| |
| |
| |
Eerste bedrijf
(Het Tooneel is in twee afdeelingen gebouwd - een benedentooneel en een boventooneel, tezamen voorstellend twee kamers van eenzelfde huis.
Het BENEDEN-GEDEELTE stelt voor de woonkamer achter een magazijn, tevens als Jasper's werkkamer ingericht. In het midden van den glazen achterwand, waardoorheen men opgaande stellingen met doozen, instrumenten en opgezette dieren ziet, is een glasdeur met ondergordijn. Links van deze deur een piano met bloemvazen en Beethoven-buste. Er boven een kast met kevers. Rechts van deze deur een rek met boeken. Er boven opgezette vogels, een doos met vlinders, bibelots, enz. Bij het eerste plan, links, een aangename wandbank met tafel en stoelen. Tweede plan, links, deur naar de keuken. Eerste plan, rechts, een door de avondzon beschenen venster met zonnescherm, waarvoor een klein bureau-ministre met een verrekijker. Tweede plan, rechts, een deur naar den tuin. Tusschen deze tuindeur en het bureau-ministre een dwarsstaand boekenrek, geheel gevuld, dat de deur bijna dekt. Onmiddellijk tegen dit rek aan, evenwijdig met het bureau-ministre, is een tafel met papieren, een microscoop, een tuil bloemen en preparaten zoodanig geplaatst, dat Jasper, aan den arbeid, tusschen bureau en tafel in zit. Boven op het rek staan schelpen, zeemeeuwen, een uil en een doodskop. Avondzon tegen het scherm en door het venster.
Het BOVEN-GEDEELTE stelt voor een eenvoudige zitkamer, die twee derden van de tooneelbreedte inneemt. Het resteerende derde bevat naar de zij van den toeschouwer een brok buitenmuur met raam en neergelaten wit gordijn. In de zitkamer, met druk bloemetjesbehang, in den achterwand in het midden een deur. Links daarvan een orgel, rechts een buffetje. Midden rechterzijwand deur naar de slaapkamer. Tweede plan, links, deur naar de keuken. Midden voorgrond, ronde tafel, waarboven hanglamp; armstoel en gewone moderne stoelen. Bijbel op het orgel. Spreuken: ‘Waar liefde woont gebiedt Den Heer zijn zegen’ en: ‘Niets zonder Gods Zegen’ aan de wanden. Portret van een man met een verdord bloemtakje. Pijpenrek met twee oud-bruine pijpen. Eerste plan, links, raam met bloemrek. Er voor, vogelstandaard met kanarie. Op de tafel tafelkleed voor avondeten. Ook voor het raam aan de zij van den toeschouwer is een bloemrek. Augustus.)
| |
| |
| |
Eerste tooneel
JASPER MOP MIEP JOHANNES (in het benedengedeelte) - EEF (later boven).
(komt uit de winkeldeur, vouwt gejaagd een krant toe, aarzelt, wil Jasper, die met een pijp in den mond bij het bureau-ministre zit te lezen, wat zeggen, durft niet, gaat door de keukendeur af. Johannes klopt aan de winkeldeur, opent haar, klopt nog eens aan de binnenzij, zet een goudvisschenkom op de tafel achter Jasper's rug, kucht om de aandacht te trekken, keert naar het magazijn terug. Uit het tuintje klinkt Miep's zingende stem, dan buigt zij zich over het kozijn).
Dunnetjes! (legt eieren op het bureau-ministre). Drie eieren van negen kippen en één haan... Hè?... Hè?.... Wat, vader? (ziende dat Jasper niet luistert, lacht ze en verdwijnt. Jasper, die iets leest dat hem bijzonder vermaakt, schiet in 'n stille lachbui. Boven klopt Johannes aan de middendeur, legt een krant op de ronde tafel, klopt nog eens aan de rechter slaapkamerdeur, af. Eef opent de slaapkamerdeur, loopt in 'r onderlijfje en met papiljotten in de haren naar de middendeur, kijkt de trap af, ziet niemand, ontdekt de krant).
(zoekend) .... Me bril! Waar is me bril? Nou dan!.... Op me nachtkassie.... (hooger van stem) Op me nachtkassie!.... (af in slaapkamer).
(komt opnieuw uit de keukendeur, zet theeservies op de linkertafel, kijkt nerveus naar Jasper's rug, laat twee bordjes vallen zonder dat hij het oplet. Ze raapt de scherven op en verwijt) .... Jasper! Man, leg nou in godsnaam je boek neer!.... (hij hoort niets) Jasperlief, 't is over zeven....
(zonder op te kijken) .... Merkwaardig.... Haast niet te gelooven.... Wat zei je?.... Zei je wat?
(zuchtend) .... Ik?.... Geen woord!
'n Prachtkerel.... Ideejen om te zoenen....
(leest verder).
(op de wandbank, kijkt gejaagd de krant in).
(uit de slaapkamer boven, zoekt haar bril) ....
| |
| |
Wel allemachtigste, niet op me nachtkassie en niet op me bed! (neemt het tafellaken van de tafel, zoekt op het tafelzeil, bukt onder de tafel, vindt de bril op het kozijn, leest dadelijk gretig bij het raam) .... Drie en dertig!.... Allemachtigste! Vorige koers vijftig.... Drie en dertig.... Vijftig.... Drie en dertig.... Drie en dertig.... Da's zeventien achteruit.... Zeventien!.... Daar staat me hart bij stil! Allemachtigste!.... (laat krant en bril op den stoel bij 't raam liggen, gaat haastig de slaapkamer in).
(smijt driftig de krant neer, wil iets dringends zeggen) Jasper!.... (houdt zich in) .... Thee, Jasper?.... (uitvarend omdat hij niet luistert) .... Jasper!
Toe, doe nou 'ns wat menschelijk! Ik neem al zes aanloopen om je wat te zeggen!
(verwonderd) Wat is 'r dan?
Ik vroeg of je 'n kop thee?
(droog) Daarvoor neemt men na te zoute visch geen zes aanloopen. Dat doet men. 'r Gaat in zoo'n geval niets boven de daad. Heb je wat gebroken?
(hem de thee brengend) .... Ja.
Merci, Eieren?.... Heb jij die hier gedeponeerd?
Ik? nee. (hij drinkt van de thee, neemt het boek weer op, glimlacht) .... Jasper, heb je 'n oogenblik voor me, asjeblief!
Lees die dan en permiteer dat ik lees....
(neemt hem het boek af) Da's toch afschuwelijk, Jasper! Als jij 'n boek te pakken heb, bestaat niemand en niets meer voor je....
(goedig) Goed, Mopje, dan zal 'k m'n volste aandacht bij je thee concentreeren. Heb je te lang laten trekken. Of 't water kookte niet. Of 't was stofthee. Aha, 'n stokje. Bezoek. 'ns Probeeren. Vrouwelijk bezoek, (tot Miep in den tuin) Miep! Miepje!
| |
| |
(die onrustig bij de middentafel is gaan zitten) Jasper, 't is vreeselijk, vreeselijk!
De beurs, de beurs?.... Wat voor beurs?
(niet begrijpend) .... Zou je 'r niet aan kunnen wennen, Mop, om je gedachten wat duidelijker te formuleeren?
God, man - ze zijn ruim zeventien achteruit! Zeventien! 'n Paniek zooals 'r in geen jaren geweest is!
