| |
| |
| |
Tweede bedrijf.
De tuin van Kremer. Links een verlichte verandah, waarnaast een hooge steenen muur. De rechterzij wordt ingenomen door een lage schutting, die den moestuin van den bloemtuin scheidt. Op den voorgrond, rechts, een dichtbegroeid prieel waarvoor tuintafel met stoelen. 't Is 'n drukkend warme zomeravond. Bij 't prieel valt zacht maanlicht.
| |
1e Tooneel.
potter, ferdinand.
(Ferdinand ligt, rookend, in een der tuinstoelen. Potter drentelt met de handen in de broekzakken, eveneens rookend bij de schutting.)
(fluitend.)
Zeg wat 's jouw opinie over Karel?
Da's geen antwoord... Wat denk je van 'm?
Vin je 't niet beter als 'k mijn gedachten voor me hou? 'k Ben al 'n maand z'n gast...
| |
| |
Wel... Maar je hebt gelijk... (fluit) Zeg! (Ferdinand hoort hem niet... fluit) ... Zeg! (Ferdinand schrikt op) ... soes je?... Zeg, je bent ook niet bizonder sociabel van avond.
(fluitend.)
'k Verwed er m'n kop onder dat Meeuwsen en Krapels den trein gemist hebben.
Hoe ver is 't van hier naar 't station?
Een kwartier... En ze hadden nog net 10 minuten.
Meeuwsen heeft lange beenen (vervalt weer in nadenken.)
(rookend, fluitend.)
Vervloekt gezellig ben je!
Eerlijk gezegd ben 'k niet op mijn gemak. Als je 'n maand lang ergens logeert... en je koffers klaar staan voor de reis...
Nou die reis is zoo ver niet... Van den Haag naar den Helder maak je 'n salto mortale in 'n halven middag... Zeg, meende je 't waarachtig met je plan weer naar Indië terug te gaan?
| |
| |
Zeker. 'k Had 't gedaan ook. Je kunt niet vatten hoe dwaas we ons hier voelen. Gister had 'k nog hoogloopende ruzie met den veldwachter. 't Had weinig gescheeld of hij had me ingerekend. Ha! ha! ha!... Stel je voor, hij heeft procesverbaal opgemaakt! (lacht hartelijk.)
Da's verduiveld grappig! Ben je oneerbiedig geweest tegen de gemeentelijke autoriteit?
'k Kwam van den dokter... 'n Nieuwe aanval van koorts... De goeie man verbiedt me pertinent naar Indië terug te keeren... Goed!... 'k Beloof 'm voorloopig in Holland te blijven... Uit mijn humeur wandel 'k langs den straatweg, sla met mijn rotting de koppen van de paardebloemen af, die in 't gras staan... Daar komt de veldwachter: ‘'t Is verboden 't plantsoen te beschadigen.’ (bootst een brommende stem na.) Ik haal de schouders op en lach... Het gewapende mannetje haalt 'n boekje te voorschijn, vraagt mijn naam. Ik lach nog meer. Schrijf maar op... Tarquinius Superbus... anno 510 voor Christus! zeg 'k. Hij kijkt me verbluft an. Ik schater. En toen wou de lummel me inrekenen. Verbeel je dat!
(lachend.)
Patent! Patent!
(mee lachend, daarna ernstig).
't Is hier klein Parijs! Ha! ha! ha!... Ja... en zoo verhuis ik morgen naar de residentie... Die vervloekte koortsen!
| |
| |
| |
2e Tooneel.
De vorigen meeuwsen, krapels (luidruchtig opkomend) broekmeijer.
(druk.)
Den trein verzuimd! Den trein verzuimd! (tot Potter) 'k zei je nog zoo...
Je hebt 't 'r op angelegd.
'n Advocatenstreek! Je bent 'n!... Je bent 'n!... Nou geef me je hand.
Da's 'n leelijke geschiedenis... 't telegraafkantoor was gesloten.
(snel-ratelend.)
