Al de volksdichten. Deel 2(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] De denneboom. I. - Wel denneboom! wat staat ge daar Zoo treurig in het dorre zand? Uw stam is krom, uw loof verbrand... (Zoo sprak een eenzaam wandelaar) - Me dunkt, wanneer een klare stroom Uw naakte wortels had besproeid, Dan waart ge règter opgegroeid, Dan stond ge frisscher, denneboom! Verlangt ge niet naar béter plek?.... Zeg! wilt ge, dat ik u verplant' Van uit dit dorre, heete zand, Naar gindschen, vetten oeverkant? Dan hebt ge kommer noch gebrek! - II. 'Neen, wandelaar!' (zoo sprak de boom) 'Ik dank je wel; ik ben tevreên; Al sta ik hier ook wat alleen, Mijn plaats is hier, - niet aan den stroom: De goede God heeft mij geplant, Opdat ik hier mijn pligt zou doen, En met mijn vaal, maar duurzaam groen Wat schaduw werpen op het zand; [pagina 41] [p. 41] Soms vliegt er, bij der zonne gloed En juist omdat ik sta alleen, Ter ruste, hier een vogel heen: En, net als gij, zoekt menigeen Wat koelte aan mijn bemosten voet. 'Zie! als ik ginder aan den stroom Zoo tusschen eik en linde stond, Wie keek dan, in dien vetten grond, Naar zulk een' kleinen denneboom? Dàar zocht mij wel geen vogelijn, Geen wand'laar rustte er in mijn schaâuw, En regen, zonneschijn en dauw Zou voor die trotsche boomen zijn: Hier leef ik vreedzaam en alleen; En heb ik ook wat dorder grond, Toch dank ik God met hart en mond; - Geloof me, zoo ik elders stond, 'k Was niet zoo nuttig en tevreên!' III. De wand'laar sloeg, met stillen schroom En regt beschaamd, zijne oogen neêr; En sprak: - dat is een goede leer; Ik dankje, ik dankje, denneboom! [pagina 42] [p. 42] Ja waarlijk! ja, gij hebt gelijk: - Ook de Armste, die zijn' pligt hier doet, Vindt vrede en rust in zijn gemoed, En - slechts Tevredenheid maakt rijk! Doch Ik, ondankbre, die ik was, Ik vlijde me in uw schaduw neêr En loofde niet den goeden Heer, Die hier u plantte tot Zijne eer.... En Mij van trotschen waan genas. Vorige Volgende