Al de volksdichten. Deel 2(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] Rust. Wij rusten van den zwaren dag In 't bloesem-sneeuwend lommer, Het hoofd omhoog, in 't oog een lach, De geest bevrijd van kommer; Want Arbeid is des levens lust, En ô, hoe heerlijk smaakt dan Rust! Och! kruipt er somtijds in uw hart Een ditje, of wel een datje... Getroost aan 't Werk - en alle smart En alle leed vergat-je; En hoe ze wáakten: - de avondrust Die heeft hen straks in slaap gesust. Wat zijt gij, zware levensdag, Dan tobben, slaven, zwoegen? Doch, daar 't niet anders wezen mag, Wil ik mij gaarne voegen: Eens toch - wacht alle Moêden rust, Aan die gestarnde hemelkust. Vorige Volgende