Al de volksdichten. Deel 2(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Eikenboom. 1. De stormwind huilt, de stormwind brult En zweept u, krachtige eikenboom: En 't gieren, dat de lucht vervult, Doordringt het hart met killen schroom. 2. Toch heft Ge u, even fier en trotsch, En buigt naaûw, waar hij andren vèlt: - Wat mag het zijn dat, als een rots, U vast doet staan in 't stormgeweld? 4. 'Mijn stam is forsch, mijn kruin is hoog, Doch - wat het kràchtigst mij bewaart Zijn (meest verborgen voor het oog) De Wortels, die ik schoot in de Aard'! 4. 'Ik klemde mij aan de Aarde vast Als aan een trouw en minnend hart: En gaarne duldt zij leed en last, Als ik de wilde vlagen tart! [pagina 26] [p. 26] 5. 'En 't is me, als voelde ik, telken keer Wanneer ik worstlend weêrstand bood, Hoe Zij, met nieuwe liefde, weêr In teêdre omhelzing mij omsloot!' - 6. ô Méer dan zalig, wie beseft Dat Hij den storm het veiligst tart, Die fier de kruin ten Hemel heft, Maar wortelt... in een minnend Hart! Vorige Volgende