Kinderliederen
(1863)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij
[pagina 52]
| |
[pagina 53]
| |
is sol-daat, Ach! had ik maar werk Dan wist ik raad, Dan
wist ik raad! - Dat zag een bra-ve boe--ren-vrouw, En
zel: mijn lie-ve kind! Wat loop je bar-voets in de kost En
huilt er je kij--ker-tjes blind? Wie wer-ken wil, vindt
al-tijd raad, Voor jou heb ik nog wel o-ver-daad; Wie
| |
[pagina 54]
| |
wer-ken wil, vindt al-tijd raad, Voor jou heb ik nog wel
o---ver------daad. Ze werk-te laat, ze werk-te vroeg, En
dien-de braaf en trouw, Een boertje flink en rijk genoeg, Die
haal-de haar t'huis als zijn vrouw; Maar had ze toen ook
o-ver-daad, Maar had ze toen ook o--ver-daad, Toch
| |
[pagina 55]
| |
bleef ze, toch bleef ze nog vlij-tig vroeg en laat, Toch
bleef ze, toch bleef ze nog vlij-tig vroeg en laat.
|
|