Al de volksdichten. Deel 2(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Een vôglenlied. 1. Klein vogelijn op groenen tak, Wat zingt ge een lustig lied! Daar ginder is een dak van riet... Een jongen kloutert op het dak, En tuurt vèr in de blaauwe lucht, En roept: 'ô Had ik vogelvlugt!' Zou dàt de zin van 't liedje zijn? Klein vogelijn! 2. Klein vogelijn op groenen tak, Wat zingt ge een lieflijk lied! Een maagdlijn buigt in 't loof - en ziet Een kieken, dat door 't eitje brak, En gluurt in 't aardig nestje neêr En fluistert: 'och! hoe lief en teêr!'.... Zou dàt de zin van 't liedje zijn? Klein vogelijn! [pagina 38] [p. 38] 3. Klein vogelijn op groenen tak, Wat zingt ge een smeltend lied! Op 't zachte groen der grafsteê giet De maan haar zilver: - oud en zwak Knielt daar een Grijze, en murmelt stil: 'Leer mij berusten in Uw wil!' Zou dàt uw schóonste lied niet zijn? Klein vogelijn! Vorige Volgende