O, bedoel je die paar stùkjes?
(angstig) Jasperlief - ik heb zoo iets verschrikkelijks gedaan!
Verschrikkelijks?.... Gestolen? Ingebroken? Me bedrogen? (met pathos) Met wie? Z'n naam! Z'n naam! En bij den Hemel ik scalpeer 'm, ik stoot 'm m'n zwaard....
(over het kozijn) Hahaha, wat is 'r.... Wat doet-ie?
Scheer je weg! Bij 'n treurspel tusschen vader en moeder kijken geen kinders op 't schellinkje toe!..
Miep, kind, laat ons even alleen....
Weg ontaarde!.... (Miep trekt zich lachend terug).
Jasper, op die manier kan ik niet met je praten!
(Eef loopt snel naar de middendeur, komt omlaag).
Jasper, je werkt op m'n zenuwen.
En die neurasthenische thee op de mijne!
Goed, dan krop ik 't alleen. (zet zich aan de linkertafel).
(z'n pijp neerleggend, bezorgd) Tjonge.... Tjonge.... Is 't zóó ernstig?
Ontzettend, Jasp. (met gebaar omhoog) We raken nooit meer van 'r af - 'k Durf 'r niet onder de oogen te komen....
(opgewonden binnen tredend) .... Zeventien!....
| |
| |
Zeventien!.... (driftig tot Mop) .... En van de week zou 't afloopen.... Van de week zou alles terecht komen.... Van de week zou je aflossen op je woord van eer.... Allemachtigste, geen cent worden ze waard! (tot Jasper) .... En jij?.... Nou, en jij?
Goeien avond, beste, liefste Eef, zon van m'n oogen, krekel, sylphide....
Doe me één genoegen, Jasper, en maak me niet rebelsch!
Ga zitten en drink 'n kop thee.
Speel je nou komedie of hoe heb ik 't met je?.... Heb je de krant gelezen?
Nee? Nee!.... (grijpt de krant van de linkertafel!.... Asjeblief!.... Waar staat 't?.... Wel allemachtigste heb 'k me bril.... (loopt de kamer uit, omhoog).
(de krant opnemend) . Waar moet 'k kijken, in 't noorden of in 't zuiden?
Tweede kolom van onder. In 't donker zou 'k 't nòg vinden.... Dáár....
Dus hoeveel zijn ze achteruit?
Dat heb je toch al gehoord? (Eef grist boven de bril van den stoel, komt omlaag).
Ik bedoel hoeveel geld verlies je tijdelijk?
Tijdelijk? (op huilen af) .... De zwendel, ze boren geen olie! 'r Zit heelemaal geen olie!.... We zijn 't alles kwijt....
Jasper - begrijp je 't niet?
(met de bril op den neus bij de middentafel neerplonsend) .... Asjeblief!.... Zeventien.... Zeventien op een dag! Van de week zouen ze olie vinden! Van de week zouen ze op d'r ouwe koers, jawelda!... Van vijftig op drie en dertig, drie en dertig, drie en dertig!.... Da's 'n afgrond, 'n ruïne - da's om in te verdrinken! En hij - hij - drinkt thee....
Zou je meenen, sylphide, dat de ongezellige historie 'r gezelliger door werd, als ik geen stokjes slikte? Damesbezoek - is 't uitgekomen, Mop?
(droog) Eén. Hou je daarbij.
| |
| |
(vinnig) Da's me dank. Eerst iemand villen - en 'm dan treiteren!
(sussend) Vat dat nou zóó niet op, lieve beste Eef - ik ben 'r kapot van - en je weet wat 'n groot kind Jasper is....
Voor drie maanden, op 'n Woensdagavond....
Woensdag, Dinsdag, wat doet 't 'r toe! - zijn jullie bij me gekommen....
Pardon, krekel: jullie is pluralis - ik was 'r niet bij, niet actief, niet passief.
Wees redelijk, krekel, en herinner je dat ik wel met 'n helm, maar overigens zonder contanten op de wereld kwam....
Bedwing nog één seconde je temperament.... Mòp was de kapitaalkrachtige - Mòp kwam in de verleiding achter m'n rug - Mòp heeft met spekuleeren 'r vingers gebrand - en ik, als toeschouwer en leek, kan hoogstens 'n traan plengen, dat jullie vrouwen, in plaats je spaarduiten in 'n soliede ouwe sok te bewaren, je met zaken bemoeit, waarvan zelfs de geniaalste gauwdief geen verstand heeft... Heb je mij in vertrouwen genomen, Mop?... Heb ik ooit 'n hand uitgestoken om jouw couponschaar te hanteeren? Liet ik je geen volkomen vrijheid?
Dat is zoo! Dat is zoo! 't Was je taak, je plicht geweest om 't wel te doen! Nou pluk je de vruchten!
Dierbare Eef, toen de wereldwijze vader van 't schepsel daar, na 'n gevecht van jaren eindelijk z'n plechtige zegen gaf, liep-ie zéér terecht - ik ben nooit 'n financier geweest - naar 'n notaris, om de meest-praktische maatregelen tegenover 'n zwakhoofdig en zwakbeenig schoonzoon te nemen. Ik kreeg economisch niets te zeggen en wóú niets te zeggen hebben. Ergo....
Kles maar! Met klessen krijg ik me geleende centen terug! En met lachen net zoo min! Jij doet as de struisvogels....
| |
| |
Ik wou dat jij 't zelfde dee, hart! De struisvogel heeft in verhouding het grootste ei en de kleinste tong.
(tot Mop) .... Nou vraag ik je!
't Is zoo zalig niet te zien, als je niet wil zien, hahaha!
Jij ben geen man en geen vader!
(glimlachend) Geen man en geen vader. Dixi.
Als 't huis instort, kijkt-ie nog door dat ding (bedoelt de microscoop) hoe 'n manke vloo 'r uitziet - en als z'n eenige dochter den godganschelijken dag bij 't kippenhok scharrelt....
(een ei opnemend) .... Mag ik je offreeren, krekel?.... Geklutst op je nuchtere maag - uitstekend, prima....
Dank je. Bonjour. (bij de deur....) Maar 'r komt herrie!
Jij knijpt je oogen bij alles dicht.
Goed ik zàl dichten tot 'k onsterfelijk word!
Hij houdt zich buiten schot! Hij weet van niks. Hij hoort niks. Hij ziet niks. De buren spreken 'r schande van....
Van dit, van dat, van alles.
Dat 's menschelijk en getuigt van 'n breed inzicht.
(terugkeerend)
Ik scharrel niet bij 't kippenhok.
Wat wil ze toch met 'r kippenhok?
Ik haal niet zesmaal op een dag dezelfde eieren uit 't hok.
Dat's heel verstandig, Eef.
Maar mensch, snap je dan niet, wat ze bij de ren zoekt?
Of de haan hoffelijk voor de negen kippen is.
| |
| |
Jawelda! Of er geen ‘hij’ achter de schutting scharrelt.
Boekenlezen, dooie dieren, tot elf uur in je bed leggen - je achter je vrouw verschuilen, en blindemannetje spelen bij 'n gevrij dat de heele buurt oplet! Bonjour! (trekt de deur achter zich dicht, keert terug, grijpt nijdig haar bril en gaat omhoog).
Ziezoo. Dat voorjaarsonweertje hebben we alweer gehad. Nog 'n kop thee, ouwe.
