorbeelden, dat ze broedkippen zoo van d'r eieren wegsleepen... Ze bijten zelfs jonge kinderen als ze honger hebben en op slapende vrouwen in 't gefährliche Alter zijn ze letterlijk dol.... EEF...
Jasper, je mot 't zelf weten, ik raak van mezelf - 't kouwe zweet breekt me uit.... Jasper, daar is-ie weer! JASPER.
Ach, kom! Denk jij dat dat onnoozele dier zoo verzot op je is?.... En als je 'r dan zoo'n antipathie tegen heb dat tenminste één levend schepsel bij je op bezoek komt: an je linkerhand heb je 'n deur, die nou wel op slot zal zijn voor de inbrekers binnenshuis en achter die gebarikadeerde deur is 'n trap.... Geef je de moeite, glorie van 't huis - ik kom niet naar boven - en ik smeek je ook niet op me eene knie.... EEF.
Zal 'k....? JASPER...
Ja, maar versta me wel: je hóéft niet - je kan ook 'n tête-à-tête met dat intelligente prachtdier hebben.... EEF....
Ach, me lieve Jasper.... (zij staat snel op, waait met den doek om zich heen, smijt den stoel van de deur weg, holt de trap af, haast de benedenkamer binnen, sluit de deur en plaatst er een stoel in verwering voor. Jasper krijgt 'n stille proestbui, verslikt zich in den rook van z'n pijp) ....Lach nou niet.... Je ziet toch dat 'k op me beenen sta te wachelen... (zit hijgend in den stoel voor het bureau,
| |
[pagina 107]
| |
ziet den doodskop) ....Jessis, neem dat kreng van je tafel weg! (hij doet het lachend) ....Hè! Hè!.... Heb-ie 'n glas water bij de hand?.... 'k Heb 'n hartklopping van hier tot daar!
JASPER.
Water niet. Asjeblief 'n kop thee met veel melk. Da's goed voor de zenuwen.... (zij slikt gulzig) ....Eef, Eef, als Mop nou binnenkomt en ze jou hier zoo in profond négligé ziet, zijn we allebei gecompromiteerd....
EEF...
Hè! ...Hè! ...Ik voel me knieën niet... JASPER.
Dat zal van de heilgymnastiek bij die origineele spleet zijn, krekel.... EEF....
Hè!.... Nou word ik weer mensch.... JASPER.
Da's wel laat, maar 't is toch plezierig om 't te hooren.... EEF....
As jij die sallemander - zoo'n smerige smeerlap met zoo'n staart - voor mij kapot maakt, bewijs ik jou ook 'n dienst.... JASPER....
Nee, Eef, ik dood geen nuttigen tijdgenoot - ik dood nooit, dat weet je.... EEF.
Jessis, Jasper, begin nou geen flauwe kul.... JASPER.
Eeflief, nou we weer zoo knus bij mekaar zitten, kan ik 't je wel zeggen: je moet nooit 'n schakel verbreken!.... Jij heb m'n dochter 'n dienst bewezen door 'n zekeren heer, waarvan jij bijzonder veel hield 't huis uit te drijven, en die mannetjes-of vrouwtjesrat bewijst jou weer den dienst door je beminnelijk op ons attent te maken.... 'k Was juist van plan 'n advertentie te plaatsen: Eef, keer terug tot je diepbedroefde familie.... EEF.
(in nadenken) ....Zijn ze na bed? (hij ontkent, wijst naar het presenteerblad) ....Is - is - is die gemeene muzikant 'r vandoor? (hij knikt) Nou, wie het 'r gelijk? Hè'k niet den eersten dag gewaarschouwd, dat de buren 'r schande van spraken? Die jongen, die kwajongen, had met permissie 'n smoel, da'k 'm daalijk doorhad. 'k Zou 'r me vuile vadoeken nog niet an op hebben gehangen! Ja, dat lachte 'n vrouw van mijn leeftijd over de schutting uit, dat peuterde 'n gat in de planken, om alles af te neuzen....
JASPER.
(met kalm gebaar omhoog) Hum!
| |
[pagina 108]
| |
EEF.
Ik heb niet gepeuterd, en as 'k 't wel heb gedaan: 't is mijn huis.... JASPER.
Excuseer. (De klok slaat tien).
EEF.
Suscht! Hoor je dat? JASPER.
Da's de klok bij jou, krekel... Kinderbedtijd. EEF.
(angstig) Die brief van vanmorgen, Jasper, van de huur, hoef-ie niet voor ernst op te nemen.... Ik hou jullie graag as huurders.... Je weet wel wie d'r uit je woning weggaat, maar je weet niet wie je d'r voor in de plaats krijgt.... Je gooit pissebed weg en je krijgt kakkebed terug....
JASPER.
Ja, ja, en dan weet je nog niet, dat er van de pissebedden, de isopoda, meer dan achthonderd soorten bestaan. Ik heb is in m'n microscoop zoo'n isopoda bekeken, en ik verzeker je, dat als je de kieuwdekselplaatjes bij de ademhaling ziet bewegen.... EEF.
