Al de volksdichten. Deel 2(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 153] [p. 153] Bij 't scheiden. 1. 't Is, naar des Heeren raad, gewis, Dat elk, van wat hem 't liefst hier is, Moet scheiden; En toch valt, 'heel het leven lang, Ons harte niets zóo zwaar en bang, Dan Scheiden! 2. Vindt gij een bloempjen op uw pad, Zoo plaats het in kristallen vat, Maar wéet het... Als 't morgen bloeit in volle pracht, Verwelkt het ligt dienzelfden nacht, Och, wéet het! 3. En gaf u God een liefste of vrind, Denk steeds... hoe teêr gij hen bemint, [pagina 154] [p. 154] Om 't scheen; Een korte spanne tijds vliegt heen... En ach! - daar staat gij reeds, alléen, Te schreijen. 4. Doch... éenen troost mag ik U biên... ........... Wanneer men scheiden moet of vliên, Dan zegt men toch: - 'tot wéderzien!' Vorige Volgende