(angstig) Heb je dat laatste gehoord?
Zou je Miep niet binnen roepen?
Als Miep iets te vertellen heeft, zal ze 't wel doen. Geef nog 'n kop, en bewaar je tranen voor later, In de eerste plaats flatteeren rooie oogen minder - en in de tweede was de thee al slap genoeg. 't Ongeluk met die paar stukjes kom je te boven.
(fluit door 't openstaande venster).
(terwijl Eef in de bovenkamer voor 't raam de krant leest) Hoe laat staat 't op de klok van de toren?
Zijn de kippen al op stok?
Hè, wat 'n vraag, hahaha! (de klok in de benedenkamer slaat zeven).
(meetellend) Een. Twee. Drie. Vier. Vijf. Zes. Zeven. Klopt. (Mop begint te snikken. Hij gaat naar haar toe, legt een hand op haar schouder) Mop, hoe heb ik 't met je? 't Kostelijk leven zit aan geen spaarpotje vast.... En morgen krijg je 't toch weer dubbel of driedubbel terug....
Ik heb meer gewaagd, veel, véél meer, dan 'k jou heb gezegd....
(zacht) Meer - dan je had? (zij knikt) Goed,
| |
| |
dan kom ik met mijn kapitaal aan de beurt - op straat sta je nog niet....
Ach, lieve Jasp, 't is me over 't hoofd gegroeid - 'k heb 'r de laatste nachten niet van geslapen....
(zij schrikt, omdat de klok in de bovenkamer langzaam-dreunend zeven slaat).
'k Schrik bij elk geluid boven, als 'k 'r hoor loopen, als ze de trap afkomt, als ze de deur toeslaat...
(naast haar neerzittend) Je ben wat nerveus, dat is alles....
(opnieuw snikkend) Ze krijgt meer dan 'k je heb verteld....
(terwijl Eef boven de tafel dekt) .... Zoo. (stilte) Hoe groot is de - de schuld?
(moeilijk) Negen - negen duizend....
(nu toch schrikkend) Negen duizend, négen duizend van háár geleend.... Heb je zoo grof....?
Ik had geen surplus meer.
En je zei me voor veertien dagen, dat 't niet de moeite waard was!
't Is de moeite waard geworden! Ik kon de daling niet tegenhouen - van honderd negentien op negentig, tachtig, zeventig.... In vijf maanden van honderd-negentien op drie en dertig! En ze worden nog lager!
Je had £200 - gekocht. Ik kan die berekening niet volgen....
Twee duizend Pond! (jammerend) Twee duizend Pond!
(z'n manchet beschrijvend) Twee duizend maal twaalf is - is.... (fluit het signaal).
Genie, hoeveel is twee duizend maal twaalf? Daar heb ik geen hoofd voor!
(angstig fluitend of hij stoom uitlaat) .... Vier en twintig duizend. Dan is 'r verloren.... (rekent op z'n manchet) Driemaal vier is twaalf, driemaal twee....
Toe Jasp, manchetten kosten zooveel van wasschen....
| |
| |
Dat spekuleert kapitalen - kapitalen - en dat kijkt op 'n vuile manchet.... Driemaal twee is zes....
Een en twintig duizend gulden....
Dus.... (met gebaar naar de bovenwoning) ....Dus zij negen mille?
En wij twaalf duizend gulden.
Da's 't zelfde: jij, wij!
't Zelfde - met je permissie, néé.
Wat doet 't 'r toe! Lieve God, Jasp, trek niet zulke gezichten! Ik heb 'n gevoel of 'k gek word!
Gek? Hoho! Als iedereen gek wordt, die met gokken aan de Beurs 't loodje legt, krijg je om de zes heerenhuizen 'n krankzinnigengesticht met centrale verwarming en electrisch licht à discrétion! (Hij schaterlacht. Eef, die omlaag is gekomen, duwt de deur open, gaat de benedenkeuken in, keert met 'n beugelflesch melk terug).
(kort) Nee, ik zoek niet. Ik heb.
(met bedoeling) Ja, leenen. Binnen de maand terug! Binnen de maand. En met vijf procent rente... Op me woord van eer! Leenen! (slaat de deur achter zich dicht, gaat omhoog).
Dat moet je je den heelen dag laten welgevallen! (hij krijgt 'n stille proestbui) Jasper, vind je de situatie zoo grappig?
Onbetaalbaar. Minstens zoo onbetaalbaar als jouw verlies. Je had bankier moeten worden. M'n respect - doe 't je niet na....
De menschen zijn de zotste diertjes van 't onvolprezen Heelal - die zijn hors concours!.... Die....
| |
| |
| |
Tweede tooneel
DE VORIGEN MIJPEL
Goeien avond. Stoor 'k 'n teet à teet? (hij is 'n oud heertje met lange, witte haren en 'n vergroeide ruggegraat).
(terwijl Jasper koeltjes z'n bureau ordent) Integendeel. Kom binnen, meneer Mijpel.
Warrem. Overdrukkend. Binnen de vijf minuten hebben we onweer. 't Weerlicht al.... (Eef, die in 't bovenkeukentje gescharreld heeft, zet 'n ommeletpan op de gedekte tafel, snijdt brood in blokjes, schenkt zich 'n glas melk in) .... Ja, ik ben zellef angeloopen.... (kijkt van Jasper, die opzettelijk neuriet naar Mop, die angstig voor zich uit staart) ... Daar staat alles bij stil. Da's zoo lang ik de Beurs ken nog nooit voorgekommen.... Bij God niet.... (tot Jasper, die den winkel ingaat) .... Ik jaag u niet weg?
Wegjagen? Nee. Maar m'n vrouw weet waarom ik nooit, zelfs niet als 'k de contanten voor 't grijpen had, 'n plezierreis naar Rusland of Japan zou maken....
(niet begrijpend) Naar Rusland of Japan?....
Ik hou 'r niet van in 'n land rond te hinken, waarvan 'k de taal niet versta. Dan loop je met je mond vol tanden. Hoe moet je 't in China anleggen, om 'n kadetje met Leidsche, of 'n glas spuitwater, of 'n warme kruik, of 'n pakje lichte portorico, te vragen? Met 'n Baedeker in je handen door 't Heelal te marcheeren, of met 'n gids - merci - 'n gids vertrouw 'k eerst dan, cher maître, als 'k sekuur onderzocht heb, of z'n grootouders zich niet aan zonden hebben schuldig gemaakt, die tot in 't derde en vierde geslacht gestraft worden.... Hou de thee warm, Mop!
| |
| |
| |
Derde tooneel
MIJPEL MOP boven EEF
Hèhèhè! Uw man heeft, geloof 'k, van die typige manieren, om iemand 'r tusschen te nemen. En dat zou je heel-aardig vinden, als-ie 'r de goeie gelegenheid voor afwachtte. Vanavond, terwijl ik zoo vriendelijk ben, om geen zwart op wit te geven, terwijl 'k persoonlijk anwip, om de Jobstijding liever mondeling over te brengen dan 'r te schrijven, acht 'k zulke steken onder water, zacht gesproken, ongepast, buitengewoon ongepast!.... Ik laat me geen rooie lap voorhouen....
Ik weet alles. (vinnig) 'r Moet surplus zijn - morgenochtend vóór twaalf uur. En anders... 't Spijt me machtig....
Móét 'k executeeren.... (Weerlicht).
