Kinderliederen
(1863)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij
[pagina 80]
| |
[pagina 81]
| |
wek den zoe---ten geur? Kin-der-tjes! dat is een
le----ven, Len-te staat weer voor de deur, Len-te
staat weer voor de deur. Laat haar bin-nen, Laat haar
al----le ven--sters dringt? Nachte--gaal--tje slaat daar
bui--ten, Hoor hoe zui--ver dat hij zingt, Hoor hoe
zui--ver dat hij zingt! Laat hem bin-nen, laat hem
kap--stok hoed en jas, Laat ons vrij en vro-lijk
loo---pen, Door het fris--sche, mal-sche gras! Door het
fris--sche, mal--sche gras! Len----te, toef nog, kom niet
| |
[pagina 82]
| |
bin-nen, Len----te-lief, die wij be-minnen, Laat haar
bin-nen, laat haar bin-nen, Lan--te---lief, die wij be-
min-nen!
bin-nen, 't Zan---ger-tje dat wij be-minnen, Laat hem
bin-nen, laat hem bin-nen, 't Zan-ger-tje dat wij be-
min-nen.
bin-nen, Bui-----ten zul----len weu be-minnen, Len-te
toef nog, kom niet bin-nen, Bui--ten zul---len weu be-
min-nen!
|
|