Da's 't minste! Da's 't minste... Maar wat moet je hier 'n heelen avond uitvoeren? (tot Broekmeijer). Hebben jullui hier 'n soos, 'n theater, 'n opera? Niet? Dan wandel ik naar den Helder.
De Zwaan! De Zwaan! Moeten zulke ongeluksvogels in een Zwaan logeeren!
| |
| |
Zie je, da's 'n voorbeschikking... 't Noodlot had meelijden met Ferdinand en mij... Nou blijven jullie hier en van avond brengen we met elkaar door.
'k Ga ze binnen waarschuwen... Ze zullen opkijken... 'n Heele opschudding! (Af).
Laten we ook naar binnen gaan, Lo... 't Is onbeleefd.
Ach wat! Ach wat! Larie farie! Je neemt me niet kwalijk, Potter, al is 't je neef, 'k heb me van middag aan tafel verdomd verveeld.
(lachend).
Sans gêne!... Sans gêne!...
(tot Meeuwsen)
Jij had ook dien inval om Ferdinand te gaan verrassen... 'n mooie verrassing.
Pardon. Jij hebt 'r 't eerst over gesproken.
Niet waar. Jij, jij, jij!
Zanik nou niet. We liepen op straat om kwart voor drie. Herinner je je?... Ik zei... Kijk eens wat 'n
| |
| |
mooie meid... Je weet wel die van uit de Sigarenwinkel... Nou? nou? nou?...
Nee dat zei jij... Potter is gepromoveerd... D'r is morgen 'n feestje bij z'n neef... Ferdinand is 'r ook... We konden 'r wel eens de beenen onder tafel gaan steken.
Nee maar... Zoo'n brutale opsnijder. (lacht).
En je hebt je zin gehad... De vrouw van den dokter heeft geen tand in d'r mond, geen tand, zeg ik je... En ze lacht met 'n grijns waar je wee van wordt! Zoo iets... (imiteert). De ‘kuit’ van den notaris, heeft vijf dochters en twee zoons. 'k Weet alles, alles!... de heele stamboom van d'r familie (telt op de vingers) Anna is negentien, teekent, schildert, speelt piano. Marie bakt pruimtaart, Koosje zingt... Trientje, ook 'n celebriteit in 't een of ander... Goeje God 'k ken al de schandalen van 't heele dorp... Gister heb jij 'n proces-verbaal opgeloopen!
Maar Lo, hou nu eens even op met je geratel...
De dokter's vrouw heeft 'n hartziekte, 'n maagziekte, 'n leverziekte... Z' is geloof ik eens gek geweest...
Hou nu toch op! Je maakt me hoofdpijn... 't Is
| |
| |
acht uur... Bepraat eens wat we doen zullen... 'k Ga naar binnen. (Af).
Gebeurt je ook niet dikwijls.
Merci!... Jij wordt ziek over 'n half uur...
Je hebt de soort voor 't bestellen.
Kramp?... Da's te ordinair... Iets meer aristocratisch, vin je niet?
Hou nou op met je flauwiteiten... Je wordt ziek...
Uitstekend... Ik wor ziek.
Wij brengen je naar je logement...
Ferdinand, Meeuwsen en ik.
Goed! Best! Begrepen! en jullui brengt ons dan meteen morgenochtend naar den eersten trein.
Accoord... Of we dragen je.
| |
| |
Nee... ik kan dat niet... 't Is m'n laatste avond hier... Dat zou heel grof zijn.
Gekheid!... Je vertelt als je thuis komt, dat hij (op Krapels wijzende) doodziek was, dat we gewaakt hebben, gepapt, warme kruiken, zandzakken...
Nee. Positief 'k doe 't niet. Ik kan 't niet en wil 't niet.
(met een zucht in een stoel vallend).
Daar heb je 't... Spelbreker! Landrot!
(lachend.)
Luister nu eens... Jullie offert je op tot tien uur.
Nee dat nooit... 'k zeg je ze heeft geen tand in d'r mond en de ander...
(lachend.)
Kijk die ruïne twee uur aan, en ik inviteér je op mijn kamer...
D'r staat nog wijn in een van de koffers... We blijven gezellig babbelen... en morgen gaan we gezamenlijk... Nu?