Minstens. En vóór twaalven. Ik snij mezelf bij zoo'n beurspaniek de keel niet af - voor niemand... (Donderslag. Hij schrikt. Boven doet Eef onrustig. Zij laat 't raamgordijn zakken, en legt 'n servet over mes en vork).
(na 'n stilte) U had me zoo angerajen....
Wat geeft dat? Wie koopt daar wat voor?... Ik ben geen orakel van - hoe hiette ze - van - van-weet-ik-veel! Mot ik winst garandeeren? Dan ben ik 'r toch zelf 't eerste bij?.... Angerajen! Angerajen! ....Mot ik voor me pietsie provisie, voor me achtste permille duizenden riskeeren? Nog niet as u me zoon was!....
Doet u me een genoegen en haal u niet op wat 'k zei! 'k Heb 'r geen stenographische anteekening van gemaakt! Weet 'k veel wat 'k zei!.... Maar noù zeg 'k, dat as 'r morgen.... (Donderslag. Eef laat van schrik 'n stoel omvallen) ...Wat was dat?...
| |
| |
Wat ik voor u gedaan heb, doet geen tweede makelaar.... Ben 'k coulant geweest of niet?... Had 'k al niet voor 'n maand kennen executeeren?.... (nijdigjes) Dat wordt op die manier spekuleeren met andermans centen....
U was 'r zoo zeker van dat ze olie zouen boren...
(met 'n gebaar van verveling) Ach!
Dat 't 'n kwestie van weken zou zijn....
Ik had 'r geen verstand van!
Ik wel? Ben ik 'n kenner van tabak, van katoen, van mijnbouw, koper, tin, ijzer, schepen en sporen, omdat 'k aandeelen an de beurs verhandel? Hoe ken men zoo krom redeneeren?
(driftig) Meneer Mijpel, meneer Mijpel! Wat doe 'k met natte oogen! Zaken zijn zaken! Zegt de Bank, bij wie ik zelf beleen: ga zitten, en steek 'n sigaar op, Mijpel, as 'k morgen op mijn beurt me neus snuit en ze met dikke oogen ankijk? Da's bij God waar, je mot je tienmaal bedenken eer je met particulieren wat doet! Heb-ie geklaagd toen je twaalf honderd gulden - twaalf - an Deli verdiende? - heb-ie gejammerd toen je van die transactie met de Rockies bij de twee honderd gulden in één dag schoon opstreek? Da's om de gift van te krijgen!...
(Nieuwe donderslag).
(die boven zenuwachtig heen en weer gedribbeld heeft, en uit angst voor 't onweer de trap af is gekomen, treedt vriendelijk-lachend binnen) .... O, neem me niet kwalijk, ik wist niet dat 'r bezoek was..
(met zichtbaren tegenzin om voor te stellen) ....Meneer Mijpel - mevrouw Eva Bonheur....
(lief) Heel erg aangenaam.... Wat 'n raar weer zoo ineens, hè?.... 't Is vandaag toch niet zoo warm geweest, hè?.... Ik dacht werachentig dat 't insloeg.... (sterk weerlicht) .... Hè!.... Om blind van te worden.... Een, twee, drie, vier.... Wat gek nou toch, nou blijft de slag weg.... (donderslag) Hè!... Zou je 't raam niet dicht doen, Marietje-lief?
| |
| |
Je mot bij zoo'n weer oppassen da-je de bliksem niet antrekt....
Als 'k 'r u 'n plezier mee doe.... (bij 't raam) Miep! Miep, hoor je niet? Met wie spreek je toch? Miep?
(onzichtbaar) Met niemand! Ik kom!
(terwijl Mop 't venster sluit) Is meneer geen familie van....
Dan dacht u verkeerd. 'k Heb geen familie. Geen kip, geen kraai. 'k Sta alleen op de wereld.
(zenuwschokkend achteruit wijkend bij een nieuwe weerlichting) Ik ook. As 'k niet zoo bevrind was met meneer en mevrouw hier, had 'k anspraak an niemand. (donderslag) Hè! Hè, de koppies rammelen d'r van op de schotels.... Zou je 't licht niet opsteken, Marietje-lief - dan zie je 't zoo niet, hè?
| |
| |
| |
Vierde tooneel
DE VORIGEN MIEP
Wat echt, Mop, eindelijk regen! En 'n prachtig gezicht! 'k Zou zoo op 't dak kunnen kruipen om 't weerlichten te zien! (ziet den vreemde) Is 'r iemand?
(voorstellend) M'n dochter Miep - meneer Mijpel....
Mijpel? Is dat....? (Mop wenkt haar voorzichtig te zijn).
(zuur-zoet) Ja, die ben ik. En laat 'k de familie niet verder ophouen. (tot Mop) 'k Heb me boodschap gedaan, niewaar? Vóór morgenmiddag twaalf uur.
U kan 'r toch niet door - hoor, hoe 't giet.... Heb u 'n parapluie?
Blijf u dan nog wat, meneer.... (angstig) Miep, sta niet zoo voor 't raam. Je ken d'r stekeblind van worden.... Hè, wat 'n noodweer.... 't Hagelt, niet?.... Hè!
Ben u d'r bang voor, mevrouw?
(met de vingers in de ooren) Ja, da's gek, niet?... As kind kroop me moeder in de kelder.... 'n Idee, wat, hèhèhè!.... Of je in 'n kelder niet net zoo goed.... (donder) ....Da's ingeslagen... Da's zeker ingeslagen.... Da-we zoo dicht bij de gasfebriek wonen, hè?.... Ik denk altijd: nou most de bliksem is in zoo'n ijzeren gashouer slaan.... Dan ging de halleve stad 'r an... Mijn man zaliger kon as d'r onweer in de lucht zat zoo ziek as 'n hond zijn.... Die voelde 't ankommen.. Die kreeg dooie vingers van de zenuwe - (tot Miep, die de toetsen van de piano aanslaat) ....In Godsnaam, Miep, schei uit!.... Dat doet men niet... Da's 't ongeluk anroepen... (vinnig tot Mop) ...Marie wil jij d'r asjeblief verbiejen!... Tjessus, wie speelt 'r piano as de pannen van 't dak waaien!....
(tot Mijpel) ..Is meneer 'n kennis van meneer hier?
Nee. Ik ben meer 'n extra-goeie kennis van mevrouw....
| |
| |
| |
Vijfde tooneel
DE VORIGEN JASPER
Aha, we zouen 'r 'n kaartje bij kunnen leggen.... Wat 'n gezelligheid....
As 't onweert mot 'k menschen om me heen zien.... (donderslag) .... Hè!.... Wat 'n orkaan...
Mop, da's hier om te stikken! Heb jij 't raam....?
(tot Jasper, die 't venster wil openen) Hè, nee! Doe mij 't plezier.... D'r leggen zoo'n boel blinkende dingen op je bureau! (schrikt) Wel allemachtigste!
Wat is 'r? Wat gebeurt 'r?
Allemachtigste, 'k heb vergeten 't raam naast me bed dicht te doen! Me dekens, me nieuwe sprei - en me japon op de stoel....! Ach, ach, ach!
Hahaha! Daar lamenteert ze bij, in plaats van omhoog te zweven, en de sponde te redden! Ja! Binnen!
(geheimzinnig) Meneer! (wenkt Jasper).
Wat geef je voor vrijmetselaarsteekens, roover?
