Al de volksdichten. Deel 2(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] In krankte. 1. De Lente tooit zich als een bruid! Het groene gras, het groene kruid, En duizend bloemtjes spruiten uit... En iedre vogel kweelt en fluit. 2. Maar van de vogels altemaal Zingt wel het teêrst de Nachtegaal: En, als ik krank en peinzend dwaal, Roept hij mij toe, in zoete taal: 3. 'Wel-op, mijn kranke Vriend, wees blij, Daar is het zoele Jaarget! - Ook in Uw ziel is melodij: Och! 'k bid-je, spiegel u aan Mij! [pagina 22] [p. 22] 4. 'Al blijf ik kort, al zing ik kort, ô Denk niet, dat mijn hartje mort; 'k Heb, lang vóór dat het Zomer wordt, Mijn schat van Zangen uitgestort. 5. 'Wie zóó, het innigst wat hij heeft In reine, dankbre Liedren geeft, Als Lentebloesem hem omweeft... Al is het kort - hij heeft geléefd!' Vorige Volgende