Al de volksdichten. Deel 2(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 171] [p. 171] Openhartig. 1. Wilt ge grappen, wilt ge pruilen Wilt ge lagchen, wilt ge huilen, Zijt ge boos of zijt ge goed... Zeg maar, wàt of 't wezen moet! 'k Haat dat mokken en dat zwijgen, Waar 'k geen ênd aan vast kan krijgen; Zeg, wat hebt ge? - 'k draag er dan, (Als ik kan!) Hartlijk graag mijn pòrtie van. 2. Leg uw lippen aan mijne ooren, Als geen ànder het mag hooren, Maar spreek rond en duidlijk uit, Wàt gij in uw hart besluit: Moet ik troosten - zeg me uw lijden! Mag ik juichen - uw verblijden! Liefde (en Vriendschap bovenàl!) Heeft geen val, Dan met òvergaanden bal. [pagina 172] [p. 172] 3. Wie zijn borst eens òp wil luchten, (Zij 't in zingen of in zuchten) Hij betrouwe een Vriendenhart Wat hem streelt... of wat hem smart; Zaâm genoten, zaâm geleden, Zaâm gedragen, zaâm gestreden; Wàt of 't dan ook wezen zou, (Vreugd of rouw:) Dàt is wáre vriendentrouw! Vorige Volgende