Bezoek! Nog meer bezoek? Wat heb 'k voorspeld, Mop?
't Jongemensch van de achterzij.
(schraapt zich luid de keel) Hm! Hm! 't Jongemensch van de achterzij, bij donder en weerlicht? Hm! Hm! (kijkt Miep aan, die zich onnoozel, of ze niets gehoord heeft, met de leege kopjes in de keuken wegmaakt) Kan jij 'm niet helpen?
Dan kom 'k met bekwamen spoed! (tot Eef) Zon van m'n hart, 'k hoor 't inregenen met stralen... Dat wordt 'n wolkbreuk over je nieuwe sprei, je dekens en je japon! Krekel, je maagdelijk bed drijft als de ark van Noach door de bovenverdieping! (donderslag) ....en stoot op de rotsen van het gebergte Ararat.... Ik zou.... (maakt een gebaar omhoog te stijgen, gaat dan af in den winkel).
| |
| |
Marietje-lief, God zal je zegenen - Hij maakt 'r makkelijk gekheid mee, maar je weet hoe ik 't bij zulk weer in me beenen heb.... God zal je zegenen, 'k heb voor jou toch ook wel is wat over.
(met duidelijke onrust dat ze de twee samen moet laten) ....Staat de deur an?
Hè, wat 'n vraag, Marietje-lief, of 'k mijn deur voor jùllie op slot zal doen! En kijk-ie effen in de keuken of 'k 't stel niet heb laten branden? (roept haar na) En of Piet niet van de schrik in de zaadbak is gekropen? Zal je?
| |
| |
| |
Zesde tooneel
EEF MIJPEL
(schrikt bij 'n nieuwe weerlichting, legt eenige kranten over de stalen voorwerpen van 't bureau, tracht 'n gesprek aan te knoopen met den ander, die na 't binnenkomen van Jasper de avondkrant op heeft genomen, en die op de wandbank zit te lezen) ....Ik heb u hier toch nog nooit gezien?
As 'k 'n parapluie mee had gebracht, was ik al weg geweest.
Gos, 'k dacht dat u héél dik was.... U zat zoo knus-knus toen 'k van boven kwam.... (Mop gaat boven de slaapkamer binnen).
Heel dik? Zonder te roddelen geloof 'k dat hij me met z'n oogen 't huis uitkijkt en dat zij.... Ben u hier gelogeerd?
Nee, 'k woon op me eigen, een-hoog.
Ja, waar u me vriendin hoort loopen. (stilte) ...Is u ook zoo'n halve geleerde in allemaal dooie dieren?
(grinnekend) Nee, ik doe heelemaal òngeleerd in dooie papieren.
Vandaag in petrolie, morgen in rubber....
(bij weerlicht) Hè!.... (bijschuivend) Is u de makelaar? (hij knikt. - Boven gaat Mop de keuken in) Heb u die twee duizend Pond? (hij knikt) ...Dan zou ik u wel is willen spreken....
Juist over.... Ik zit 'r in....
(vinnig) Fluiten?.... En ze zee....
'k Heb 'r bijtijds gewaarschuwd. Eigen hoofd getoond. Komt niks van terecht....
(boven legt Mop 'n servet over de kanariekooi) ....Wel allemachtigste! Jawelda, ik laat me daar
| |
| |
oplichten! Dan bennen d'r toch nog advocaten.... Daar komt ze... Fluiten! Jawelda! Maar ik niet!...
(geeft haar zijn kaartje) Asjeblief. We zijn buren.
(lezend) Mijpel & Co., in effecten. Dank u, Nee, daar zullen we 'n stokkie voor steken.
En as u nou zoo vrindelijk zou willen wezen me 'n parapluie te leenen?....
Een? Twee! (in de winkeldeur) Marie! Marie! Breng je de groote parapluie voor me mee? Ja, in de gang! An je linkerhand bij 't fonteintje! Heb-ie 'r?.. (terug) ...Dus u meent...?
(waarschuwend) ....Kom u liever zelf bij me an, juffrouw....?
Mevrouw Bonheur. 't Was me erg aangenaam. (tot Mop) ....Mevrouw was zoo beleefd me 'n parapluie te leenen. En 't stort al niemeer zoo. Dames!... (opnieuw tot Mop) Denk 'r an - morgen vóór twaalf.... Dames!
| |
| |
| |
Zevende tooneel
EEF MOP
Nou mag 't raam zeker weer open, Eef?.... De lucht wordt helder....
(humeurig) ....Wat vraag je mijn voor alles permissie! Je doet toch wat je zèlf wil!
D'r was niks beschadigd. Je bed en de sprei waren zoo droog as kurk. En Piet heb 'k toegedekt. (stilte. Eef verzit nijdig) 'k Heb je toch niet te lang alleen gelaten?
Mensch, praat niet zooveel....
Nee. 't Interesseert me niet.
Hè, blijf nou zoo gezellig as daarnet!.... 'k Leg je toch niks in de weg....
(opvliegend) ....Ik zeg je één ding, dat às je me - nee 'k zeg je nog niks!.... (houdt zich met moeite in, gaat nijdig naar de deur, smijt die achter zich dicht, keert dadelijk terug) ....Wat mot die snotneus van hier-achter van Jasper?....
Da's de kwajongen van 't kippenhok.
Maar Eef! Maar Eef!.... D'r gebeurt niks van.... Ik laat me de kwajongen van 't kippenhok over de vloer kommen, terwijl ik krom voor jullie leg!.... Met 'n hoogen hoed op en handschoenen an, jawelda!.... Dat ontbrak 'r an!.... Da's lajenlichten en flesschentrekken!
Zou je wat zachter willen spreken?
Zachter?.... Voor wie!.... Voor wat?.... Fluiten! Ja, ik láát daar fluiten! De heele buurt haal 'k bij mekaar as 't noodig is! Mot jij d'r iemand zóó in laten vliegen?.... Mot je 'n arme weduwe op straat helpen?.... De jongen van de kippenren.... Me met die kwaje meid over de schutting staan uitlachen. Vrijen van mijn centen! Jawelda! Probeer 't....
| |
| |
| |
Achtste tooneel
DE VORIGEN JASPER NANNING
Entrez. Dit is het berucht museum. M'n vrouw - onze zielsvriendin, vrouwe Eva Bonheur - meneer Nanning, Nanning - excuseer, uw naam heb 'k niet goed verstaan....
Ga zitten, meneer Storm. Ga je weg, krekel?.... Merci. 'k Wou je juist verzoeken.... (Eef slaat zonder te groeten de winkeldeur achter zich dicht en gaat omhoog) Nee, Mop - jij hoort 'r per se bij. Meneer Storm wou ons allebei spreken. Hij heeft 'n speciale studie van onze levende volière gemaakt - hij weet precies hoeveel eieren onze kippen in den laatsten tijd legden. (Eef verdwijnt in de slaapkamer boven).
Vanmorgen twee - straks drie.
Ja, mevrouw. En omdat 't toeval 't wou...
(Eef steekt de lamp op).
'n Niet te hooge schutting....
Twee kippenrennen - bij mij is 'r ook een....
Drommels, dat wordt 'n hoenderpark. Als we de zaak voor gezamenlijke rekening exploiteeren, kunnen we versche eitjes bij dozijnen langs de huizen laten venten....
(verwijtend) Jasper, je laat meneer niet aan 't woord....