Maar wat moeten we tot tien uur uitvoeren? Ah, daar is Meeuwsen... (Meeuwsen komt op) wel...
| |
| |
(met een lang gezicht.)
Laat me nu niet aan mijn lot over daarbinnen (tot Potter.) Je neef is naar 'n zeug gaan kijken, die gebigd heeft... De dominee doet 'n dutje... De notaris en de dokter domineeren... Mevrouw Kremer is er niet... en de anderen.
Klemmen zich als parasieten an me vast.
| |
3e Tooneel.
De vorigen karel.
(komt haastig uit de verandah en roept over de schutting).
Janus! Janus!
(komt op klompen aanklotsen, achter de schutting.)
Joa!...
Heb-ie ze goed op stroo gelegd?
| |
| |
Goed! Goed! (wrijft zich de handen.) Ga maar! (roepend) Doortje!
(naderbij komend.)
Hé! Zijn jullie hier? Drommels, meneer Meeuwsen... meneer Krapels...
We hebben den trein verzuimd.
(verschrikt.)
Den laatsten trein!... Ja maar, zie je... ik kan u niet logeeren... ik...
Maak u niet ongerust... We gaan strakjes 'n kamer bestellen in de Zwaan.
(vriendelijk.)
Da's goed... Je bent 'r heel goedkoop... De bedden zijn 'r zindelijk (tot Ferdinand.) Ze heeft gebigd, zeg!... Tien vette rakkers....
Maakt de kraamvrouw 't wel?
Best!... Met dat beest heb ik pleizier... Verleden jaar 'n bekroning... nou tien biggen (wrijft zich de handen.) Waar is m'n vrouw toch?
Is ze weer heelemaal beter?
Wel zeker... wel zeker... 'n flauwte... Ze was draaierig... 't Was ook zoo warm van middag met gesloten deuren... Gaan de heeren mee?... Da's
| |
| |
wel aardig dat u hier bent op den laatsten avond van m'n vrind Smit... (tot Krapels.) Whist u?
Mijn kerkelijke principes...
(schaterend.)
Verdomd goed!
(korzelig tot Potter.)
Hoor eens neef... 'k vat niet waarom je zonder aanleiding lacht...
Wij whisten nooit, meneer Kremer.
O zoo!... o zoo!... (wandelt met Meeuwsen naar binnen.)
(op zijn horloge kijkend.)
Pas kwart over acht... Tinus!... 'k Schop den heelen boel in de war... Kom mee, Ferdinand! we zullen ze opfrisschen... 'n Gezelschapsspel... 'n Dwaasheid... 'n Dolheid!... Denk je, dat 'k weer op m'n stoel blijf zitten. (pakt de twee anderen onder den arm en sleept ze mee naar de verandah.) Verduiveld als 'k lang hier bleef begon 'k 'n amouretje met 't jonge wijf je... (lachend tot Ferdinand.) Drommels... was dat jouw trekpleister?
(driftig.)
Hou toch die onzin voor je! (Af.)
| |
| |
| |
4e Tooneel.
(Het tooneel blijft eenige oogenblikken leeg. Uit de verandah klinkt verward ruzemoes van stemmen. Men speelt op de piano. Krapels' stem boven alles uit. Langs den tuinmuur komt Dora, langzaam. Ze luistert even naar 't leven, gaat dan in 't prieël, 't hoofd op de handen steunend. - Roelofs.)
Mevrouw Kremer! mevrouw Kremer!
We hebben u overal gezocht... scheelt er weer wat aan?
Ei! Ei! weer hoofdpijn? Laat de pols eens voelen. (Zij reikt hem lusteloos de hand.) Hm! Normaal! Bepaald normaal! En toch...
Ik houd u al 'n paar weken in 't oog.
Van morgen is u flauw gevallen onder 't pianospel... Dat bevalt me niet... Hoe zijn u de druppels bekomen?
| |
| |
Willen we eens heel open praten?
U bent immers Karel's dokter...
Ja, ja!... Maar nu als vrind 'n woordje.
