Al de volksdichten. Deel 2(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Zaaijen en maaijen. Ik weet een kostlijk vôglenlied: 'Wij zaaijen niet, wij maaijen niet!' - Zij zingen 't hoog, zij zingen 't laag, In eikentop en rozenhaag, Op heî en weî, in struik en riet... 'Wij zaaijen niet, wij maaijen niet!' Doch - schoon de Landman 't gaarne hóort, Hij zaait maar toe, hij maait maar voort; Hij melkt zijn runders - maakt zijn ros Eerst 's avonds van de ploegschaar los, En denkt bij 't rijzen van den dag: ''k Ben blij toch, dat ik werken mag!' 'Maar komt des levens ávond aan, Dan moog 't mij als de Vogels gaan; Dan stijgt mijn lied, al beeft mijn stem, Als 't kostlijk vôglenlied - tot Hem, Die uit den Hemel op mij ziet... Al zaai of maai ik dan meer niet!' Vorige Volgende