Pardon. Ik zwijg en neem de gepaste houding aan. (een stilte. Miep komt uit de keuken, groet stijfjes, gaat het magazijn in) ....M'n dochter....
Mevrouw en meneer - ik heb - en misschien was 't niet heelemaal correct - al 'n poos kennis aan - Miep....
Zoo.... en mag 'k, mede namens m'n vrouw, vragen waar die kennismaking begonnen is?
(glimlachend naar de raamzij wijzend) Daar.
| |
| |
(glimlachend) Ook 'savonds.
(ernstig) Zoo, zoo. Dat lijkt op huisvredebreuk, meneer Storm.
Nee, 'k ben op m'n woord àchter de schutting gebleven.
En daar kijk ik zelfs niet over heen. Ga 'ns staan, meneer. (Nanning doet 't. Jasper plaatst zich naast 'm, meet 'm met handgebaar) Ja, u is er àchter gebleven. Dank u. Ga zitten. En?
We spraken - ik erken, dat is 't incorrecte - door 'n gat dat ik met m'n mes in onze schutting, in 'n hoekje naast de ren had gepeuterd.... U kunt u ervan overtuigen....
Merci. De beschrijving is zoo duidelijk dat ik - dat wij - u onvoorwaardelijk gelooven. Dus door die fameuze spreekbuis converseerden jullie bij dag en bij avond....? (ernstig) Hoe groot is dat gat in onze schutting, meneer?
(glimlachend de grootte met twee vingerspitsen aanduidend) Ik keek 'r met één oog door, meneer.
(vroolijk) Met 't andere....
Dat moet héél gezellig geweest zijn, hahaha! Eén oog, één ziel! (plotseling quasi-ernstig) Maar jullie zijn toch niet zulke idioten, om ook 'savonds ieder met één oog, wat?
(verlegen-glimlachend) Nee, en nu ik hier over u zit, moet 'k 't ijselijke biechten: ik klom op 't hondehok en uw dochter op - op de tuingieter...
Man, hoe kan ik dat beoordeelen?
Jij ben 'n vrouw met twéé beenen. (met z'n kunstbeen spottend)
Ik zou het niet klaarspelen!
(glimlachend) De gieter had in de laatste weken wel heel-erge deuken....
Ik moet zeggen, 't is in orde! (schatert luidruchtig) U op 't hondehok en Miep op de gieter! En zoo hebben jullie je gedeclareerd? (schatert opnieuw) Die gymnastiektoer moeten jullie nog 'ns doen, maar met getuigen!
| |
| |
Met getuigen.... Daar wringt juist de schoen - en 'k hoop dat u 'r niet boos om zal worden.... We hebben 'n paar maal - hoe voorzichtig we 't ook deeën....
Op 't hondehok en de gieter....
De buren vergeten? De buren! Maar ben je buiten de maatschappelijke samenleving geboren, meneer Nanning Storm?
U is ook jong geweest, meneer....
Mop, zijn wij ooit zoo jong geweest dat we gaten in schuttingen boorden, over 'n schutting heen onvertogen dingen uithaalden en 't kostelijkst ding van de schepping, de buren verwaarloosden?
Dat herinner 'k me niet meer, Jasp.... (Eef die 'r japon op 'n stoel heeft uitgehangen, zit aan tafel en slurpt 'n glas melk).
Dat herinnert ze zich niet meer! Dat! Dat!... (tot Nanning) ....En verder, meneer? Wie van de buren heeft je schandelijke houding opgelet - zoo dicht bij 't ouderlijk dak?
(glimlachend) 'k Woon hier te kort, om de namen te kennen, en 'k heb ze niet geteld.... De ouwe juffrouw van hierboven onderscheidde zich bijzonder, heel bijzonder.... Die ziet alles, meneer, ook in 't donker - die heeft kattenoogen....
(lachend) Ja, de natuur heeft 'r uitstekend bedeeld....
Mevrouw en meneer, om de kleine, mindercorrecte historie ongedaan te maken, heb 'k de eer om de hand van uw dochter Miep te vragen. Als 'r van uw kant geen bezwaren zijn, kunnen we de spreekbuis in de schutting weer netjes laten herstellen - voor mijn rekening - en de evoluties op hondehok en tuingieter, die lang niet makkelijk waren, staken....
(onrustig, omdat Eef boven 'n psalm op 't orgel inzet) Ja, Jasp-lief, ik zie meneer vanavond voor 't eerst - 'k zou met Miep moeten spreken - en - en - we weten niets van de positie van meneer...
'k Was in 't instrumentenmagazijn begon-
| |
| |
nen uiteen te zetten, maar we werden gestoord.... 'k Doe voor m'n vak - als je 't 'n vak mag noemen - 't zelfde wat uw bovenbuurvrouw op 't oogenblik zoo buitengewoon-talentvol doet....
Musicus. 'k Ben violist - solo-violist - (spottend) en 'k heb als aanbeveling 'n heel pak recensies meegebracht. Asjeblief, mevrouw.
(schraapt zich de keel) Hm! Hm! Da's 'n drama....
'n Drama: hij was muzikant en zij had niks. (hij en Nanning lachen smakelijk. Eef treedt met de melkflesch binnen).
| |
| |
| |
Negende tooneel
DE VORIGEN EEF
O, 'k dacht dat mènéér al weer weg was.
Nee, geluk van m'n ziel, oase van de bovenverdieping, meneer blijft voorloopig.
(zuur) Da's héél plezierig.
Meneer doet ons de eer aan, liefste, om de hand van Miepje te vragen, en is daarvoor tiré à quatre épingles en met 'n niet te taxeeren schat van recensies, door 'n waarachtig noodweer aan komen zetten....
'k Feliciteer je. (gaat nijdig met de melkflesch de keuken in).
Da's je eerste gelukwensch, meneer Storm. En je hoeft 'r niet zoo gebluft na te kijken. Mevrouw Eva Bonheur is 'n vrouw met 'n hoogstaand karakter, 'n merkwaardige intelligentie, 'n enorm bevattingsvermogen, maar zij lijdt af en toe aan kleine, impulsieve stemmingen. Je ben met 'n kilometervaart in de gratie - of je legt 'r met 'n smak van nul-kommazes uit....
Miep heeft me 'n beetje op de hoogte gebracht....
Van de over-beminnelijke eigenschappen van mevrouw....
(terug met een zoutpot) .... 'k Heb wat zout van je geleend, Marie.
Je krijgt 't morgen terug, terug.
We hebben je advies noodig.
Meneer Nanning Storm heeft geen ouwers meer.
Nou en? Nou en! Wat ben je in 'n afgrijselijk-weemoedige bui, krekel! Maar ga toch zit-
| |
| |
ten - ga dan toch zitten! - meneer Nanning Storm, die zoo pas je muzikaal talent heeft bewonderd....
Op m'n woord, mevrouw....
Hij heeft concerten in Duitschland - Oostenrijk - Amerika - waar nog meer?....
En overal zoo'n beetje gegeven! ....Hij balanceert op hondehokken....
En heeft Miep's jawoord, niewaar?
Sinds daarstraks zeven uur.
Wat zullen we antwoorden, adoratie - wij drie?
Ik zeg niks. Ik lach niet over 'n schutting. Ik zeg niks.
Da's voorwaar 'n stilte voor 'n storm - storm: Storm - excuseer de woordspeling, Storm... Hahaha!... Dus, kinderen?