(sarcastisch.)
Als vrind?
Vreemd? vreemd... Och nee!... (spottend.) Hou ik u niet van de whisttafel op?
We whisten van avond niet.
(lachend.)
We gaan aan 't pand verbeuren... 'n inval van dien eenen luitenant.
Ja, ja!... Wat zegt u daarvàn?... En nu... (hârtelijk.) Wat scheelt er aan... (langzaam.) Waarover tobt u?
Ik schijn wel heel ziek in uw oogen, dat u zich de moeite geeft... als vriend... tot me te spreken.
Nu begrijp ik u niet... Ben ik ooit ònvriendelijk geweest?
| |
| |
'k Heb niet 't recht verwijten te doen.
(schamper.)
Ik hou u toch niet op?
(eenigszins knorrig.)
Goeie Hemel, wat 'n kwaad humeur.
(kort, zenuwachtig.)
Aha! Om te lachen!... Neem 'r geen notitie van! Dat hebt ge nooit gedaan. Geen van die daar! (wijst op de verandah.) Ik ben 't toch al twee jaar.. een vreemde eend in de bijt...
(haar in de rede vallend.)
Ik verzeker u...
(driftig.)
Twee jaar 'n speelpop... 'n machine... Twee jaar levend begraven... (wringt zich de handen.) O, God!
Hahaha! Ja, die zou lachen, net als ik nu.
U is schrikkelijk overspannen.
Ja, niet waar? En 't is hier toch zoo rustig, zoo landelijk... Hoe kom ik zoo? Hoe kòm ik zoo? Hahaha!
Lach nu eens niet... 'k Wou ernstig spreken.
(spottend.)
Da's goed. Heel ernstig... Wat denkt u over electrische verschijnselen bij zenuwen en spieren.
| |
| |
Wat is dat nu voor dwaasheid?
Da's modern... Lees Dubois Reymond.
(heel knorrig.)
Als u dan niet wilt... dan groet ik u... (staat op.)
(laat hem gaan tot de verandah-deur.)
Dokter!
Ga nog nog eens zitten... Meen j't goed met me?
Dat wist ik niet... Geloof je, dat 'k ziek ben?
Overspannen... Opgewonden...
(droomerig.)
Ja... ja... heel erg... heel erg...
Maar da's niets... 'k Zal 'n kalmeerend middel voorschrijven.
(lacht luid.)
Een kalmeerend middel!... Wat ben je grappig, dokter! Weet je wáárom ik je terug riep?
Ja, waarom dan. Met lachen komen we niet verder.
(plotseling ernstig, afgetrokken).
'k Denk soms...
| |
| |
Dat... dat 'k gek ga worden.
Dwaasheid! Malligheid! Hoe komt u daartoe?
(met klem).
Is daar 'n middel tegen?
(voor zich uitstarend).
'k Ben flauw gevallen van middag... Dat wàs geen warmte... Ik speelde... Toen kwam 'r 'n golf van ontzetting over me... 'k Las de noten... zag ze niet.
Nee! Nee! Nee! Doe nu geen onnutte vragen... zie je... als je speelt... gaan je vingers als automaten... Waarom?... Je hoort klanken, klanken, klanken... Waarom? De oorzaak, zie je? De oorzaak... Waarom spreek 'k nu hier?... Waarom zit je daar, dokter? Dat zijn van die gekke dingen... Zie je... en van middag, had 'k zoo'n oogenblik... dat 'k an krankzinnigheid dacht.
Maar dat is toch te erg... U is te verstandig...
(droomerig).
Verstandig?... Zijn wijzen gek of gekken wijs?
(lachend).
Dat zijn van die paradoxen... waar 'k 't antwoord op schuldig blijf... Leest u veel?
| |
| |
Niet meer!... Ik durf niet meer.
Spreek nu eens niet in raadselen.
Heb je ooit m'n biblitheek gezien?
Die kon voor u toch niets bevatten.
(driftig).
Driekwart heb 'k verslonden...
(lachend).
Werken over medicynen... philosofie... Sterrenkunde... Ach kom! Ach kom!
