Kinderliederen(1863)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] IX. Roodborstje. David Koning. Vrolijk. Rood-borst-je, rood-borstje, geesti-ge dief! Heb je wel ooit zoo le proken ge-ze-ten, 't Kooitje van ko---per en 't bak-je vol e--ten, Aar-di-ge springer, wat heb ik je lief! Aar-----di-ge springer, wat heb ik je Knaapje---lief, knaapje--lief, was er mijn kooi. Was er mijn e---ten ook lek-ker en keurig, Bui-ten in 't bosch is het eens nog zoo fleurig, Vrij te zijn, lie--vert! is be--ter dan mooi, Vrij te zijn, lie--vert! is be--ter dan [pagina 21] [p. 21] lief. Toch kweelt uw keel-tje geen lus-ti---ge zan-gen, Vo---geltje, zeg me! wat is er ge-beurd, Dat ge de veer-ties zoo slap--jes laat han---gen? Rood-borst-je, zeg me! waar-om dat ge treurt? mooi. Och! Laat mij los, laat in vrij-heid mij springen, Ginds op dien boom, waar geen tra--lie mij stoort! Vrindje, dan zal ik een lied voor u zin---gen, Zoo als ge nim-mer of nooit hebt ge--hoord. Vorige Volgende