Al de volksdichten. Deel 2(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] Waterdrinken. Lief nachtegaaltje, met uw zoet geluid! Gij drinkt den dauw, en zingt nog éens zoo hel; Gij drinkt het water uit de klare Wel, En 't is, alsof gij éens zoo zangrig fluit. Zit in frisch watertje dan zulk een kracht Tot àl, wat óoit het hart verheugen mogt? 'k Beken, lief beest, ik had het nooit gedacht, En 'k heb het wel in àndren drank gezocht. Maar sinds uw voorbeeld mij, tot morgendrank, Een koele teug deed putten uit de bron, Gevoelde ik eerst de kracht der watersprank, En dat ik blijder, reiner zingen kon. Lief nachtegaaltje! 't zal een wedstrijd zijn, Wie van ons Twee het dankbaarst loflied heeft... Nu ik geproefd heb van uw vogelwijn, Die helder hoofd en vrolijk harte geeft! Vorige Volgende