Zeker - 'n knap man... te veel kamergeleerde... 'n Beetje bizar.
'n Beetje bizar... Dat is 't woord... Zijn boekerij is bizar... (plotseling driftig). Maar waar praten we eigenlijk over?... Als je 'n kind bij snoeperij alleen laat, bederft 't zich de maag... Dat hebt jullui gedaan... jullui!
Ik vat 't verband nog niet.
Wat denk je dat 'k nu al twee jaar doe om den tijd te dooden?
| |
| |
't Huishouden! Daar zorgen m'n man en de meid voor! (lacht pijnlijk). Ik lees... lees... lees... (op haar voorhoofd wijzend) ... Hier is 't alles één wirwar soms... Ken je Haeckel, Charcot, Darwin - (lacht) ... 'n Blauwkous, niet waar?... Nee, onzin!... Dat ben ik niet... Ik begrijp maar 'n beetje van dat alles... Maar dat beetje maakt me ongelukkig, dood ongelukkig, ('t hoofd in de handen verbergend, smartelijk). Daar nu weet j't!... Ik stik hier in 't dorp met mijn gedachten... Ik stik, bij 't gewouwel daar binnen... Ik ben nooit jong geweest... 'k Wil toch ook eens jong zijn... 'k Wil hier van daan, weg, weg! D'r is een andere wereld buiten dit huis... 'n wereld die 'k gis... Ik moet er uit... leven, weten wat leven is... Nu weet je hoè ziek ik ben!
(na een oogenblik stilte).
Als ik 't goed begrijp, is u nerveus door overspanning... 'n kleine aanval van Weltschmerz... 'k Heb er een patent middel voor... Geen verdere lectuur en 'n zomerreisje van een paar maanden.
(weer spottend)
Ja, 'n reis zou me goed doen.
'k Zal er met Kremer over spreken... en kalmte hoor!... Jullui kunt deze week nog afreizen.
We moeten geen gras laten groeien over onze ingebeelde ziekte.
| |
| |
'k Ben gastvrouw... De luitenant...
Die gaat toch morgen heen?
Ik geloof 't niet... Ik moest dat toch weten.
Hé, da's vreemd. Na tafel zei hij het terloops... O!... U was er niet bij...
Gaat de luitenant...... morgen?
Ja... En nu zal ik met Kremer spreken... Gaat u mee?
Maar dan niet denken... (lachend). Of denk aan mij... Ik ben licht verteerbare kost... Tot straks... (gaat de verandah binnen. Bij 't openen der deur bonst stemmengejoel naar buiten. Even 't tooneel leeg. Dan wordt de deur weer geopend. Mevrouw Haring vlucht in den tuin, achtervolgd door Meeuwsen).
| |
| |
| |
5e Tooneel.
(hevig gestikuleerend).
Nee, 'k doe 't niet.
'k Zwem geen rooie zee over.
Heusch, u zult niet nat worden.
'k Doe 't niet... 'k Ben moeder van zeven kinderen.
Ja maar, die zeven kinderen hebben nu niets met de rooie zee te maken... Schoone nimf, als ge absoluut niet te water wilt, kost 't 'n tweede pand.
(naar binnen vluchtend).
Zoo'n spel... zoo'n spel... Voor iemand op mijn leeftijd!... 't Is 'n Schandaal!... 'n schandaal (af).
(geeuwt luid).
Pas half negen.
(Af).
| |
6e Tooneel.
(Af en toe klinkt de piano).
dominee, ferdinand.
Verbazend warm!... Even 'n luchtje scheppen.
| |
| |
(naar Dora in 't prieel gaand).
Ben je hier? Kom je niet binnen?
We komen U even gezelschap houden. (zij gaan zitten).
Mag 'k 'n sigaar opsteken?
(presenteert Dominee).
Hier is 'n vlammetje. Beter vuur nemen, Dominee... De sigaar brandt scheef.
Zoo rook ik altijd... Juist lekker zoo... Heb je wel opgelet hoe 'n sigaar smaakt, die half aan is?