Allemachtigste, wat weet jij 'n boel dingen, die 'n ander niet weet. Daar zou 'k nou hier de heele nacht voor op kennen blijven zitten, om d'r meer van te hooren.... Dat leeft alles, hè? - en dat ziet nog niets eens.... Wat 'n gosmirakelen, hè? - as je d'r over nadenkt ....die vogels - die uil - die opgezette.... Wat is onze lieve Heer toch knap.... JASPER.
(bij het slaan van de benedenklok) Eef, kinderbedtijd.
EEF.
Ach, ach, jij het 't hier gezellig met je vrouw en je dochter - maar ik - me heele leven gesloofd en gesappeld voor niks - voor niemedal - want wat heb ik nou? - niks.... JASPER....
Ratten.... EEF.
Jessis-nog-toe, Jasperlief, schei uit.... Roei die ellendelingen nou voor me uit, dan zal ik je bij God in me testament bedenken.... Ik ken niet tegen onweer en niet tegen muizen en ratten.... JASPER....
Da's makkelijk gezegd.... D'r loopen hier kilometers riolen onder 't huis.... We hebben ze altijd gehad. Maar bij mij heb je nooit geïnformeerd of 't huis gebreken had - 'k kan je alleen den raad geven, maak ze net zoo tam als ik - d'r is geen rat hier in 't huis of ze eten uit m'n hand.... Zoo'n dier | |
[pagina 109]
| |
voelt bij intuitie of-ie met 'n mede-dier te maken heeft.... EEF.
(begint te huilen) Ach, ach, ach, as 'k nou maar iemand op de wereld had, die wat om me maalde... Nooit geen suiker in me thee, gepot en gepot, om 't an de gerifformeerde Diakenie na te laten....
| |
[pagina 110]
| |
Negende tooneelDE VORIGEN, EEF, MIEP.
EEF.
Nou dan zal 'k maar.... MOP.
('r oogen bettend) Ga je weg, Eef?
EEF.
Miep het toch gezeid dat as ik 'n stap hier in de kamer zou doen, zij d'r weer uit.... MIEP.
Ach, tante Eef, je zegt zoo'n boel as je kwaad ben.... EEF.
Mag ik je dan.... (gaat naar haar toe om haar 'n zoen te geven) ...Want bij God, 'k heb meelij met jou hoor....
MIEP.
Dat hoeft niet, tante Eef.... (zij zoenen elkaar).
EEF....
Nou dan eet ik hier 'n stukkie mee, Marietje ....Ik heb geen olie meer.... JASPER....
Honderd negentien - vijftig - drie en dertig.... MOP.
Jasper!.... EEF.
Laat 'm maar gaan, hoor!.... Zal ik 'n handje helpen dekken....? MIEP.
Nee, tante Eef, dat beetje kunnen we wel alleen af.... EEF.
En as 'k nou wil....? ....Marietje, ik slaap vannacht bij jullie.... Dat kan toch wel? MOP....
Bij ons? EEF.
Boven slaap ik niet meer. Voor geen goud. 'k Heb 'n rat gezien.... MIEP...
Dan kunt u in mijn bed... Ik wil wel boven... EEF....
Allemachtigste, wat zijn jullie voor wondermenschen... Miep, 'k heb m'n kaars laten branden... Wil jij die effen uitblazen en me rommeltje meebrengen?.... MIEP.
Da's goed.... (zij gaat omhoog).
EEF.
't Is toch 'n engel - ha'k niet van 'r gedacht dat ze 't zoo moedig zou opnemen, wat?.... MOP.
(bedrukt) ....Ja, ik ken geen tweede kind met zoo'n karakter.
JASPER.
Thee, krekel? EEF.
Asjeblief. JASPER.
Laat mij je dan 'ns bedienen. Melk? EEF.
Asjeblief.... Hè, wat 'n zalige gezelligheid.... | |
[pagina 111]
| |
JASPER.
Suiker? EEF.
Asjeblief. JASPER.
Een of twee lepels? EEF.
(beminnelijk) ....Twee.
MOP.
Waar blijft Miep nou? (Miep is op de kamer van Eef gekomen. De rat vlucht van de tafel, als zij binnenkomt. Zij neemt de kaars werktuigelijk op, staart in de vlam).
EEF.
(omhoog roepend) ...Miep! ...Miepie! ...Waar je blijft?....
MIEP.
(starend) Ik kom....
EEF.
Wat is verliefdheid toch 'n gek ding.... JASPER....
Ja! Ik zag vanmiddag twee duiven op 'n roestige telefoondraad en die tortelden, tortelden, dat je 'r haast de tranen van in je oogen kreeg... In de natuur gaat dat alles zoo heerlijk eenvoudig.... (Miep komt binnen) ....
EEF.
Daar staan je boterhammen, Miepie. MIEP.
Dank u. JASPER....
Nou Eef.... EEF...
Nee, hou effen je mond - ik bid voor ik eet.... (zij vouwt de handen. Een stilte).
EINDE VAN HET LAATSTE BEDRIJF.
Amsterdam, 12 Augustus 1916. |
|