Al de volksdichten. Deel 2(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Oogst. De maaijer drijft de scherpe zicht Door 't gouden koren heen, De halmen vallen, zwaar en digt, In rijen naar beneên: De meisjes binden op het veld Het graan in schoven vast, In wagens, dâvrend aangesneld, Wordt schoof op schoof getast: En bovenop springt door elkaâr De jeugd in dartlen dans, En korenbloem en koren-aar Vereenen ze in een' krans: En wie de knapste maaijer is, En wie de knapste maagd, Die wéet (als 't avond wordt) gewis... Wie zulk een oogstkrans draagt. Vorige Volgende