Ruik eens... Drie luchtjes... positief drie luchtjes...
'k Doe m'n best... 'k ruik 'r maar één.
Je bent geen kenner, vrind... Je bent geen kenner (tot Dora). Weer niet in de Kerk geweest, mevrouw?
Dat duurt al een half jaar.
Ja, ja... ongeveer 'n half jaar.
De Kremers hebben altijd 'n goed voorbeeld ge-
| |
| |
geven... Karel is altijd op z'n post... zooals 't betaamt.
Waarom?.. ja juist, dat vraag ik ook.
In 'n kleine gemeente wordt alles beoordeeld... Ik wacht u bepaald volgenden Zondag... Dat is 'n eerste plicht.
'n Plicht!... Ja... ja... 'n plicht... En hoe veel plichten zijn konventie?
(trotsch).
'k Meen toch vrij te zijn...
(ijverig).
Dat is u niet...
(prikkelbaar).
Ik wil 't... En nu u 't vraagt... 'k Kom er niet meer, nooit meer in uw kerk!...
We blijven even goede vrinden... onze gedachten loopen te ver uiteen... En elk zijn meening... Kom... 'k ga pandverbeuren...
| |
| |
(haar tegenhoudend).
Daar zal 'k met Kremer over praten... Da's al te erg... Da's grof... Dus ik verveel u als ik spreek.
(ongeduldig).
Nee, nee! Dat heb ik niet gezegd... Maar ik geloof niet en dus...
Ga nu eens zitten... verklaar dat eens.
Nee, 'k ga pandverbeuren.
Mevrouw Kremer... 'k Roep God tot getuige...
(lachend).
Een fictie, 'n fictie, Dominee... (op Ferdinand's sigaar wijzend) Alles rook... rook!... En wat asch!...
(Af).
| |
7e Tooneel.
ferdinand, dominee.
Da's al te sterk... Dat duld ik hier niet... 'k Moet Kremer spreken... een atheïst!...
(Af).
| |
| |
| |
8e Tooneel.
de vorige, krapels, potter.
(overredend).
Je maakt je belachelijk.
Nee, 'k doe 't niet... Da's 'n lage wraak van Meeuwsen.
(lachend).
Hij kan z'n pand inlossen... als-ie... als-ie alle dames twee zoenen geeft.
Mevrouw Roelofs keek zoo smachtend naar je! Met oogen! Met oogen!
Laat 't pand in den steek!
Maar kerel... 't Is m'n sabel... (tragisch, met pathos). Tinus, als je m'n vrind bent, de speelgenoot mijner vreugdelooze jeugd, mijn vertrooster, mijn broeder, ga dan terug, zeg dat 'k ongesteld ben geworden, ziek, dood ziek!
't Zat me al lang onder de leden... mazelen... kinkhoest... griep...
| |
| |
Daar!... 'k Ga nog liever naar de biggen! (springt over de heining).
(afgaand tot Ferdinand).
Wil jij remplaçant zijn?
Dank je... Ik blijf hier voorloopig verdekt opgesteld.
| |
9e Tooneel.
karel, (druk pratend met Roelofs), daarna dominee.
Tien biggen... Da's mooi... Da's heel aardig... Hoe staat 't met jouw zeug?
Kremer... We moeten eens samen praten.
Nee... De heeren zijn geen vreemden... Ik ben boos... Nee boos is 't woord niet - verontwaardigd ben ik over je vrouw.
| |
| |
Ja... alweer... En nu moet jij als man 'n eind daaraan maken... Je vrouw houdt me voor den gek.
(op Ferdinand wijzend).
Meneer was getuige.
Ik hou me er liever buiten.
Maar u was er toch bij... U was er bij... Je vrouw zegt me dingen... dingen die 'k niet herhalen wil... Ze liet me staan als een kwâjongen.
Op dien voet wil ik niet langer je gast zijn... Je moet je vrouw onder handen nemen... Wie had dat kunnen denken... 'n atheïst...
Ze lacht om God... om de geboden!
(verschrikt).
Doet ze dat?
