Een nieuw Nederlandsch verzen- en liedeboek(ca. 1860-1870)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Oranje-liedje. Vrolijk. ‘O---ran---je----hout-je kan geen kwaad.’ Dat heb ik wat ge--zon--gen, En 'k heb er, als een jon--gen, Meê loo-pen zwie-ren langs de straat; En 't zal me nooit be--rou--wen: Wil-hel--mus van Nas- sou---wen, Wil-hel---mus, Wil-hel----mus, Wil- hel-mus van Nas--sou--wen! Wat heb--ben wij je lief ge----had, Gij Prin-sen van O--ran--je! Wat is er te--gen Span-je Voor jou al Hollandsch bloed ge--spat! Maar 't zal ons nooit be--rou--wen: Wil-hel--mus van Nas- sou---wen, Wil-hel---mus, Wil-hel----mus, Wil- hel-mus van Nas--sou--wen! Al is ons Prins-je nog zoo klein, Al- e----vel zal hij we---zen Ons Prinsjen uit--ge- le---zen, Al---e---vel zal hij Ko---ning zijn, En 't zal ons nooit be--rou--wen: Wil-hel--mus van Nas- sou---wen, Wil-hel---mus, Wil-hel----mus, Wil- hel-mus van Nas--sou--wen! Och, Ko---ning uit O---ran---je----bloed! De wel-vaart de---zer Lan-den Die stel-len we in je han-den. Voer staf en de--gen vroom en vroed! Dan zal ons nooit be--rou--wen: Wil-hel--mus van Nas- sou---wen, Wil-hel---mus, Wil-hel----mus, Wil- hel-mus van Nas--sou--wen! Vorige Volgende