Kinderliederen(1863)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] VIII. Lammeren. J.J. Viotta. Matig snel. Daar bui--ten op de wei---de, Gaan lam'ren klein en groot, Zij gra--zen van den mor-gen, Tot aan het a-vondrood; Op-dat geen leed hen Maar meer nog dan de her---der De lam-mer-kens be--waakt, Waakt God voor vro---me kin--dren Dat hen geen on-heil naakt: Hij ziet, van uit den [pagina 19] [p. 19] de--------ren, Geen lam ver---dwa-len zou, Be- waakt een wak--kre her----der De kudde vroom en trouw. he--------mel, Be---hoe-dend op ons neêr, En waar we onwe---tend dwa---len Voert Hij ten goede ons weêr. Vorige Volgende