En in termen!... Foei!... En dat tegenover mij...
Je moet dat zoo niet opvatten, Dominee. Mevrouw Kremer heeft tegen mij ook heel vreemde dingen gezegd.
| |
| |
Ziek!... Ziek!... Wat meen je?
Ach kom nou... Hoe kan dat?... Ze heeft 'n leven als 'n prinses... Ze doet niks, niks, niks... Hoe is dat mogelijk!... (Binnen wordt een wals op de piano gespeeld).
Ik heb mijn opinie gezegd... Wil je dat we goede vrienden blijven Kremer, dan weet je wat je te doen staat.
(Af).
'k Begrijp niks meer... m'n vrouw niet, m'n huishouden niet!... Zeg, Smit, d'r ligt binnen 'n procesverbaal voor je.
(kregelig).
'k Vind 't alles behalve pleizierig, dat zoo iets met mijn gast gebeurd... 'k Ben wethouder...
Ja, ja... dat weet 'k al. (driftig) Die gast gaat morgen heen... Je opmerking was dus te veel...
| |
| |
| |
10e Tooneel.
de vorigen, dora.
(komt schaterend uit de verandah).
Maar doe dan toch mee! Ik amuseer me kostelijk... Luitenant Krapels is daar net gekomen... Heelemaal nat... Hij is in 'n sloot geloopen... Je moet 'm zien! Je moet 'm zien!
M'n goeie tapijten... 't Wil toch wat zeggen!... M'n heele huis wordt geruineerd.
(koel).
Maak je niet ongerust. Hij verkleedt zich in de keuken.
(lachend).
In de sloot geloopen!... Als-ie maar geen kou vat... Laat een kop camille zetten...
(tot Ferdinand).
Ga je mee?
Maar Roelofs... Kijk haar eens aan! Ziek? Je bent gek! Ze ziet er uit als 'n roos! (plotseling dom lachend). Beschuit met muisjes soms?
Kremer! Kremer! Kremer! 'k Ben toch de baas in me eigen huis.
| |
| |
Sla nu niet door. Ik zeg je, je vrouw is ongesteld. Ze moet andere lucht hebben, lichaamsbeweging.
Goed, goed. Als ze maar wil. Ik wandel elken dag. Je kunt morgen meegaan naar Teunis, kind, 'n goed uur loopen. Ik zeg je niet om in je kamer te blijven...
Nee, da's waar... da's waar... Wat gaan we bij Teunis doen?
Een koe koopen... Niet de gevlekte... Je weet wel de witte, die...
Sakkerloot Kremer, hou je nu niet zoo bot! Je wil zeker niet begrijpen? D'r is geen sprake van 'n wandeling... Je vrouw moet naar 'n badplaats.
(verbluft).
'n Badplaats?... Nee maar... Nee maar, 'n badplaats, zeg je?
(ongeduldig).
Ja, en spoedig ook.
Nee, nee... 't Is zoo erg niet.
| |
| |
Ja, als jij dat zoo positief zegt... Overspanning.... Ben je overspannen, kind?
Hahaha! Dat weet 'k al niet meer... (tot Ferdinand) Krapels zag er zóó mal uit...
Ja maar, luister nou eens kind. Als Roelofs 't zegt, moet 't dan maar... Zeg, je hebt toch 'n tante in den Haag? (zij knikt). Zie je, ik heb toch altijd goeie invallen. Je gaat 'n dag of veertien in den Haag logeeren. Je neemt 's morgens de tram naar Scheveningen. Je neemt 'n broodje mee voor twaalf uur... Dat komt dan heel goedkoop uit... Laat eens zien... 'n dubbeltje er naar toe... 'n dubbeltje terug... en 'n glas melk...
Grappenmaker!... August de Domme! Weet je wat mijn voorschrift is? Jij gaat met je vrouw op reis... 'n paar maanden minstens!...
Ik dacht over 'n maand in Wiesbaden en 'n maand in 't Schwarzwald.
Denk je dat 'k millionair ben?
La, la! We weten hier wat ieder weegt... 't Is voor je zelf ook een pretje.