Ik zeg enkel van een-honderd-negentien op drie-en-dertig, drie-en-dertig - meer zeg ik niet!
(bij een gebaar van verwondering) 119 - 33....?
(warm loopend) ....'k Zou je willen verzoeken, Eef.... (tot Nanning, glimlachend) 'n Bijzondere liefhebberij van mevrouw Bonheur; ze is tot in 't dolle verliefd op algebra en wiskunde.... Ze deelt en vermenigvuldigt als 'n wonderkind.... Maar ga toch zitten, sylphide!
Nee, 'k kan 't zoo wel af. As 'k vragen mag, wàt brengt meneer mee?
Twaalf van alles en drie honderd een en zeventig genummerde recensies....
Re-censies. Kritieken bij dozijnen.
En - al gaat 't mijn niet an - ik bemoei me nóóit met jullie zaken - dat weet je - waarvan mot meneer met Miep leven?
| |
| |
'n Snoes, 'n zeldzame bezitting, niewaar?
'k Begrijp alleen niet - sta me de opmerking toe - hoe u dat bijzondere optreden duldt... (Mop, die zich niet meer kan bedwingen, loopt bijna huilend de keuken in).
| |
| |
| |
Tiende tooneel
JASPER NANNING
(terwijl Eef boven kwaadaardig begint te eten) ....'k Denk, jonge man, dat 't onweer de vrouwen wat nerveus heeft gemaakt.... Blijf nog even stoelvast. 'n Sigaar?
Dank u. 'k Rook alleen sigaretten.
Beste Storm, dat was 'n entree met hindernissen. De éérste barrière. In mijn jongen tijd moest 'k in galop over 'n half dozijn greppels en ventre à terre over de brandkast van mijn schoonvader springen. Ik dorst niet eens mondeling om de kleuterhand van m'n vrouw - zoo'n handje! - te vragen. 'k Was, jaja, als weesjongen in de zaak gekomen. 's Morgens acht uur liet de meid me door de achterdeur binnen, en dan poetste 'k eerst de schoenen van meneer, mevrouw en de jonge juffrouw, en dan sleep 'k de messen op de keldertrap - daar, achter de keuken. Later werd 'k intern, omdat de ouwe heer 't te kwaad met rhumatiek kreeg. Overdag, als 'k niets te doen had, verslond 'k de wetenschappelijke bibliotheek en 's nachts - smoor verliefd - fabriceerde 'k gedichten per pond. Jij ook?
Maar de kleine hand vragen, vragen, aan meneer, meneer - née.... Zóó als 'k over 'm stond, was 'k weer de verlegen weesjongen, die z'n schoenen gepoetst had. En de messen geslepen. En de turven in den kelder gestapeld. En den hond uit had gelaten. 't Duurde 'n half jaar. Toen had 'k 't onverwacht geluk in 'n droombui, op 'n Meimorgen, door 'n tram overreden te worden en dit welgevormd been kwijt te raken. Resultaat - prachtige verpleging en de groote verzoening. Maar om me goed te bewijzen wat 'n onderscheiding me te beurt viel, sloot schoonpapa me op, ten overstaan van 'n voortreffelijk notaris, in 'n vergulde kooi met 'n hangslot, en m'n vrouw kreeg den sleutel tot 't uur van m'n dood of van de scheiding-van-tafel-en-bed - 'n methode, Storm, die niet genoeg kan worden toegepast bij
| |
| |
doordraaiers, menschen met 'n verleden en zwak- en één-beenigen als ik, die met meer aandacht naar 't avondhemeltje, 'n kom goudvisschen, 'n openbrekende bloemknop, 'n (bedoelt een opgezetten uil) opgezetten tijdgenoot, 'n larf in 'n microscoop - dan naar 't gros van de dierbare naasten kijken. Heb je naasten lief, maar heb maling an ze. Dixi. Dus zij op den gieter heeft ja gezegd? (Nanning knikt lachend) En je verdient fatsoenlijk je brood - en iets er op?
'k Heb niet veel op de wereld, maar 'k geloof 'n beetje talent.
En je weet dat m'n vrouw en ik niet tot de couponknippende keurbende behooren en dat we sinds eenigen tijd zelfs de bovenverdieping verhuren?
(glimlachend) Nou! Nou! Nou!
En dat Mop (met gebaar naar de keukendeur) - de vrouw met den sleutel van het hangslot - meer schulden in den wijngaard des Heeren heeft, dan het ‘vergeeft ons onze schulden’ gedoogt?
(glimlachend) Nou, dat zal zoo'n vaart niet loopen. Ik ruil met u.
Je ruilt met ons? Jongen, je stapt waarlijk te lichtvaardig over de biecht van je schoonvader in spe heen. (Eef begint boven nog eens 't orgel te bespelen en zingt er een psalm bij) Aha! - En je weet dat we - hoe zal 'k 't inkleeden? - eenige ‘verplichting’ aan die schoone alt-stem van een-hoog hebben? Je ziet: 'k speel open kaart. Als man van m'n dochter heb je 'r recht op te weten of 'r zich hier onder 't linoleum 'n onderaardsch gewelf uit de middeleeuwen met spelonken en valluiken - of hierboven 'n luguber geheim met muzikale begaafdheid en karakter, bevindt.
Al zou 't hier spoken, ging 'k nog geen stap achteruit.
Hulde. Hulde. 'r Zit ras in je....
(hem niet verstaand) Wat zegt u?
(zeer luid) ....'r Zit ras in je. Ja, daar moet je aan wennen, aan dat volume. Nou is ze geweldig uit den koers van 'r humeur geslagen. Als Eef 'r orgel op dit uur bespeelt en ze op dit uur zingt, loopt de barometer angstwekkend achteruit. (zij luis-
| |
| |
teren even glimlachend) Dat is de ouverture Eleonore C ter eere van je engagement. Aha, stilte. Ze peinst. En nu wil jij Miep zeker....? Wacht even. Je hoeft 'r niet voor op te staan. We hebben onze speciale vrijmetselaarsteekens! (fluit het signaal. Onmiddellijk vliegt de magazijndeur open) Zeg 'ns, genie, luister jij aan deuren?
| |
| |
| |
Elfde tooneel
DE VORIGEN MIEP
Je hoeft me niet zoo vroolijk te antwoorden - nee, geef me geen judaskus! - en als je weer den gieter vernielt, stuur 'k je naar een klooster! Nee, geen omhelzingen!.... Deze meneer wil met je trouwen! 'k Moet zeggen, 't is in orde.
Schatlief, 'k dorst niet.
Hou je mond - en laat me meneer ondervragen. Zoo makkelijk geven ouwers geen toestemming. Stilte!
(streng) Heeft u uw militaire plichten vervuld, meneer Storm?
Ingeënt? (Eef begint een brief te schrijven).
Tweemaal. Zeven volwassen koepokken.
Ik woon op kamers, maar heb 'n viool.
Dat zou 'k wat minder hoogmoedig beweren, meneer. Zeven koepokken, geen kerkgenootschap, geen eigendommen - 't is welletjes!.... Politieke overtuiging?
Vooruitstrevend, zoo. Hoe oud?
Dat is bedenkelijk. Vooruitstrevend op zeven en twintig jarigen leeftijd - liberaal op je veertigste - conservatief tegen den tijd dat jouw oudste dochter zich op haar beurt over 'n schutting verlooft....
