Al de volksdichten. Deel 2
(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij
[pagina 104]
| |
Kermispret.'Eénmaal weelde moet er zijn
Voor wie altijd armoê lijên; -
Doe me, voor de bittre tijên,
Suiker in mijn brandewijn:
Hôp maar, Jaantje! hôp maar, Jan!
Dat gaat op een zwieren, Man!'
Weet ge, wàt het liedje vraagt?
Wie of 't pretje zal betálen,
Wie de schaê draagt van dat malen? -
Of ge 't inzâg', Man en Maagd!
Geld, gezondheid, deugd en eer,
Die verdanst ge in éénen keer.
Voor wat nu door 't kéelgat slaat,
Zult ge een' winter armoê lijên,
En de kindren zullen schreijen
Harder dan de videlGa naar voetnoot(*) gaat:
Eénmaal weelde en àltijd nood...
Béter hou ik: dáaglijksch brood!
|
|