(zich opwindend).
Twee maanden weg!... 'n schat geld!... Je bent gek, Roelofs! Dat kan ik niet betalen!... Dat wil ik
| |
| |
niet betalen!... Voor wie zie je me an?... Twee maanden 't huis sluiten... Da's gekkepraat. Da's... Da's...
(valsch).
Als ze nog ziek was. (tot Dora). Je hebt met den Dominee ook al ruzie gehad!... Dat gaat zoo niet!... Dat gaat zoo niet. 'k Ben 'n burgerman. Ik kan dat niet betalen! Overspannen? Moet ik je op reis zenden omdat je allemaal onzin vertelt over weet-ik-wat?
Welnee! 't Is toch niet noodig, zei ik je al! 'k Wandel morgen mee naar Teunis, voor de witte koe.
(nijdig).
Ik kan dat niet betalen. Wie zou er voor de boerderij zorgen, voor...
(zijn toorn bedwingend).
... de biggen, zei ik.
(opgewonden).
Ja, niet waar... Dat kan niet. Je gaat naar Scheveningen, kind, en ruzie met den Dominee wil ik ook niet meer. Je begrijpt toch wel, we kunnen niet met 'm overhoop liggen... Je hebt van die dingen gezegd over God... Ik schaam me. Ik schaam me waarachtig
| |
| |
dat mijn vrouw... Je zou zoo de heele whistclub in de war sturen.
'k Heb je al honderd maal gezegd niet zooveel romans te lezen. Je kon Da heel wat werk uit de handen nemen.
(plotseling uitbarstend).
Heb je nu genoeg lompheden gezegd?
Je stelt je an als 'n boer... als 'n... 'k heb nog te veel tact om je in 't bijzijn van vreemden méer te zeggen. Ik ga niet op reis, nòch naar Wiesbaden... nòch naar Scheveningen... Twee maanden met jou... (houdt zich in, draait zich om, leunt tegen de schutting, den rug naar 't gezelschap keerend).
(korzelig tot Karel).
Ga je mee? Je moet dat maar verder met je vrouw uitvechten. Mijn opinie ken je.
Ja maar, kijk nu eens. 't Gaat maar niet aan...... (pratend met Roelofs af. De piano speelt een wals van Strauss.)
| |
| |
| |
11e Tooneel.
dora, ferdinand.
(schommelt onrustig in zijn stoel).
Dora!... (geen antwoord). Dora!... (geen antwoord; hij staat op, legt de hand op haar schouder). Dora!... God, huil je?
(wandelt eenige malen driftig op en neer dan stilstaand).
Zie je m'n bloed kookt. 'k Zou...
(zenuwachtig, haar tranen afvegend).
Je zoudt... Je bent even grof... Je gaat morgen?... Waarom hoor ik dat van anderen?
(overtuigend).
Omdat... Omdat... 'k Had 't zelf willen zeggen. Je was weg.. (hartstochtelijk) Je man is 'n lomperd, 'n oud wijf, 'n... (loopt op en neer; daarna stilstaand). Dit is geen thuis voor je... 't Is 'n hel hier... Ik zou weg loopen! Hier vandaan!
Weg loopen? Naar tante, die me deur zou wijzen...
(aarzelend.)
Zie je, 'k weet... 'k weet menschen... die... (op en neer loopend). Kan ik wat voor je doen?
| |
| |
Als 'k je zeg, dat, 'k wegga, beroerd... Kapot!
'k Hoèf toch niet naar Indië terug... 'k Kàn toch in Holland blijven...
(smeekend).
We zullen naar binnen gaan...
Dora!... (zij gaat langzaam heen. Bij de deur stormt Krapels naar buiten, broek te kort, klompen, vest en buis te wijd, een meiden muts op 't hoofd. 't Heele gezelschap komt joelend achter hem aan).
(op een stoel springend, de armen omhoog).
Hier heb je Amor!... Wie wil Psyché zijn?
(zenuwachtig-lachend).
Ik?... (ze neemt de pose aan. Algemeen gelach en bravo's).
|
|