Al de volksdichten. Deel 2(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] Na krankte. 1. Nu rust ik uit: nu rust ik uit In bloemen en in geurig kruid; En nu ik u ben ingegleden, o Donsen bed, fluweelen peul... Nu voelen eerst mijn kranke leden Hoe gij mij zijt tot baat en heul. 2. Trouw hondje! (gij, Gij wist het wel!) Het scheen mij enkel dartel spel, Als gij uw neusje in 't gras gingt steken; - Maar nu, nu wéet ik, wat het was: En hoe de kwalen en gebreken Genezen, door dat groene gras. 3. En sla 'k, zoo liggend, dan mijn oog Naar 't helderblaauw van 's hemels boog, Om 't koestrend zonlicht in te drinken, Dan is 't, of in die zee van gloed Mijn ziel moet zinken en verzinken, Tot ze in den hemel landen moet. [pagina 24] [p. 24] 4. Doch, als dan 't oog verblind zich sluit, Roep ik, in dankbre blijdschap, uit: 'Heil! dat ik nog op aard mag wezen! Dat ik (een stumper als ik was!) Nu, haast van alle leed genezen, Nog liggen mag in 't groene gras.' Vorige Volgende