Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 222] [p. 222] Schoonheid des ouderdoms. 't Voorhoofd met rimpels en groeven doorsneden, Wangen zoo vaal en zoo knokig van been, Bochlig gebogen, met wanklende schreden Strompelt ons Besje op haar krukje daarheen; Naast haar, met bloeijende, blozende wangen, Tintelvolle oogen en ravenzwart hair, 't Mondjen, alsof gij een perzik zaagt hangen, Gaat onze jolige, guitige Klaâr! Toch is in Grootjes ernst-vriendelijk wezen Zoo iets trouwhartigs, verstandigs en goeds, Zooveel oneindige liefde te lezen, Zooveel berusting en vreê des gemoeds, Dat ik - schoon Klaartje als een roosje moog' prijken (Lacht gij mij uit... och! ik glimlachte meê) Uitroep: 'Hoor, Klara! hoe mooi ge moogt 'lijken, Mij dunkt ons Besje het móóist van u twee!’ Vorige Volgende