(lachend) Nanning en ik....
Wat Nanning en jij? Jullie zijn twee degenerees.... Je heb me met de eieren bedrogen! Je heb....
| |
| |
Hou je mond! (Miep kijkt gebluft naar Nanning. Jasper begint te schaterlachen, grijpt haar in z'n armen, pakt haar) Daar, inbrekers - en doe het nou voortaan zònder tuingieter en hondehok.... O, durf je niet in mijn presentie?.... De tuin is nog vrij - de facheux troisième blijft hier....
Pa, je ben 'n snoes.... (lachend met Nanning af in den tuin, waaruit hun vroolijk gebabbel weerklinkt. Jasper staat even in gedachten, gaat omhoog. Mop keert in de benedenkamer terug, zet zich bedrukt aan de tafel, neemt de krant op).
| |
| |
| |
Twaalfde tooneel
JASPER EEF
(binnentredend) Bezig 'n billetdoux te schrijven, krekel....?
(een vloeiblad over den brief leggend) Wel allemachtigste! Je jaagt me de stuipen op me lijf! Je kan toch kloppen?
Pardon. (klopt) En veelgeliefde, zon en maan van m'n hart en m'n oogen, zit je in eenzaamheid bij je pieterman?
Da's hier huiselijk ingericht. Dag Piet. Zit jij opgesloten onder 'n servet, achtenswaardige tijdgenoot? Ach, ach, is de vrouw zoo stout voor je? Tout-è, tout-è vrouw!
Heb-ie niks anders an je hoofd?
Letterlijk niets, sylphide. Beeldig uitzicht van dezen kant. En je onderhoudt je bloemetjes, dat 't 'n lust is 'r naar te kijken. Geef je ze iederen morgen en iederen avond water?
Nou zou ik wel is willen weten wat jij hier komt zoeken? Da's net de eerste keer zoolang 'k hier woon.
'k Loop wat moeilijk trappen met m'n surrogaat-been, appendix van m'n ziel, maar 'k wou je toch nog even en persoonlijk officieel meedeelen, dat 't 'r door is.
(zit over haar) Je was daarstraks zoo beminnelijk, cherubijn, om in onze huiskamer 'n paar toespelingen te maken - en nu kom ik je heel beleefd maar ook heel dringend verzoeken voor de eerste maanden de vormen 'n tikje in acht te nemen.
Jawelda - weet je wat hier leit?
| |
| |
Dat zei 'k al, toen 'k binnen kwam: 'n billetdoux.
'n Brief voor me advocaat.
Schei uit met je sulfiede!
Sylphide, 'k heb 'r niets tegen, dat je relaties met 'n advocaat van goeie of kwaje zaken aanknoopt - dat moet je voor jezelf beslissen - 'k waarschuw je alleen, dat je 't jongemensch, de aanstaande van Miep, niet in 't geval betrekt. Jij, m'n vrouw en ik zijn, om 't zoo uit te drukken, al 'n beetje versleten. Laat die twee jònge menschen, in de mooiste periode van d'r leven - 'r buiten. (strekt trouwhartig de hand over de tafel uit) Wil je?....
As 'k me centen terug heb.
Vind je dat nou zelf rechtschapen?
Rechtschapen? Nee, nou mot jij 't woord ‘rechtschapen’ in je mond nemen! Mot ik de helft van me levensverzekering, waarvoor die stakker (met gebaar naar het portret) krom het gelegen, in jullie handen laten?
Als je mij had geraadpleegd, had ik 't je afgeraden....
Smoesies! Jij weet niks, hoort niks, ruikt niks, ziet niks.... Ik ben 't zat. God zal 'n weduwvrouw, die alleen op de wereld staat, voor zoo'n vriendschap bewaren!....
Ik vraag je ènkel 'r die twee jonge menschen....
Maling an. Dat lacht iemand uit. Dat vrijt halve en heele nachten....
'k Zou me iets matigen, Eef.
Matigen! Nou wil ik wel is zien of d'r 'n engagement van komt vóór ik me negen duizend gulden mèt de rente....
Ik antwoord je niet eens.
Krekel, bezin eer je begint! Als 't hard tegen hard gaat, ben je geen uur zeker van je leven! Als je benauwd droomt, zit ik met mijn bokspoot op 't
| |
| |
hoofdeind van je bedje! (schaterlacht) Als je je verslikt, duikel ik met salto-mortales door je keelgat. Als je niest en hoest, voer ik je bacteries....
Met pek en zwavel zal ik je middagtukje uitbranden....
Man, doe niet zoo idioot.
Eef, ik ben zoo bloeddorstig als 'n spin.... Wanneer jij 't geluk van de jongelui in den weg staat - 'k heb maar één dochter! - scalpeer ik je, kruip 'k door 't sleutelgat, laat 'k (hij beweegt de tafel) de tafel, de stoelen, 't orgel en je pieterman bij nacht en ontij hier dansen.... Wapenstilstand? (steekt haar opnieuw de hand toe).
Ik denk 'r niet an. Me centen.
As je je dag maar onthoudt. (sluit den brief) .... ....Zoo, nou 'n postzegel....
Wil ik 'm voor je in de bus steken?
O nee. Da's waar. Je vertrouwt me natuurlijk niet. Ik zou je billet-doux.... (fluit aan de trap) Johannes! Ja, 'k ben hier. Mevrouw Eva Bonheur heeft 'n boodschap voor je. (Johannes verschijnt in de deuropening).
(met spichtige bedoeling) Ach, Johan, wil u zoo beleefd zijn dezen brief even dadelijk te posten? Wil u?
Ga je gang maar. En dan kan je meteen naar huis gaan.
Anders niks? Anders geen boodschappen?
Anders niets. Dank je wel.
Dan wensch ik u 'n goeien avond - en wel gefeliciteerd met de jongejuffrouw. (tot Eef) En u ook gefeliciteerd, want u hoort tegenwoordig ook tot de familie....
En nou zou ik u erg-vriendelijk willen verzoeken
| |
| |
me alleen te laten. Ik ga naar bed en heb niet de gewoonte naar bed te gaan met heeren op me kamer.
Wel te rusten, sylphide. Droom zacht.
't Zal je zoo bekomen, als je 't meent! 's Kijken wat me advocaat zegt.... 'k Heb zwart op wit.... Zwart op wit.... Daar zal je van opfrisschen....
Nacht, liefste Eef.... (ze blijft ijzig zitten tot hij de deur uit is, doet de deur op slot, gaat in de slaapkamer na de lamp te hebben uitgedraaid).
| |
| |
| |
Dertiende tooneel
JASPER MOP
(die met de krant in haar handen en de oogen gesloten achterover in den stoel ligt, schrikt) Hè!
Schemer je nog? (buigt zich over haar en neemt haar hoofd in zijn handen) Ik wensch je geluk met ons kind, vrouw. (kust haar).
(terwijl in de slaapkamer boven, achter het neergelaten gordijn, de lamp opgestoken wordt en Eef's schaduw zich voor een kleinen, staanden toiletspiegel begint te bewegen) Dank je, man. Ging Johan daar de deur uit?
Voor 'r advocaat. Dat kan n prettige geschiedenis worden.
(zich bedwingend) O, lieve God....
Schaam je je niet vanavond zoo te zitten! (neemt haar hand) . DOEK
EINDE VAN HET EERSTE BEDRIJF
|
|